ECLI:NL:RBLIM:2024:1400
Rechtbank Limburg
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verdeling gemeenschap en verkoop van een gemeenschappelijke woning na beëindiging van een affectieve relatie
In deze zaak, die op 27 maart 2024 door de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee partijen, de vrouw en de man, die een affectieve relatie hebben gehad die in 2011 is geëindigd. Beide partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning in [plaatsnaam], die zij in onverdeeldheid bezitten. De vrouw heeft de woning van 2011 tot 2018 bewoond, waarna de man de woning heeft betrokken. De vrouw heeft schulden bij BsGW en de Belastingdienst, wat heeft geleid tot executoriaal beslag op haar aandeel in de woning. Partijen hebben eerder een minnelijke regeling getroffen voor de verkoop van de woning, maar de vrouw heeft deze regeling eenzijdig ingetrokken en een nieuwe makelaar ingeschakeld, wat tot onenigheid heeft geleid.
In het kort geding vordert de vrouw ontruiming van de woning door de man en medewerking aan de verkoop van de woning. De man vordert in reconventie toedeling van de woning aan hemzelf en betaling van een geldlening door de vrouw. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de man de gelegenheid krijgt om binnen drie maanden een financiering te regelen voor de overname van de woning. Indien dit niet lukt, zal de woning worden verkocht aan een derde, waarbij beide partijen een makelaar zullen inschakelen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.