Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.Het afdoeningsvoorstel
De overwegingen die, zo blijkt uit de overeenkomst en uit hetgeen ter zitting is besproken, aan het maken van procesafspraken ten grondslag heeft gelegen, betreffen het tijdsverloop (de aan de verdachte tenlastegelegde feiten dateren van 2020) en, in het verlengde daarvan, de wens van beide partijen om tot een snelle, efficiënte en definitieve afdoening van de strafzaak en -procedure te komen. Naar het oordeel van zowel het Openbaar Ministerie als de verdediging passen de overeengekomen procesafspraken binnen het door de Hoge Raad geschetste kader hieromtrent (zie Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252).
De verdachte:
- zal ter terechtzitting requireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten als hiervoor weergegeven en een strafeis vordert van - met aftrek van het reeds ondergane voorarrest - 270 dagen gevangenisstraf, waarvan 205 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis;
4.De beoordeling van het bewijs
[naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, Opiumwet;
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De straf en/of de maatregel
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 205 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
- veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)