In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Heemwonen en [naam onderbewindgestelde], die als huurder van een sociale huurwoning fungeert. Heemwonen vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat er illegale prostitutieactiviteiten vanuit de woning zouden plaatsvinden. De procedure begon met een dagvaarding op 29 augustus 2023, na eerdere bestuurlijke controles op 29 maart en 9 mei 2023, waarbij werd vastgesteld dat de woning werd gebruikt voor prostitutie zonder vergunning. De huurder ontkende op de hoogte te zijn van deze activiteiten, maar de rechtbank oordeelde dat hij verantwoordelijk was voor het gedrag van de personen die in zijn woning verbleven. De kantonrechter concludeerde dat de huurder op meerdere punten tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder het niet naleven van de gedragsaanwijzing en het onderverhuren van de woning zonder toestemming. De rechtbank oordeelde dat de ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst de ontbinding rechtvaardigden. De huurder werd veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en de proceskosten te betalen, die op € 665,85 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.