ECLI:NL:RBLIM:2024:1361
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van informatieverzoeken op basis van de Wet openbaarheid van bestuur door de rechtbank
In deze zaak heeft eiser informatieverzoeken ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Het college heeft aanvankelijk gesteld dat eiser misbruik maakt van recht en heeft de verzoeken niet-ontvankelijk verklaard, met de bewering dat het geen verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) betreft. De rechtbank Limburg heeft echter geoordeeld dat de verzoeken van eiser wel degelijk Wob-verzoeken zijn en dat er geen sprake is van misbruik van recht. De rechtbank heeft de besluiten van het college van 19 en 20 januari 2022 vernietigd en het college opgedragen om binnen twaalf weken nieuwe besluiten op bezwaar te nemen, waarbij inhoudelijk op de Wob-verzoeken van eiser moet worden beslist.
De rechtbank heeft ook bepaald dat het college de griffierechten en proceskosten aan eiser moet vergoeden. Eiser heeft recht op een vergoeding van € 368,- voor griffierechten en € 1.770,32 voor proceskosten. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 500,- toegekend voor de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de beroepen is overschreden, en dat de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) verantwoordelijk is voor de vergoeding van de proceskosten die eiser heeft gemaakt voor de behandeling van de verzoeken om schadevergoeding.
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft het proces-verbaal van de uitspraak opgemaakt, dat op 22 maart 2024 aan de partijen is verzonden.