Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
Omstreeks: 12:53 uur
1. vrachtauto, kenteken [kentekennummer 1] , MAN Tgs (Duitsland),
met voortbewogen oplegger, kenteken [kentekennummer 2] , Meierling (Duitsland)
2. personenauto, kenteken [kentekennummer 3] , Renault Megane Scenic,
bestuurder [slachtoffer 1]
4. bestelauto, kenteken [kentekennummer 5] , Volkswagen Crafter,
bestuurder: [naam 2] ,
5. personenauto, kenteken [kentekennummer 6] , Fiat Punto 1.2,
6. personenauto, kenteken [kentekennummer 7] Toyota Aygo,
bestuurder: [naam 3] ,
7. personenauto, kenteken [kentekennummer 8] Opel Corsa (Duitsland),
bestuurder: [naam 4] .
[…] [slachtoffer 1] .
LichtgesteldheidOp het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid volgens opgave van collega(’s) daglicht.
WegdekHet wegdek was schoon en droog.
Betrokken voertuigenDe MAN verkeerde, voor zover kon worden vastgesteld, vóór het ongeval rijtechnisch in voldoende staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
UitzichtbepalingenHet uitzicht van de bestuurder van de MAN werd niet belemmerd.
15 seconden. Zeer waarschijnlijk is die afwijking (aangeduid met rode pijl) als gevolg van de botsing met de Renault ontstaan. Verder is in de bovenste grafiek tussen de blauwe lijn om 12.50 uur en 17,25 seconden en de rode lijn om 12.50 uur en 18 seconden een afwijking te zien in de acceleratie/deceleratie welke zeer waarschijnlijk als gevolg van de botsing met de Volvo met daarna de Volkswagen was ontstaan.
8 seconden en dat de Volkswagen 4,85 seconden voor de impact stilstond en langzaam snelheid meerderde tot 7 km/u bij de impact.
Uit de pre-crash data in het rapport van de Event Data Recorder van de Toyota blijkt dat de Toyota één event had geregistreerd en dat de Toyota 5 seconden voor de impact 10 km/u reed en langzaam snelheid minderde tot 6 km/u bij de impact.
- De bestuurders van alle ongevalsvoertuigen reden over de parallelbaan van de
A67links, komende uit de richting van Duitsland en rijdende in de richting van
Eindhoven, in het wegvak tussen de directe verbindingsweg naar de A73 richting
Nijmegen en de lus naar de A73 richting Maastricht.
- De bestuurders van de Volkswagen en de Toyota 5 seconden voor de impact
stilstonden dan wel langzaam reden.
- De snelheden van de overige bij de aanrijding betrokken personenauto’s zeer
waarschijnlijk niet, dan wel niet veel, hoger lagen dan die van de Volkswagen en de
Toyota.
- De bestuurder van de MAN ongeveer 86 km/u reed en geen snelheid minderde voor de
eerste botsing.
- De Renault door de MAN van achter werd aangereden. De Renault werd vervolgens
tegen de vangrail rechts van de vluchtstrook gedrukt.
- De MAN vervolgens op de Volvo botste die kort hierna tegen de Volkswagen werd
gedrukt.
- De Volvo botste vervolgens tegen de achterzijde van de Fiat. De Fiat werd hierdoor
tegen de achterzijde van de Toyota gedrukt.
- De Fiat kwam tegen een hectometerpaal tot stilstand.
-Technisch kon niet worden vastgesteld met welk voertuig de Opel in aanraking was
geweest.
De file stond ongeveer halverwege de parallelbaan. Ik zag dat verschillende voertuigen voor mij de alarmlichten aan hadden staan. Ik zag dat het een langzaam rijdende file betrof. Ik heb eerst afgeremd en heb daarna de alarmverlichting aangezet. Toen ik bijna stilstond, zag ik de vrachtwagen in mijn achteruitkijkspiegel met een hoge snelheid aankomen. Ik zag de vrachtwagen ter hoogte van de wisseling van de hoofdrijbaan met de parallelbaan. Er zat op dat moment een paar 100 meter afstand tussen mij en de vrachtwagen. Ik zag dat de vrachtwagen met onverminderde snelheid op me af kwam. Ik zag vrij snel dat de vrachtwagen met zo’n snelheid nooit meer op tijd stil kon komen te staan. Ik wist op dat moment dat ik moest proberen om weg te komen, omdat een aanrijding onvermijdbaar was. Ik stuurde hierop naar rechts richting de vluchtstrook. Vrijwel meteen voelde en hoorde ik een enorme klap en zag ik dat ik geraakt werd door de vrachtwagen.
Mentale belastbaarheid verbeterd, maar geeft nog wel beperkingen in dagelijks leven.
Juridisch kaderDe rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en dus van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Ter plaatse gold voor vrachtwagens een maximumsnelheid 80 kilometer per uur. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de vrachtwagen voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van 86 kilometer per uur heeft gereden en geen snelheid heeft geminderd. De vrachtwagen vertoonde vóór de aanrijding geen technische gebreken. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte met een te hoge snelheid op de stilstaande of stapvoets rijdende file is ingereden. Hij heeft niet geremd en is evenmin uitgeweken om een botsing met de voertuigen voor hem te voorkomen. De verdachte heeft dit ook ter terechtzitting bevestigd.
De parallelweg is een rechte weg. Het weer was ten tijde van het ongeval zonnig, droog en helder en het wegdek was schoon en droog.
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat de file al bij het wisselen van de hoofdrijbaan naar de parallelbaan zichtbaar was. Dat is een paar honderd meter voor de plek van het ongeval. De verdachte, die tot het ongeval vaak hier heeft gereden omdat het zijn vaste route was, heeft tijdens de zitting verklaard dat er in het verleden wel vaker file halverwege de parallelweg stond en dat dit inderdaad al bij het wisselen van de hoofdbaan naar de parallelbaan zichtbaar was. Verdachte heeft ook verklaard dat hij er dan voor koos om de file te vermijden door een andere route te nemen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte, zeker gezien zijn hoge zitpositie, de file al bij het wisselen van de hoofdrijbaan naar de parallelbaan had kunnen opmerken. Zelfs als de verdachte de file pas iets later zou hebben opgemerkt, had hij - zoals hij ook zelf tijdens de zitting heeft verklaard - nog kunnen remmen of kunnen uitwijken naar de vluchtstrook of de middenberm.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid, maar dat de verdachte te lang zijn aandacht niet bij de weg en het overige verkeer heeft gehouden. Daarbij komt dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de voor vrachtwagens geldende maximumsnelheid van 80 km per uur. Bovendien mocht van de verdachte die al 24 jaar vrachtwagenchauffeur van beroep was en een zware lading bij zich had een grotere mate van zorgvuldigheid worden verlangd dan van een gemiddelde, ervaren weggebruiker. Een vrachtwagen is immers een zwaar voertuig dat in geval van een aanrijding aanzienlijk meer schade kan veroorzaken. Dit alles leidt in beginsel tot de conclusie dat er sprake is van aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid en daarmee van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Dat kan echter anders zijn indien omstandigheden aannemelijk zijn geworden - bijvoorbeeld dat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde - waaruit volgt dat van schuld in de zin van artikel 6 WVW niet kan worden gesproken.
Zwaar lichamelijk letselAls gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 1] ernstig hersenletsel en een dubbelzijdige bekkenfractuur opgelopen met blijvende cognitieve stoornissen tot gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat dit letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
Redelijke termijnDe officier van justitie heeft aangegeven dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. De rechtbank neemt het betekenen van de dagvaarding
- 16 januari 2024 - als aanvangsmoment, nu geen eerder aanvangsmoment is aan te wijzen. Dat betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden. Wel is er sprake van een strafbaar feit dat ruim vierenhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal met dit laatste in strafverminderende zin rekening houden.
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4. is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het primaire feit tot een
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L.L. Ruijters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2024.