ECLI:NL:RBLIM:2024:1291

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
03.242552.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vrachtwagenchauffeur voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 9 juli 2019 vond er op de parallelweg van de Rijksweg A67 in de gemeente Venlo een ernstig verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als bestuurder van een vrachtwagen, een stilstaande file niet opmerkte. De verdachte reed met een snelheid van 86 km/u en botste zonder te remmen achterop een Renault, die op zijn beurt andere voertuigen raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen een kort moment van onoplettendheid had, maar dat hij te lang zijn aandacht niet bij de weg had gehouden. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.H.M. Handring, en verklaarde dat hij de file niet had gezien. Getuigen bevestigden dat de file al zichtbaar was en dat andere voertuigen hun alarmlichten aan hadden staan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat hij niet had geremd of uitgeweken. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot het letsel van een tweede slachtoffer, omdat er onvoldoende bewijs was voor zwaar lichamelijk letsel.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.242552.23
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboortegegevens] 1960,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.M. Handring, advocaat kantoorhoudende in Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 maart 2024. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte als bestuurder van een vrachtwagen een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, dan wel dat de verdachte zich gevaarlijk en/of hinderlijk heeft gedragen in het verkeer.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Volgens de officier van justitie is geen sprake geweest van alleen maar een kort moment van onoplettendheid, maar van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. De verdachte is met zijn vrachtwagen (trekker met oplegger) met een snelheid van 86 kilometer per uur, zonder te remmen, op de file ingereden. Uit de medische gegevens blijkt dat [slachtoffer 1] bij het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie kan op basis van het dossier niet vaststellen dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden is ontstaan, zodat de verdachte voor dit deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat het verkeersongeval niet aan de schuld van de verdachte is te wijten. Voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Volgens de verdediging is slechts sprake geweest van een kort moment van onoplettendheid. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte voorafgaand aan het ongeval een black-out heeft gehad. De verdachte herinnert zich alleen dat hij van de hoofdbaan naar de parallelbaan is gewisseld, dat er een botsing heeft plaatsgevonden en dat hij na de botsing heeft geprobeerd uit te wijken naar de berm tussen de parallelbaan en de hoofdrijbaan. Het is voor hem een raadsel waarom hij de file niet heeft gezien en niet heeft gereageerd. Hij is kort na het ongeval bij een medisch specialist geweest, op zoek naar een verklaring, maar er zijn geen neurologische afwijkingen gevonden. De verdediging heeft in dit verband gewezen op het vonnis van de rechtbank Limburg van 22 februari 2006 (ECLI:NL:RBROE:2006:AV2100) waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), omdat er geen duidelijke oorzaak aanwijsbaar was die verklaarde of aannemelijk maakte waarom de verdachte op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer terecht was gekomen. De verdediging heeft verder gewezen op het vonnis van de rechtbank Limburg van 23 oktober 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:10068) waaruit blijkt dat ook zonder aanwijsbare medische oorzaak sprake van een black-out kan zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Uit het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 24 februari 2020 volgt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende: [2]
Op dinsdag 9 juli 2019 te 12:53 uur, kreeg ik, verbalisant [naam 5] , kennis van een verkeersongeval.
OngevalDatum: 9 juli 2019
Omstreeks: 12:53 uur
Betrokken voertuigen en bestuurders:
1. vrachtauto, kenteken [kentekennummer 1] , MAN Tgs (Duitsland),
bestuurder [verdachte] ,
met voortbewogen oplegger, kenteken [kentekennummer 2] , Meierling (Duitsland)
2. personenauto, kenteken [kentekennummer 3] , Renault Megane Scenic,
bestuurder [naam 1]
3. personenauto, kenteken [kentekennummer 4] , Volvo V40,
bestuurder [slachtoffer 1]
4. bestelauto, kenteken [kentekennummer 5] , Volkswagen Crafter,
bestuurder: [naam 2] ,
5. personenauto, kenteken [kentekennummer 6] , Fiat Punto 1.2,
bestuurder: [slachtoffer 2] ,
6. personenauto, kenteken [kentekennummer 7] Toyota Aygo,
bestuurder: [naam 3] ,
7. personenauto, kenteken [kentekennummer 8] Opel Corsa (Duitsland),
bestuurder: [naam 4] .
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen.
[…] [slachtoffer 1] .
Uit het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van de Forensische Opsporing van de politie Eenheid Limburg van 27 januari 2020, volgt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende: [3]
WegsituatieHet verkeersongeval had plaatsgevonden op de parallelweg van de Rijksweg A67 links, buiten de bebouwde kom, in de gemeente Venlo. Het verkeersongeval had plaatsgevonden ter hoogte van [hectometerpaal] . De Rijksweg A67 heeft zijn verloop van Duitsland naar België en vice versa. Het gedeelte van de A67 waar de betrokken voertuigen reden was een parallelbaan naast de hoofdrijbaan op het knooppunt “Zaarderheiken”. Dit gedeelte lag tussen de directe verbindingsweg naar de Rijksweg A73 richting Nijmegen en het kwadrant naar de Rijksweg A73 in de richting van Maastricht. Het ongeval vond gezien in de rijrichting van alle voertuigen plaats op een recht weggedeelte van de A67.
Verkeersmaatregelen ter plaatseVoor vrachtwagens bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/h.
LichtgesteldheidOp het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid volgens opgave van collega(’s) daglicht.
WeersgesteldheidOp het moment van de aanrijding was de weersgesteldheid volgens opgave van collega(’s) zonnig, droog en helder.
WegdekHet wegdek was schoon en droog.
Betrokken voertuigenDe MAN verkeerde, voor zover kon worden vastgesteld, vóór het ongeval rijtechnisch in voldoende staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
UitzichtbepalingenHet uitzicht van de bestuurder van de MAN werd niet belemmerd.
LadingDe lading bestond uit metselzand. De totale massa van de lading bedroeg ongeveer 28.250 kilogram.
Tachograaf analyseUit de data van de tachograaf blijkt dat de MAN voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van ongeveer 86 km/u reed. In de bovenste grafiek van afbeelding 33 is een afwijking van de acceleratie/deceleratie van de MAN zichtbaar om 12.50 uur en
15 seconden. Zeer waarschijnlijk is die afwijking (aangeduid met rode pijl) als gevolg van de botsing met de Renault ontstaan. Verder is in de bovenste grafiek tussen de blauwe lijn om 12.50 uur en 17,25 seconden en de rode lijn om 12.50 uur en 18 seconden een afwijking te zien in de acceleratie/deceleratie welke zeer waarschijnlijk als gevolg van de botsing met de Volvo met daarna de Volkswagen was ontstaan.
Digitale gegevensdragersUit de pre-crash data in het rapport van de Event Data Recorder van de Volkswagen blijkt dat de Volkswagen één event had geregistreerd op 9 juli 2019 om 12.50 uur en
8 seconden en dat de Volkswagen 4,85 seconden voor de impact stilstond en langzaam snelheid meerderde tot 7 km/u bij de impact.
Uit de pre-crash data in het rapport van de Event Data Recorder van de Toyota blijkt dat de Toyota één event had geregistreerd en dat de Toyota 5 seconden voor de impact 10 km/u reed en langzaam snelheid minderde tot 6 km/u bij de impact.
Toedracht, oorzaak en gevolgOp basis van de aangetroffen sporen, eindposities, schades aan de betrokken voertuigen en de digitale sporendragers kon worden vastgesteld dat:
- De bestuurders van alle ongevalsvoertuigen reden over de parallelbaan van de
A67links, komende uit de richting van Duitsland en rijdende in de richting van
Eindhoven, in het wegvak tussen de directe verbindingsweg naar de A73 richting
Nijmegen en de lus naar de A73 richting Maastricht.
- De bestuurders van de Volkswagen en de Toyota 5 seconden voor de impact
stilstonden dan wel langzaam reden.
- De snelheden van de overige bij de aanrijding betrokken personenauto’s zeer
waarschijnlijk niet, dan wel niet veel, hoger lagen dan die van de Volkswagen en de
Toyota.
- De bestuurder van de MAN ongeveer 86 km/u reed en geen snelheid minderde voor de
eerste botsing.
- De Renault door de MAN van achter werd aangereden. De Renault werd vervolgens
tegen de vangrail rechts van de vluchtstrook gedrukt.
- De MAN vervolgens op de Volvo botste die kort hierna tegen de Volkswagen werd
gedrukt.
- De Volvo botste vervolgens tegen de achterzijde van de Fiat. De Fiat werd hierdoor
tegen de achterzijde van de Toyota gedrukt.
- De Fiat kwam tegen een hectometerpaal tot stilstand.
-Technisch kon niet worden vastgesteld met welk voertuig de Opel in aanraking was
geweest.
VermijdbaarheidIndien de bestuurder van de MAN de snelheid van zijn voertuig had aangepast aan de voor hem rijdende voertuigen had de aanrijding niet plaats gevonden.
Uit de processen-verbaal van verhoor van de getuige [naam 1] van 13 juli 2019 en 7
februari 2020 blijkt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende: [4]
Toen ik van de hoofdrijbaan naar de parallelbaan wisselde, zag ik de file staan.
De file stond ongeveer halverwege de parallelbaan. Ik zag dat verschillende voertuigen voor mij de alarmlichten aan hadden staan. Ik zag dat het een langzaam rijdende file betrof. Ik heb eerst afgeremd en heb daarna de alarmverlichting aangezet. Toen ik bijna stilstond, zag ik de vrachtwagen in mijn achteruitkijkspiegel met een hoge snelheid aankomen. Ik zag de vrachtwagen ter hoogte van de wisseling van de hoofdrijbaan met de parallelbaan. Er zat op dat moment een paar 100 meter afstand tussen mij en de vrachtwagen. Ik zag dat de vrachtwagen met onverminderde snelheid op me af kwam. Ik zag vrij snel dat de vrachtwagen met zo’n snelheid nooit meer op tijd stil kon komen te staan. Ik wist op dat moment dat ik moest proberen om weg te komen, omdat een aanrijding onvermijdbaar was. Ik stuurde hierop naar rechts richting de vluchtstrook. Vrijwel meteen voelde en hoorde ik een enorme klap en zag ik dat ik geraakt werd door de vrachtwagen.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 3] van 13 juli 2019 blijkt - zakelijkweergegeven - onder meer het volgende: [5]
Ik heb mijn alarmlichten aangezet en ben in de file aangesloten. De file reeds stapvoets. Ik zag dat een vrachtwagen achterop de file klapte en dat de voertuigen achter me van links naar rechts schoten. Ik voelde dat ik ook aan de achterzijde werd aangereden.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 4] van 11 juli 2019 blijkt –
zakelijk weergegeven - onder meer het volgende: [6]
Voor mij reden auto’s met hun alarmverlichting aan. Ik zag dat ik was geraakt door een bestelbus welke achter mij gereden had.
Uit de medische informatie over [slachtoffer 1] van MEREM Medische Revalidatie van
31 december 2019 blijkt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende: [7] 2 augustus 201949-jarige man met status naar hoog-energetisch trauma van 9 juli 2019 met als gevolg dubbelzijdig bekkenfractuur, stabiel en intracraniele afwijkingen met effusie bifrontaal en bloed onder tentorium beiderzijds met als gevolg hersteld hemiparese rechts en cognitieve stoornissen (geheugen, prikkelgevoeligheid). Als gevolg hierdoor beperkingen in lopen, zelfzorg, dagelijkse activiteiten ondernemen en werk.
31 december 2019Prikkelgevoeligheid aanwezig.
Mentale belastbaarheid verbeterd, maar geeft nog wel beperkingen in dagelijks leven.
De verdachte heeft tijdens de zitting van 8 maart 2024 - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende verklaard:
Op de dag van de aanrijding heb ik de file op de parallelbaan niet opgemerkt. Ik heb niet geremd en ben niet uitgeweken. Ik reed hier vaak, omdat het mijn vaste route was. Het is een overzichtelijke situatie. Ik zie daar vaker file halverwege de parallelweg. Bij het wisselen van de hoofdbaan is de file dan al te zien. Ik koos er bij een file vaak voor om de file te vermijden door een andere route te nemen. Dan sloeg ik op diezelfde parallelweg meteen af naar de verbindingsweg naar de A73 richting Nijmegen in plaats van de parallelbaan te vervolgen.
Bewijsoverwegingen
VerkeersongevalOp 9 juli 2019 heeft er op het knooppunt Zaarderheiken in de gemeente Venlo een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dit verkeersongeval waren de door de verdachte bestuurde vrachtwagen (trekker met oplegger, merk MAN) en zes andere voertuigen betrokken, te weten: een Renault, bestuurd door [naam 1] , een Volvo, bestuurd door [slachtoffer 1] , een Volkswagen, bestuurd door [naam 2] , een Fiat, bestuurd door [slachtoffer 2] , een Toyota bestuurd door [naam 3] en een Opel bestuurd door [naam 4] . Alle betrokken voertuigen reden op de parallelbaan van de A67 links, komende uit de richting van Duitsland en rijdende in de richting van Eindhoven, in het wegvak tussen de directe verbindingsweg naar de A73 richting Nijmegen en de lus naar de A73 richting Maastricht. In dit wegvak, halverwege de parallelbaan, was sprake van een stilstaande of stapvoetsrijdende file. De verdachte heeft de file niet gezien en is met de vrachtwagen tegen de achterzijde van de Renault en vervolgens tegen de achterzijde van de Volvo gebotst. De Volvo is hierop tegen de achterzijde van de Volkswagen en vervolgens tegen de achterzijde van de Fiat gebotst waarna de Fiat tegen de achterzijde van de Toyota is gebotst waarbij er ook nog een botsing tussen de Volkswagen en de Opel heeft plaatsgevonden.
Juridisch kaderDe rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en dus van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
SchuldUit de bewijsmiddelen volgt dat de file al even gaande was. De bestuurders van de betrokken voertuigen hebben de file tijdig opgemerkt en hebben tijdig hun snelheid aangepast. Zij reden ten tijde van het ongeval stapvoets of stonden stil. Niet alleen de bestuurder van de Renault had zijn waarschuwingslichten aangezet, maar ook andere weggebruikers in de file hadden hun waarschuwingslichten aan. Waarschuwingslichten vragen om extra oplettendheid bij weggebruikers.
Ter plaatse gold voor vrachtwagens een maximumsnelheid 80 kilometer per uur. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de vrachtwagen voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van 86 kilometer per uur heeft gereden en geen snelheid heeft geminderd. De vrachtwagen vertoonde vóór de aanrijding geen technische gebreken. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte met een te hoge snelheid op de stilstaande of stapvoets rijdende file is ingereden. Hij heeft niet geremd en is evenmin uitgeweken om een botsing met de voertuigen voor hem te voorkomen. De verdachte heeft dit ook ter terechtzitting bevestigd.
De parallelweg is een rechte weg. Het weer was ten tijde van het ongeval zonnig, droog en helder en het wegdek was schoon en droog.
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat de file al bij het wisselen van de hoofdrijbaan naar de parallelbaan zichtbaar was. Dat is een paar honderd meter voor de plek van het ongeval. De verdachte, die tot het ongeval vaak hier heeft gereden omdat het zijn vaste route was, heeft tijdens de zitting verklaard dat er in het verleden wel vaker file halverwege de parallelweg stond en dat dit inderdaad al bij het wisselen van de hoofdbaan naar de parallelbaan zichtbaar was. Verdachte heeft ook verklaard dat hij er dan voor koos om de file te vermijden door een andere route te nemen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte, zeker gezien zijn hoge zitpositie, de file al bij het wisselen van de hoofdrijbaan naar de parallelbaan had kunnen opmerken. Zelfs als de verdachte de file pas iets later zou hebben opgemerkt, had hij - zoals hij ook zelf tijdens de zitting heeft verklaard - nog kunnen remmen of kunnen uitwijken naar de vluchtstrook of de middenberm.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid, maar dat de verdachte te lang zijn aandacht niet bij de weg en het overige verkeer heeft gehouden. Daarbij komt dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de voor vrachtwagens geldende maximumsnelheid van 80 km per uur. Bovendien mocht van de verdachte die al 24 jaar vrachtwagenchauffeur van beroep was en een zware lading bij zich had een grotere mate van zorgvuldigheid worden verlangd dan van een gemiddelde, ervaren weggebruiker. Een vrachtwagen is immers een zwaar voertuig dat in geval van een aanrijding aanzienlijk meer schade kan veroorzaken. Dit alles leidt in beginsel tot de conclusie dat er sprake is van aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid en daarmee van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Dat kan echter anders zijn indien omstandigheden aannemelijk zijn geworden - bijvoorbeeld dat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde - waaruit volgt dat van schuld in de zin van artikel 6 WVW niet kan worden gesproken.
Black-outAnders dan de verdediging acht de rechtbank in deze zaak onvoldoende aannemelijk geworden dat de verdachte ten tijde van het ongeval een black-out had, te meer nu verdachte zich wel herinnert dat hij van de hoofdbaan naar de parallelbaan is gewisseld en zich ook herinnert dat hij na de botsing heeft geprobeerd uit te wijken naar de berm tussen de parallelbaan en de hoofdrijbaan. In de door de verdediging aangehaalde uitspraken was sprake van een andere situatie, namelijk een verdachte die op de verkeerde weghelft terecht was gekomen. Bovendien was in één van de aangehaalde uitspraken sprake van een verdachte met suikerziekte en was de andere verdachte van een zeer gevorderde leeftijd. Van deze situaties is hier geen sprake, zodat de vergelijking met die uitspraken niet opgaat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW. Zijn handelen acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden en gelet op de aard en ernst van de verkeersovertreding aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, leidt het handelen van de verdachte evenwel niet tot de conclusie dat de verdachte zeer onvoorzichtig of onoplettend heeft gereden. De rechtbank zal de verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Zwaar lichamelijk letselAls gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 1] ernstig hersenletsel en een dubbelzijdige bekkenfractuur opgelopen met blijvende cognitieve stoornissen tot gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat dit letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Voor wat betreft het letsel van [slachtoffer 2] heeft de rechtbank onvoldoende informatie om te kunnen concluderen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel of zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in haar normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank zal de verdachte daarvan partieel vrijspreken.
ConclusieAlles overwegende acht de rechtbank het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 9 juli 2019 in de gemeente Venlo als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, (parallelweg van de) Rijksweg A67 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, een aantal voor hem op dezelfde weg stilstaande dan wel langzaam rijdende motorrijtuigen van achteren is genaderd en daarbij niet heeft gelet op de weg voor hem en op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem en (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet heeft verminderd en niet is uitgeweken om een aanrijding of botsing met voornoemde voor hem rijdende dan wel stilstaande motorrijtuigen te voorkomen, althans niet in staat is geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waardoor een botsing is ontstaan tussen verdachtes motorrijtuig en meerdere voor hem stilstaande, dan wel langzaam rijdende, motorrijtuigen, en als gevolg daarvan, tussen meerdere, voor hem, verdachte, stilstaande, dan wel langzaam rijdende, motorrijtuigen onderling.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders ten laste is gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor onder 3.3. met betrekking tot de black-out is overwogen.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht te veroordelen tot een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Voor het geval de verdediging daarin niet wordt gevolgd, heeft de verdediging verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder daarbij een straf op te leggen dan wel een voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbankBij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feitDe verdachte heeft op 9 juli 2019 aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden met een ernstig verkeersongeval tot gevolg. [slachtoffer 1] heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen waarvan hij nog steeds de gevolgen ondervindt. Het ongeval heeft bij hem veel pijn en leed teweeg gebracht. Daarnaast heeft ook [slachtoffer 2] lichamelijk letsel opgelopen.
Landelijke oriëntatiepuntenBij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet op het samenstel van de categorieën ‘zwaar lichamelijk letsel’, ‘aanmerkelijke schuld’ en ‘geen alcohol’ geldt als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
De persoon van de verdachteDe rechtbank houdt rekening met de persoon van de verdachte. De verdachte heeft een blanco strafblad. De verdachte heeft na het ongeval zijn werk als vrachtwagenchauffeur neergelegd en zijn vrachtwagenrijbewijs ingeleverd. Hij heeft zich laten onderzoeken om te bezien of er een medische oorzaak voor zijn onoplettendheid zou zijn. Hij heeft bij de politie geprobeerd om de gegevens van de slachtoffers te achterhalen om zijn spijt te betuigen en te informeren hoe het met hen gaat. De verdachte is in therapie gegaan om het ongeluk te verwerken en gaat nog steeds gebukt onder het leed dat hij heeft veroorzaakt. De rechtbank zal hiermee in strafverminderende zin rekening houden.
Redelijke termijnDe officier van justitie heeft aangegeven dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. De rechtbank neemt het betekenen van de dagvaarding
- 16 januari 2024 - als aanvangsmoment, nu geen eerder aanvangsmoment is aan te wijzen. Dat betekent dat de redelijke termijn niet is overschreden. Wel is er sprake van een strafbaar feit dat ruim vierenhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal met dit laatste in strafverminderende zin rekening houden.
Ontzegging van de rijbevoegdheidGelet op het tijdsverloop en omdat de verdachte niet meer als vrachtwagenchauffeur werkzaam is, ziet de rechtbank, evenals de officier van justitie, geen aanleiding meer voor oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid.
ConclusieAlles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4. is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primaire feit tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. de Groot, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en
mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L.L. Ruijters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 maart 2024.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 9 juli 2019 in de gemeente Venlo als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, (parallelweg van de) Rijksweg A67 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een (of meer) ander(en), te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, een aantal voor hem op dezelfde weg stilstaande dan wel (langzaam) rijdende motorrijtuigen van achteren is genaderd en daarbij niet, althans niet voldoende, heeft gelet op de weg voor hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem en/of (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet, althans niet voldoende, heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met voornoemde voor hem rijdende dan wel stilstaande motorrijtuigen te voorkomen, althans niet in staat is geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en meerdere voor hem stilstaande, dan wel (langzaam) rijdende, motorrijtuigen, en/of als gevolg daarvan, tussen/door meerdere, voor hem, verdachte, stilstaande, dan wel (langzaam) rijdende, motorrijtuigen onderling;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juli 2019 in de gemeente Venlo als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, (parallelweg van de) Rijksweg A67, een aantal voor hem op dezelfde weg stilstaande dan wel (langzaam) rijdende motorrijtuigen van achteren is genaderd en daarbij niet, althans niet voldoende, heeft gelet op de weg voor hem en/of op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem en/of (daarbij) de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig
en/of niet, althans niet voldoende, heeft verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken om een aanrijding of botsing met voornoemde voor hem rijdende dan wel stilstaande motorrijtuigen te voorkomen, althans niet in staat is geweest om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waardoor, althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en meerdere voor hem stilstaande, dan wel (langzaam) rijdende, motorrijtuigen, en/of als gevolg daarvan, tussen/door meerdere, voor hem, verdachte, stilstaande, dan wel (langzaam) rijdende, motorrijtuigen onderling, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2471-2019107077, gesloten op 24 februari 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 117.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 24 februari 2020, pagina 2 tot en met pagina 7.
3.Proces-verbaal VerkeersOngevallen Analyse van 27 januari 2020, pagina’s 49, 51, 58, 81 tot en
4.Proces-verbaal van getuige [naam 1] van 13 juli 2019, pagina 35, en proces-verbaal van getuige [naam 1] van 7 februari 2020, pagina 37 tot en met pagina 39.
5.Proces-verbaal van getuige [naam 3] van 13 juli 2019, pagina 42.
6.Proces-verbaal van getuige [naam 4] van 11 juli 2019, pagina 44.
7.Een geschrift, te weten de medische informatie van MEREM Medische Revalidatie van