10.2.Van een schending van artikel 2:4 van de Awb is de rechtbank echter niet gebleken. Het is de rechtbank namelijk niet gebleken dat gedeputeerden [gedeputeerde 1] en [gedeputeerde 2] een persoonlijk belang hebben bij het bestreden besluit. Als zij in het kader van hun voormalige functie en op ambtelijk niveau betrokken zijn geweest bij de kwestie Q4, geeft die enkele omstandigheid daarvoor geen grond. Of de gedeputeerden eiser in hun voormalige functie hebben behandeld zoals eiser beschrijft, ligt in de onderhavige procedure niet voor en is op grond van de voorliggende stukken niet vast te stellen. Het is de rechtbank in elk geval niet gebleken dat verweerder in dit geval anders heeft gehandeld dan in andere vergelijkbare gevallen alleen omdat eiser het Wob-verzoek heeft ingediend. Er zijn geen indicaties om te veronderstellen dat er sprake is van vooringenomenheid. Verder is ook niet gebleken van enige beïnvloeding van de besluitvorming door de gedeputeerden [gedeputeerde 1] en [gedeputeerde 2] . Voor zover zij in hun rol als gedeputeerden over het bestreden besluit hebben gestemd, staat daar naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden niets aan in de weg.
Heeft er een juiste en volledige zoekslag plaatsgevonden?
11. Eiser heeft betoogd dat er geen correcte en volledige zoekslag heeft plaatsgevonden. Volgens eiser is er zelfs sprake van wissen of vernietigen van documenten, zoals de agendering van een afspraak, die heeft plaatsgevonden op 14 december 2016 tussen de [plaats 4] wethouder [wethouder] en een gedeputeerde over de kwestie Q4 op het Gouvernement in Maastricht. Dat dit overleg heeft plaatsgevonden blijkt uit de agenda van voornoemde wethouder. Volgens eiser zou deze agendering bij de provincie Limburg aanwezig moeten zijn. Eiser stelt dat ten onrechte ten aanzien van de hiervoor vermelde agendering van de afspraak op 14 december 2016 geen doorzending van zijn verzoek heeft plaatsgevonden naar de gemeente Venlo. Eiser heeft bij aanvullend beroepschrift van 25 januari 2024 aangevoerd dat naar aanleiding van een Wob-verzoek van eiser bij de gemeente Venlo hij alsnog deze informatie heeft gekregen. Echter, er blijven volgens eiser documenten (waaronder agenda en e-mailboxen), die bij verweerder berusten dan wel dienen te berusten die niet zijn verstrekt. Eiser verwijst in dit verband naar het feit dat op 7, 9 en 12 december 2016 vanuit de gemeente Venlo ambtelijk met het secretariaat van gedeputeerde [gedeputeerde 3] is gecorrespondeerd en dat een notitie op 12 december 2016 door de gemeente Venlo is opgesteld. Naar de mening van eiser staat dan ook vast dat door verweerder documenten worden achtergehouden. Dit blijkt volgens eiser eveneens uit het feit dat bij het huidige Wob-verzoek documenten openbaar zijn gemaakt, die reeds naar aanleiding van een eerder Wob-verzoek uit 2018 al hadden moeten worden verstrekt. Verder heeft eiser aangevoerd dat bij een separaat Wob-verzoek is gebleken dat AKD advocaten over de periode 2016-2018 tien keer heeft gefactureerd bij de provincie Limburg over de bestuurlijke aangelegenheid van dit Wob-verzoek, waardoor er volgens eiser meer documenten moeten zijn, die onder het bereik van dit Wob-verzoek vallen. In het aanvullend beroepschrift van 25 januari 2024 heeft eiser betoogd het niet aannemelijk te vinden dat er geen nadere documenten zijn binnen de provincie Limburg naar aanleiding van het advies van AKD advocaten van 14 november 2016 (over de intrekking van de ontheffing ex artikel 15 van de Gemeentewet, die verweerder aan het [plaats 4] raadslid [raadslid] had verleend) én het feit dat dit advies niet is gedeeld met [naam 1] en [naam 2] (die een integriteitsonderzoek deed naar het handelen van voornoemd raadslid). Eiser heeft in het aanvullend beroepschrift van 25 januari 2024 verder betoogd dat verweerder op grond van artikel 4.2, tweede lid, van de Woo documenten had moeten vorderen bij (rechts)personen, zoals bijvoorbeeld documenten met betrekking tot de verkoop van het pand [adres] in [plaats 1] aan (onder meer) gemeenteraadslid [raadslid] voornoemd.
12. Verweerder heeft de zoekslag in het bestreden besluit toegelicht. Hij heeft medewerkers en voormalig bestuurders, die betrokken zijn geweest bij de bestuurlijke aangelegenheid (Q4 gemeente Venlo) verzocht de gevraagde documenten te verzamelen. De zoektocht heeft ook plaatsgevonden in het archief, zowel in het fysieke als in het digitale archief (DOCMAN en SharePoint). Er is gezocht met de zoektermen “Q4”, “misstanden”, “klachten”, “aangiften”, en “Openbaar Ministerie”. Ten aanzien van de afspraak van de wethouder [wethouder] van 14 december 2016 met een gedeputeerde op het Gouvernement in Maastricht ( [gedeputeerde 3] ), heeft verweerder gesteld dat er geen documenten zijn gevonden, die hierop betrekking hebben, maar dat dit niet betekent dat medewerkers van de provincie Limburg deze documenten hebben vernietigd. Verweerder heeft verder aangegeven dat het vinden van dergelijke documenten bij een zoekslag afhankelijk is van de bewaartermijn van interne agenda’s, de wijze waarop de afspraak wordt vastgelegd (naamgeving) en of zo’n afspraak wel in een agenda is opgenomen. Verweerder benadrukt dat documenten over deze afspraak, ook na een nadere zoekslag, niet zijn gevonden binnen zijn organisatie.
13. Als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat het een bepaald document niet of niet meer heeft en een dergelijke mededeling komt niet ongeloofwaardig voor, is het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat het bestuursorgaan, in tegenstelling tot de uitkomst van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch nog heeft.Een bestuursorgaan heeft een document als het document fysiek bij dat bestuursorgaan aanwezig is en voor dat bestuursorgaan bestemd is.Het bestuursorgaan moet uitleggen hoe het naar documenten heeft gezocht. Of de mededeling dat een bestuursorgaan een bepaald document niet of niet meer heeft niet ongeloofwaardig voorkomt hangt af van hoe grondig het bestuursorgaan naar documenten heeft gezocht.