ECLI:NL:RBLIM:2024:1198

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
03.071654.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen met betrekking tot crimineel geld en goud

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in 1989 en bijgestaan door advocaat mr. P.G.J.M. Boonen, werd beschuldigd van het witwassen van een aanzienlijk bedrag van € 434.850,- en een bedrag van € 3.845,- aan contant geld, evenals vijf goudplaatjes met een waarde van € 6.175,-. De zaak werd inhoudelijk behandeld na eerdere zittingen in 2022 en 2024, waarbij de rechtbank concludeerde dat het onderzoek niet volledig was geweest en aanvullende stukken nodig waren. De verdachte werd op 6 maart 2021 geobserveerd tijdens een geldoverdracht in Cadier en Keer, waarbij hij een tas met contant geld overhandigde aan een medeverdachte. De politie vond later het geld in de auto van de medeverdachte. De officier van justitie stelde dat het geld afkomstig was uit criminele activiteiten, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs en rechtmatigheidsverweren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor opzetwitwassen, maar sprak de verdachte vrij van het tweede feit, het witwassen van het geld en goud dat in zijn woning was aangetroffen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, evenals een geldboete van € 20.000,-, en verklaarde het in beslag genomen geld en goud verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.071654.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
13 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1989,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2022. Tijdens de beraadslaging kwam de rechtbank tot de conclusie dat het onderzoek niet volledig was geweest. De rechtbank heeft toen op 4 juli 2022 een tussenvonnis gewezen en gelast dat er nog stukken aan het dossier moesten worden toegevoegd in relatie tot door de politie onderschepte Sky ECC-communicatie. Daarna is de zaak wederom inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2024. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte 1] met het parketnummer 03.071675.21.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging bevat 2 feiten en is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat verdachte geld en goud heeft witgewassen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
Het gaat in deze zaak om ondergronds bankieren. Grote sommen crimineel geld worden contant verplaatst om criminele activiteiten te financieren. Het is een essentiële schakel in het criminele bedrijfsproces, waarin men de financiën buiten het zicht van autoriteiten tracht te houden. Bij het verplaatsen van geld wordt gebruik gemaakt van “tokens”, bijvoorbeeld een briefje van € 5,-, als afgiftebewijs, waarna het geld wordt overhandigd.
Op 6 maart 2021 heeft verdachte zo’n verplaatsing van geld verricht. De politie had informatie ontvangen dat er mogelijk een overdracht van geld zou gaan plaatsvinden in Cadier en Keer en vervolgens gezien dat verdachte een tas heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] , die de tas vervolgens verder vervoerde met zijn auto. Door de politie werd in deze auto een bedrag van € 434.850- aan contant geld aangetroffen.
Verdachte heeft geen uitleg willen geven over zijn handelen en hoe hij aan deze grote hoeveelheid geld is gekomen. Uit onderzoek blijkt dat er onvoldoende traceerbare legale inkomsten zijn genoten door verdachte waarmee zo’n groot bedrag verklaard zou kunnen worden. Alles wijst er dus op dat het geld geen legale herkomst had en dus uit misdrijf afkomstig moet zijn geweest. Er is volgens de officier van justitie dan ook sprake van (opzet)witwassen.
Feit 2
Ook dit feit acht de officier van justitie bewezen. Bij een doorzoeking van de woning van verdachte werd nog een bedrag van € 3.845,- aan contant geld aangetroffen en 5 goudplaatjes, met een taxatiewaarde van € 6.175,-. Ook dat geld moet volgens de officier van justitie uit misdrijf afkomstig zijn geweest.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Primair zou de rechtbank moeten beslissen bewijsmiddelen uit te sluiten. Er bestond onvoldoende verdenking tegen verdachte om gebruik te mogen maken van de opsporingsbevoegdheden die in deze zaak zijn ingezet. De resultaten daarvan mogen dus niet worden gebruikt voor het bewijs.
Tevens zou de officier van justitie de opdracht moeten krijgen nader te onderbouwen hoe en wanneer de verdenking tegen verdachte nu precies tot stand is gekomen, gelet op het gegeven dat het opsporingsonderzoek tegen hem is voortgekomen uit een ander, internationaal opsporingsonderzoek, genaamd Argus, gericht op de gebruikers van de cryptocommunicatiedienst Sky ECC.
Ook als de rechtbank het vergaarde bewijs niet buiten beschouwing laat, kan daarop geen bewezenverklaring worden gebaseerd. Ten aanzien van feit 1 kan niet vastgesteld worden hoeveel geld verdachte feitelijk heeft overgedragen en ten aanzien van feit 2 geldt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat het in beslag genomen geld en de goudplaatjes uit misdrijf afkomstig zijn geweest.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het rechtmatigheidsverweer van de raadsman en het verzoek tot het opmaken nadere stukken
De raadsman heeft vragen opgeworpen over de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek in deze zaak, genaamd Skopje. Daaraan heeft de raadsman ter terechtzitting ook een nader verzoek verbonden, teneinde de officier van justitie meer uitleg te laten geven over hoe verdachte in beeld is gekomen, niet alleen in het opsporingsonderzoek Skopje, maar ook daaraan voorafgaand in het onderzoek Argus, gelet op het feit dat de officier van justitie verdachte aanmerkt als gebruiker van een Sky ECC-account.
De vragen van de verdediging zien op de gang van zaken in de onderzoeken naar dienstverleners op het gebied van cryptocommunicatie, alsmede naar de gebruikers van die dienst, in het bijzonder naar Sky ECC. Deze cryptocommunicatie is gehackt onder de verantwoordelijkheid van de Franse opsporingsautoriteiten, waaraan de Nederlandse opsporing een bijdrage heeft geleverd en waarvan de Nederlandse opsporingsautoriteiten en het openbaar ministerie, kort gezegd, vele vruchten plukken, omdat de vele onderschepte berichten geanalyseerd konden worden en de Sky ECC-communicatie ook gedurende enige tijd zelfs live kon worden gevolgd. De analyses zijn met toestemming van de Nederlandse rechter-commissaris en met inachtneming van door de rechter-commissaris aangebrachte restricties gedaan en leverden weer startinformatie op voor andere opsporingsonderzoeken, zoals het onderhavige onderzoek Skopje.
Inmiddels is deze gang van zaken beoordeeld door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 13 juni 2023 prejudiciële vragen beantwoord en inmiddels zijn er ook diverse uitspraken in specifieke zaken gedaan, waarin de slotsom luidt dat de onderschepping, ontsleuteling en het gebruik van de onderschepte communicatie als rechtmatig moet worden beoordeeld. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 februari 2024, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBLIM:2024:615.
Ligt dit nu in deze zaak anders? De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is. In de kern heeft de raadsman aangevoerd dat hij uit alle stukken en het dossier onvoldoende af kan leiden hoe de politie nu tot een verdenking contra verdachte is gekomen. Niet is primair aangevoerd dat de privacy van verdachte onaanvaardbaar zou zijn geschonden, dus op dat aspect van de Sky ECC-hack zal de rechtbank geen acht slaan, te meer omdat ook de in het dossier opgenomen communicatie geen berichten bevat van (heel) persoonlijke aard. Overigens ziet de rechtbank hoe dan ook geen aanleiding om in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen dan de hierboven aangehaalde oordelen van de Hoge Raad en de rechtbank Limburg hieromtrent, noch ziet zij aanleiding om de officier van justitie nog enige nadere opdracht te geven.
Over de totstandkoming van de verdenking en de daarop gevolgde inzet van opsporingsmiddelen door de politie overweegt de rechtbank als volgt.
Een observatieteam van de politie is op 6 maart 2021 in Cadier en Keer, in de nabijheid van de aan de [adres 2] gelegen [naam 1] , in de openbare ruimte derhalve, tussen en 17 en 18 uur gaan observeren wat daar zou gaan plaatsvinden. Uit een ander opsporingsonderzoek, waarover het Team Criminele Inlichtingen (hierna TCI) op dat moment geen nadere informatie wilde verstrekken, was namelijk naar voren gekomen dat er mogelijk een overdracht van een groot geldbedrag zou gaan plaatsvinden. Dit TCI proces-verbaal betreft een zogenoemd afscherm proces-verbaal.
De informatie, hoewel summier, was heel concreet: datum, tijdstip en plaats waren precies bepaald en vermeld werd dat het om een groot geldbedrag zou gaan. Deze informatie is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet om over te gaan tot de inzet van een observatieteam om te bezien of de in het TCI-proces-verbaal vervatte verdenking van witwassen concreter gemaakt kon worden. De inzet van de (niet-stelselmatige) observatie betreft een algemeen opsporingsmiddel dat een relatief geringe inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een burger en kan in deze zaak zonder meer als passend worden beschouwd.
Nadat was waargenomen dat nabij [naam 1] , in lijn met de ontvangen (afgeschermde) informatie, een BMW en een Opel verschenen en door de bestuurder van de BMW een tas werd overgedragen, ontstond jegens de bestuurders van deze auto’s een redelijke verdenking van witwassen, en heeft de politie andere opsporingsmiddelen van meer dwingende aard ingezet door de auto van [medeverdachte 1] aan een onderzoek te onderwerpen, waarna, wederom in lijn met de startinformatie, een groot geldbedrag is aangetroffen. Ook de inzet van dit opsporingsmiddel kan als passend worden beschouwd en de doorzoeking van de woning van verdachte die daarop gevolgd is eveneens. Wat de rechtbank betreft, is er dan ook geen reden een vormverzuim aan te nemen, als bedoeld in artikel 359a Sv. Het verkregen bewijs kan worden gebruikt.
De raadsman heeft voorts het vermoeden geuit dat de identificatie van verdachte als degene die de tas met geld heeft overgedragen anders is verlopen dan gerelateerd is in het dossier. Dat vermoeden is echter onvoldoende onderbouwd. Het proces-verbaal van observatie vermeldt dat de identiteit van verdachte is achterhaald uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie. Dat is niet nader geconcretiseerd in het desbetreffende proces-verbaal, maar nu verdachte ter plaatse gezien is in een auto die op zijn naam stond, is er voor de rechtbank geen aanleiding uit te gaan van het scenario dat het observatieteam voorafgaand aan de observatie al een idee had met welke concrete verdachten men van doen zou gaan hebben.
Overwegingen van de rechtbank naar aanleiding van het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 bewezen. De bewijsmiddelen waarop zij dat baseert zijn opgenomen in een bijlage bij dit vonnis (Bijlage II). De rechtbank zal hier haar bewijsoverwegingen weergeven. De door de raadsman gevoerde bewijsverweren worden naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks weerlegd door het bewijs, zodat die geen nadere motivering van de rechtbank vergen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte en [medeverdachte 1] zijn op 6 maart 2021 geobserveerd door de politie. De politie kreeg informatie uit een ander opsporingsonderzoek, het onderzoek Argus, waarin cryptocommunicatie via de communicatiedienst Sky ECC door de Franse autoriteiten is onderschept. Uit onderschepte en gedecodeerde Sky ECC-chats kon worden opgemaakt dat er mogelijk een overdracht van een groot geldbedrag zou gaan plaatsvinden bij de parkeerplaats van [naam 1] te Cadier en Keer, op 6 maart 2021, om 17:10 uur.
Gezien werd vervolgens dat de bestuurder van een BMW een tas overdroeg aan [medeverdachte 1] . In de auto van [medeverdachte 1] , een grijze Opel Astra, werd in twee tassen in totaal een bedrag van € 434.850,- in contanten aangetroffen en in beslag genomen. De bestuurder van de BMW werd geïdentificeerd als de verdachte.
Deze overdracht paste naadloos in de cryptocommunicatie die is onderschept, waarin gesproken werd over het droppen van 435k, passend bij het aangetroffen bedrag. Na de overdracht werd via het betrokken Sky ECC-account [accountnummer 1] aan de opdrachtgever een foto van een briefje van € 5,- gestuurd en het bericht: “done”. Voorafgaand aan de overdracht was aan de gebruiker van het account [accountnummer 1] een afbeelding gestuurd van een briefje van € 5,- met hetzelfde serienummer. Deze gebruiker kondigde aan met een BMW te zullen komen, terwijl de ander met een grijze Astra zou komen, wat wederom conform de observatie van de politie is. Zodoende kan verdachte worden aangemerkt als de gebruiker van het account [accountnummer 1] .
Het gebruik van een briefje van € 5,- bij de overdracht van contant geld past bij het geldverkeer van criminele netwerken. Ook het gebruik van de diensten van aanbieders van cryptocommunicatie is gangbaar in die netwerken. Criminele netwerken proberen immers zo veel mogelijk te voorkomen dat hun activiteiten en geldstromen getraceerd kunnen worden en opereren zoveel mogelijk buiten het officiële bank- en geldverkeer om.
Zelf moeten de netwerken wel enig zicht houden op hun transacties. Voorafgaand aan een geldoverdracht krijgt daarom de persoon die het geld overdraagt een foto van het serienummer van een bankbiljet. Ieder bankbiljet heeft een specifiek serienummer. Alleen aan de persoon in het bezit van dit bankbiljet mag het geldbedrag worden overgedragen. Na de daadwerkelijke overdracht krijgt de persoon die het geldbedrag overdraagt het bankbiljet van de persoon die het geld aanneemt. Dit is het bewijs van afgifte.
De feiten en omstandigheden die aldus vastgesteld kunnen worden uit het dossier in combinatie met de feiten van algemene bekendheid over criminele netwerken brengen mee dat vermoed mag worden dat het aangetroffen geld een criminele herkomst en criminele bestemming had. Dat vermoeden wordt versterkt door de omstandigheid in deze zaak dat zich niemand na de inbeslagname gemeld heeft als rechthebbende, wat voor de hand ligt bij zo’n groot bedrag. Verdachte heeft zo met zijn handelen het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op zich geladen.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben bij de politie geen verklaring willen geven voor dit handelen. Bovendien blijkt uit het onderzoek naar de financiën van verdachte dat het grote bedrag aan contanten niet verklaard kan worden uit zijn traceerbare legale inkomsten.
Bij die stand van zaken mag van een verdachte verwacht worden dat hij alsnog een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld toch een legale herkomst heeft, opdat het openbaar ministerie daar eventueel nog onderzoek naar kan doen.
Die verklaring is er niet gekomen. Verdachte is blijven zwijgen. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder het geld werd overgedragen en de cryptocommunicatie, moet verdachte hebben geweten dat het om crimineel geld ging, of in elk geval de aanmerkelijk kans dat het om crimineel geld ging voor lief hebben genomen. Dat maakt dat er sprake is geweest van opzetwitwassen, zoals ten laste gelegd onder feit 1. Dit feit acht de rechtbank dan ook bewezen.
Feit 2 Vrijspraak
Naar aanleiding van de overdracht in Cadier en Keer van het geld heeft de politie de woning van verdachte doorzocht en een bedrag van € 3.845,- aan contant geld aangetroffen en 5 goudplaatjes, die getaxeerd werden op € 6.175,-. De verdachte heeft, in tegenstelling tot het grote geldbedrag van feit 1, aangegeven dat dit zijn eigendom is en namens hem is betwist dat er sprake zou zijn van een criminele herkomst.
De officier van justitie is van oordeel dat ook voor deze goederen geen legale bron aan te wijzen valt en dat de verdachte geen goede verklaring heeft kunnen bieden die haar conclusie zou kunnen weerleggen dat ook deze goederen zijn witgewassen.
De rechtbank deelt die conclusie van de officier niet. Anders dan bij feit 1 valt er voor de rechtbank niet op voorhand uit het dossier een evident gerechtvaardigd vermoeden af te leiden dat het in beslaggenomen geld en goud een criminele herkomst heeft, waartegenover, bij gebrek aan specifiek aan te wijzen gronddelict, een concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de verdachte zou moeten worden geboden, wil hij worden vrijgesproken van het verwijt van witwassen.
Het aangetroffen bedrag en de waarde van het goud zijn ten opzichte van het op 6 maart 2021 overgedragen bedrag bescheiden te noemen. Er waren bovendien inkomsten en banktegoeden waarover de verdachte en zijn partner konden beschikken en de verdediging heeft laten zien dat er in de onderzochte periode ook sprake is geweest van een contante opname van de rekening die de politie (aanvankelijk) niet in haar onderzoek heeft betrokken. Een compleet zicht op het uitgavenpatroon van de verdachte en zijn partner is in het onderzoek voorts niet verkregen, zodat niet buiten gerede twijfel gebleken is dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte niet op legale wijze aan het geld en het goud gekomen is. Bij die stand van zaken dient hij te worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1
op 6 maart 2021, te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten 434.850 euro, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, wist dat die 434.850 euro, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Feit 1
witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van haar bewijsstandpunt gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en tot een geldboete van € 10.000,-. Het in beslag genomen geld en goud moeten verbeurd worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, mede gelet op het ontbreken van een relevant strafblad en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ook moet de lange duur van de strafzaak worden meegewogen. De redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet worden afgerond met een uitspraak is fors geschonden. Volstaan zou moeten worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
De raadsman heeft de rechtbank ook verzocht af te zien van het opleggen van een geldboete.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Witwassen faciliteert en stimuleert (georganiseerd) crimineel handelen. Als het onbestraft blijft, loont misdaad. Uit misdrijf afkomstig geld wordt in het financieel-economische verkeer gebracht en corrumpeert deelnemers aan dat verkeer en dat verkeer zelf. Daarmee ondermijnt het delict de rechtsorde. Verdachte leverde een bijdrage aan het laten voortbestaan van ondergrondse geldstromen en de niet aflatende pogingen van criminelen om hun geld een legale status te geven en hun criminele activiteiten voort te zetten. Uit het dossier komt daarbij naar voren dat verdachte een coördinerende rol had en afspraken met de opdrachtgever maakte.
Gelet op de ernst van het feit en het grote bedrag dat is witgewassen kan, mede met het oog op een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van de verdachte. Gelet op vergelijkbare uitspraken acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 13 maanden een passende en geboden sanctie.
Het strafblad van verdachte is niet van invloed op de op te leggen straf, niet in positieve noch in negatieve zin, nu dat strafblad geen relevante mee te wegen veroordelingen bevat.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals het hebben van een gezin en op dit moment moeilijke woonomstandigheden, maken niet dat de rechtbank kan volstaan met alleen een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Ten tijde van het feit had verdachte immers ook al een gezin en kinderen, wat hem er niet van weerhouden heeft zich in te laten met criminele activiteiten.
De rechtbank zal wel een korting toepassen op de straf die zij in beginsel passend en geboden acht vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van 2 jaren, waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg behoort te zijn afgerond, gelet op het recht op een tijdige behandeling van een strafzaak, dat in artikel 6 van het EVRM is gewaarborgd. Als start van die termijn geldt de inverzekeringstelling van verdachte op 7 maart 2021. De redelijke termijn is ten tijde van deze uitspraak met iets meer dan 1 jaar overschreden. Vertragende factoren die voor rekening van verdachte zouden moeten komen, zijn er niet aan te wijzen in deze zaak. De zaak is ook niet uitzonderlijk omvangrijk of ingewikkeld. Gelet op de aanwijzingen van de Hoge Raad omtrent de compensatie die dan moet worden geboden, zal de rechtbank een korting van 1 maand toepassen. Bij verdachte is zo een gevangenisstraf van 12 maanden aan de orde.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een geldboete opleggen. Nu het bewezen verklaarde feit alles te maken heeft met winstbejag, niet alleen aan de zijde van het criminele netwerk waar verdachte steun aan verleend heeft en waarover hij niets wil zeggen, maar ook aan de zijde van verdachte. Uit de Sky ECC-berichten maakt de rechtbank op dat het niet de eerste keer was dat verdachte deze “dienst” verleende. Daarvoor wordt hij niet veroordeeld, maar de rechtbank weegt het wel mee, omdat uit de communicatie blijkt dat de communicatie met de opdrachtgever over 435k, dan wel 200k, een vanzelfsprekend karakter heeft en verdachte geeft daarin ook aan dat hij bij het afleveren van de 435k mogelijk niet genoeg overhoudt voor de maandag daarop. Verdachte heeft er zo blijk van gegeven ook door te zijn gegaan met zijn activiteiten als hij niet tegen de lamp gelopen was. Ook bij hem kan er dus geen ander motief worden verondersteld dan winstbejag voor het faciliteren van de onderwereld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gepast en geboden is verdachte in zijn vermogen te treffen. Zij zal hem een geldboete van € 20.000,- opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

Nu verdachte door de rechtbank wordt vrijgesproken van het witwassen van het geld en het goud dat in zijn woning is aangetroffen, zal de rechtbank gelasten dat deze in beslag genomen voorwerpen aan hem worden teruggegeven.
Dat geldt niet voor de in beslag genomen auto van verdachte. Deze auto is vatbaar voor verbeurdverklaring nu die bij het bewezen verklaarde onder feit 1 is gebruikt. Daarmee is voldaan aan het bepaalde in artikel 33a, lid 1, onder c van het Wetboek van Strafrecht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Verzoek tot het opmaken van nadere stukken
- wijst af het verzoek tot het geven van een opdracht aan de officier van justitie tot het opmaken van een nadere op de verdachte toegespitste tijdlijn van het onderzoek Argus naar de Sky ECC-cryptocommunicatie;

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde feit tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte het bewezen verklaarde feit tot
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 135 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
5 1 Personenauto [kenteken 1] 15000 (Omschrijving: G1399264, BMW);
- gelast de teruggave aan de verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 445 euro (IBN 7-3-21) 445 (Omschrijving: G1398946)
  • 2 1000 euro (IBN 7-3-21) 1000 (Omschrijving: G1398939)
  • 3 1000 euro (Omschrijving: G1399011)
  • 4 5 stk goud (Omschrijving: G1399018)
  • 6 1400 euro (Omschrijving: PL2300-2021034419-G1399212)
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2024.
Buiten staat
Mr. W. Loof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Feit 1
hij op of omstreeks 6 maart 2021, te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, althans in Nederland, een voorwerp, te weten 434.850 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat die 434.850, althans dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 2
hij op of omstreeks 7 maart 2021, te Maastricht, althans in Nederland, een of meer voorwerpen, te weten (1000 + 445 + 1000 + 1400=) 3845 euro, althans een geldbedrag en/of vijf goudplaatjes, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat die 3845 euro, althans dat geldbedrag en/of die goudplaatjes - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Bijlage II De bewijsmiddelen [1]
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 18 tot en met 25, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
De hieronder weergegeven chatgesprekken betreffen de chats tussen Sky-ID [accountnummer 2] en [accountnummer 1] , op 6 maart 2021 tussen 14:21:52 uur en 19:57:31 uur:
zender
2021-03-06 [accountnummer 2] Can you drop off today ?
14:47:44
2021-03-06 [accountnummer 1] Where?
14:47:51
2021-03-06 [accountnummer 2] Your place
14:48:32
2021-03-06 [accountnummer 1] Yes
2021-03-06 [accountnummer 2] Send me Adress
14:49:37
2021-03-06 [accountnummer 1] IMG-1615042205550
Afbeelding van Google [naam 1] , [accountnummer 1] te Cadier en Keer2021-03-06 [accountnummer 1] What time and amount?
15:21:20
2021-03-06 [accountnummer 2] 17:10
15:41:43
2021-03-06 [accountnummer 2] [naam 1]
2021-03-06 [accountnummer 2] 435k
15:42:00
2021-03-06 [accountnummer 1] Bro if I drop 435k I not have money enough for Monday
15:42:31
2021-03-06 [accountnummer 1] Car details?
2021-03-06 [accountnummer 2] IMG- [nummer 1]
Afbeelding bankbiljet 5 euro, serienummer [nummer 2]
15:51:14
2021-03-06 [accountnummer 2] Grey astra
16:05:13
2021-03-06 [accountnummer 2] And you?
16:05:28
2021-03-06 [accountnummer 2] Bmw?
16:10:53
2021-03-06 [accountnummer 1] Bmw
16:11:02
2021-03-06 [accountnummer 1] He arrived?
16:12:14
2021-03-06 [accountnummer 1] IMG- [nummer 3]
Afbeelding bankbiljet 5 euro serienummer [nummer 2]
16:21:47
2021-03-06 [accountnummer 1] Done
16:23:56
Het proces-verbaal van observatie, p. 31 en 31, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Wij hebben op zaterdag 6 maart 2021 tussen de tijdstippen 17:00 uur en 17:54 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
Ik zag dat de BMW [kenteken 1] over de [straat 1] te Cadier en Keer reed. Ik zag dat [verdachte] als bestuurder in de BMW [kenteken 1] zat. Ik zag dat de BMW [kenteken 1] over de parkeerplaats van de [naam 1] supermarkt gelegen aan de [straat 1] te Cadier en Keer reed.
Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd naar links en rechts draaide wat bij mij de indruk wekte alsof [verdachte] iemand aan het zoeken was. Ik zag dat de BMW [kenteken 1] vervolgens de parkeerplaats van de [naam 1] afreed.
Wij verbalisanten zagen dat de BMW [kenteken 1] met [verdachte] als bestuurder in de wijk rondom de [naam 1] rond bleef rijden.
Ik zag dat de BMW [kenteken 1] parkeerde op de [adres 3] te Cadier en Keer voor de kruising [adres 3] / [straat 1] te Cadier en Keer. Ik zag dat [verdachte] uitstapte en vervolgens de parkeerplaats van de [naam 1] opliep.
Ik zag dat de OPEL [kenteken 2] geparkeerd stond op de parkeerplaats van de [naam 1] . Ik zag dat [verdachte] naar de OPEL [kenteken 2] liep en als passagier instapte. Ik zag dat de OPEL [kenteken 2] wegreed in de richting van de [straat 2] te Cadier en Keer.
Ik zag dat de OPEL [kenteken 2] met [medeverdachte 1] als bestuurder en [verdachte] als passagier over de [straat 2] te Cadier en Keer reed.
Ik zag dat de OPEL [kenteken 2] naast de BMW [kenteken 1] stopte. Ik zag dat [medeverdachte 1] als bestuurder in de OPEL [kenteken 2] zat. Ik zag dat [verdachte] uitstapte en naar de achterzijde van de OPEL [kenteken 2] liep. Ik zag dat [verdachte] de achterklep van de OPEL [kenteken 2] opende waardoor de kofferbak toegankelijk werd. Ik zag dat [medeverdachte 1] als bestuurder in de OPEL [kenteken 2] bleef zitten. Ik zag dat [verdachte] naar de BMW [kenteken 1] liep, ik kon door de geopende achterklep van de OPEL [kenteken 2] niet meer
[verdachte] zien. Ikzag dat [verdachte] weer uit de richting van de BMW [kenteken 1] kwam gelopen.
Ik zag dat [verdachte] een zwarte tas van ongeveer 40x40x10 cm in zijn rechterhand had. Ik zag dat [verdachte] deze tas in de kofferbak van de OPEL [kenteken 2] legde en vervolgens de klep van de kofferbak dicht maakte. Ik zag dat [verdachte] naar de BMW [kenteken 1] liep en als bestuurder instapte.
Ik zag dat de BMW [kenteken 1] en OPEL [kenteken 2] in deze volgorde wegreden in de richting van de [straat 1] te Cadier en Keer.
Op de A2 ter hoogte van het afritnummer 44 Sint Joost werd door een opvallende politieauto van de regiopolitie Limburg een stopteken gegeven middels een stoptransparant aan de bestuurder van de OPEL [kenteken 2] .
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 34, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Wij verbalisanten hoorden dat het voertuig welk aan de kant gezet moest worden een Opel Astra kleur grijs betrof, met het kenteken [kenteken 2] .
Op zaterdag 6 maart 2021 om 17:53 uur, op het moment dat de bestuurder ( [medeverdachte 1] ) uit zijn voertuig stapte, heb ik verbalisant [naam 2] hem medegedeeld dat hij was aangehouden.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36 en 37, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Op zaterdag 6 maart 2021, omstreeks 17.50 uur, zagen wij, verbalisanten [naam 3] en [naam 4] , het voertuig voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] rijden.
Wij zagen dat het dienstvoertuig van collega's [naam 5] en [naam 2] het volgteken weergaf.
Op zaterdag 6 maart 2021, omstreeks 17.52 uur, stopte het voertuig op de afrit Sint Joost ter hoogte van hectometerpaal 220,1. Wij zagen dat er een persoon, namelijk de
bestuurder, in het voertuig zat. Deze bleek later na [medeverdachte 1] te zijn. Collega's [naam 5] en [naam 2] hielden [medeverdachte 1] aan ter zake witwassen.
Uit informatie bleek dat er in de achterbak van het voertuig voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] een grote hoeveelheid geld zou liggen.
Ik, verbalisant [naam 4] , opende de achterbak van het voertuig en zag twee tassen liggen. Ik zag dat een tas zwartkleurig was en een tas beigekleurig was. Ik keek, zonder de tas te openen, in de opening van de zwartkleurige tas. Ik zag dat er in de zwartkleurige tas een lichtdoorschijnende zak zat. Ik zag doordat deze zak lichtdoorschijnend was, er biljetten van zowel 50,00 euro als 20,00 euro inzaten.
Vervolgens opende ik de beigekleurige tas. Ik zag dat er zes pakketjes briefgeld in de beigekleurige tas zaten. Ik zag dat dit briefgeld bestond uit 100,00 euro, 50,00 euro, 20,00 euro en 10,00 euro biljetten.
Ik opende de lichtdoorschijnende zak en zag dat er ongeveer 15 stapeltjes briefgeld in de tas zaten. Tevens zag ik dat er twee gesealde pakken met daarin briefgeld in de tas zat. Ik zag dat er in de gesealde pak voornamelijk 100,00 euro biljetten zaten.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 54, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Het totaalbedrag van het door ons verbalisanten inbeslaggenomen en afgestorte geldbedrag
betreft: 434.850,00 euro.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 131, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Ten einde de eventuele herkomst van (een deel van) de aangetroffen € 434.850,- uit de bekende legale inkomsten en het vermogen van de verdachte [verdachte] te kunnen onderzoeken, is door de officier van justitie bij de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (hierna iCOV) een rapportage van de aldaar bekende gegevens (Rapportage Vermogen en Inkomen, hierna: iRVI) opgevraagd.
Uit de op 8 maart 2021 door iCOV verstrekte gegevens blijkt, kort en zakelijk samengevat, het volgende:
■ (2.2) verdachte [verdachte] is per 01-01-2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
(hierna: KVK) als bestuurder/algemeen directeur van de firma [naam 6] .;
« (2.2) verdachte [verdachte] is per 17-10-2016 ingeschreven bij de KVK als
bestuurder/secretaris van de [naam 7] ;
■ (3.1) de belastingconsulent over de jaren 2016 tot en met 2019 betreft [naam 8]
[naam 8] ;
■ (3.2) het inkomen van verdachte [verdachte] , inclusief fiscaal partner, bedroeg over de jaren
2016 tot en met 2019:
2016 € 11.400,-
2017 € 36.129,-
2018 € 57.172,-
2019 € 34.564,-
■ (3.4) de bezittingen en schulden van verdachte [verdachte] bedroegen over de jaren 2016 tot en met 2019:
2016 € 32.113,-
2017 € 44.801,-
2018 € 85.233,-
2019€133.779,-
■ (8.1) verdachte [verdachte] ontving op 23-12-2015 van [naam 9] , zijnde zijn moeder, een schenking van € 25.322 netto;
■ (9.1.1) de banksaldi van verdachte [verdachte] bedroegen € 14.975,- per ultimo 2016,
€ 50.087,- per ultimo 2017, € 93.270,- per ultimo 2018, € 74.113,- per ultimo 2019 en
€ 62.764,- per ultimo 2020;
■ (10) over het jaar 2016 werd geen loonaangifte door derden bij de Belastingdienst ingediend;
• (10) over de jaren 2017 tot en met 2020 werd een loonaangifte bij de Belastingdienst ingediend afkomstig van werkgever [naam 6] ., met de volgende bruto- en nettolonen:
2017 € 21.847,- bruto en € 15.329,- netto
2018 € 48.849,- bruto en € 33.372,- netto
2019 € 49.841,- bruto en € 34.564,- netto
2020 € 1.997,- bruto en € 1.017,- netto [=t/m november]
■ (11.4.1) over het jaar 2016 ontving verdachte [verdachte] € 998,- aan zorgtoeslag, over de
jaren 2017 tot en met 2019 was dit € 0,-
■ (12.1) op 24-12-2020 werd op naam van verdachte [verdachte] een Nissan Qashqai+2, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 3] en met bouwjaar 2010, geregistreerd.
Op 11-09-2019 werd op naam van verdachte [verdachte] een BMW 120D Xdrive, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] en met bouwjaar 2017, geregistreerd;
- (13.1) verdachte [verdachte] heeft volgens het Kadaster 100% eigendom van het object [nummer 4] , gelegen op de [adres 4] te Maastricht.
Dit object staat sinds 20-07-2020 op naam van verdachte [verdachte] , waarbij de koopsom € 19.900,- bedroeg.
Over het jaar 2020 zijn geen inkomsten of vermogen van verdachte [verdachte] bekend.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Onderzoek Skopje, proces-verbaalnummer LB3R021034-S, gesloten d.d. 27 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 291.