3.3Het oordeel van de rechtbank
Het rechtmatigheidsverweer van de raadsman en het verzoek tot het opmaken nadere stukken
De raadsman heeft vragen opgeworpen over de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek in deze zaak, genaamd Skopje. Daaraan heeft de raadsman ter terechtzitting ook een nader verzoek verbonden, teneinde de officier van justitie meer uitleg te laten geven over hoe verdachte in beeld is gekomen, niet alleen in het opsporingsonderzoek Skopje, maar ook daaraan voorafgaand in het onderzoek Argus, gelet op het feit dat de officier van justitie verdachte aanmerkt als gebruiker van een Sky ECC-account.
De vragen van de verdediging zien op de gang van zaken in de onderzoeken naar dienstverleners op het gebied van cryptocommunicatie, alsmede naar de gebruikers van die dienst, in het bijzonder naar Sky ECC. Deze cryptocommunicatie is gehackt onder de verantwoordelijkheid van de Franse opsporingsautoriteiten, waaraan de Nederlandse opsporing een bijdrage heeft geleverd en waarvan de Nederlandse opsporingsautoriteiten en het openbaar ministerie, kort gezegd, vele vruchten plukken, omdat de vele onderschepte berichten geanalyseerd konden worden en de Sky ECC-communicatie ook gedurende enige tijd zelfs live kon worden gevolgd. De analyses zijn met toestemming van de Nederlandse rechter-commissaris en met inachtneming van door de rechter-commissaris aangebrachte restricties gedaan en leverden weer startinformatie op voor andere opsporingsonderzoeken, zoals het onderhavige onderzoek Skopje.
Inmiddels is deze gang van zaken beoordeeld door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 13 juni 2023 prejudiciële vragen beantwoord en inmiddels zijn er ook diverse uitspraken in specifieke zaken gedaan, waarin de slotsom luidt dat de onderschepping, ontsleuteling en het gebruik van de onderschepte communicatie als rechtmatig moet worden beoordeeld. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 februari 2024, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBLIM:2024:615. Ligt dit nu in deze zaak anders? De rechtbank is van oordeel dat dit niet zo is. In de kern heeft de raadsman aangevoerd dat hij uit alle stukken en het dossier onvoldoende af kan leiden hoe de politie nu tot een verdenking contra verdachte is gekomen. Niet is primair aangevoerd dat de privacy van verdachte onaanvaardbaar zou zijn geschonden, dus op dat aspect van de Sky ECC-hack zal de rechtbank geen acht slaan, te meer omdat ook de in het dossier opgenomen communicatie geen berichten bevat van (heel) persoonlijke aard. Overigens ziet de rechtbank hoe dan ook geen aanleiding om in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen dan de hierboven aangehaalde oordelen van de Hoge Raad en de rechtbank Limburg hieromtrent, noch ziet zij aanleiding om de officier van justitie nog enige nadere opdracht te geven.
Over de totstandkoming van de verdenking en de daarop gevolgde inzet van opsporingsmiddelen door de politie overweegt de rechtbank als volgt.
Een observatieteam van de politie is op 6 maart 2021 in Cadier en Keer, in de nabijheid van de aan de [adres 2] gelegen [naam 1] , in de openbare ruimte derhalve, tussen en 17 en 18 uur gaan observeren wat daar zou gaan plaatsvinden. Uit een ander opsporingsonderzoek, waarover het Team Criminele Inlichtingen (hierna TCI) op dat moment geen nadere informatie wilde verstrekken, was namelijk naar voren gekomen dat er mogelijk een overdracht van een groot geldbedrag zou gaan plaatsvinden. Dit TCI proces-verbaal betreft een zogenoemd afscherm proces-verbaal.
De informatie, hoewel summier, was heel concreet: datum, tijdstip en plaats waren precies bepaald en vermeld werd dat het om een groot geldbedrag zou gaan. Deze informatie is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet om over te gaan tot de inzet van een observatieteam om te bezien of de in het TCI-proces-verbaal vervatte verdenking van witwassen concreter gemaakt kon worden. De inzet van de (niet-stelselmatige) observatie betreft een algemeen opsporingsmiddel dat een relatief geringe inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een burger en kan in deze zaak zonder meer als passend worden beschouwd.
Nadat was waargenomen dat nabij [naam 1] , in lijn met de ontvangen (afgeschermde) informatie, een BMW en een Opel verschenen en door de bestuurder van de BMW een tas werd overgedragen, ontstond jegens de bestuurders van deze auto’s een redelijke verdenking van witwassen, en heeft de politie andere opsporingsmiddelen van meer dwingende aard ingezet door de auto van [medeverdachte 1] aan een onderzoek te onderwerpen, waarna, wederom in lijn met de startinformatie, een groot geldbedrag is aangetroffen. Ook de inzet van dit opsporingsmiddel kan als passend worden beschouwd en de doorzoeking van de woning van verdachte die daarop gevolgd is eveneens. Wat de rechtbank betreft, is er dan ook geen reden een vormverzuim aan te nemen, als bedoeld in artikel 359a Sv. Het verkregen bewijs kan worden gebruikt.
De raadsman heeft voorts het vermoeden geuit dat de identificatie van verdachte als degene die de tas met geld heeft overgedragen anders is verlopen dan gerelateerd is in het dossier. Dat vermoeden is echter onvoldoende onderbouwd. Het proces-verbaal van observatie vermeldt dat de identiteit van verdachte is achterhaald uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie. Dat is niet nader geconcretiseerd in het desbetreffende proces-verbaal, maar nu verdachte ter plaatse gezien is in een auto die op zijn naam stond, is er voor de rechtbank geen aanleiding uit te gaan van het scenario dat het observatieteam voorafgaand aan de observatie al een idee had met welke concrete verdachten men van doen zou gaan hebben.
Overwegingen van de rechtbank naar aanleiding van het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht feit 1 bewezen. De bewijsmiddelen waarop zij dat baseert zijn opgenomen in een bijlage bij dit vonnis (Bijlage II). De rechtbank zal hier haar bewijsoverwegingen weergeven. De door de raadsman gevoerde bewijsverweren worden naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks weerlegd door het bewijs, zodat die geen nadere motivering van de rechtbank vergen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte en [medeverdachte 1] zijn op 6 maart 2021 geobserveerd door de politie. De politie kreeg informatie uit een ander opsporingsonderzoek, het onderzoek Argus, waarin cryptocommunicatie via de communicatiedienst Sky ECC door de Franse autoriteiten is onderschept. Uit onderschepte en gedecodeerde Sky ECC-chats kon worden opgemaakt dat er mogelijk een overdracht van een groot geldbedrag zou gaan plaatsvinden bij de parkeerplaats van [naam 1] te Cadier en Keer, op 6 maart 2021, om 17:10 uur.
Gezien werd vervolgens dat de bestuurder van een BMW een tas overdroeg aan [medeverdachte 1] . In de auto van [medeverdachte 1] , een grijze Opel Astra, werd in twee tassen in totaal een bedrag van € 434.850,- in contanten aangetroffen en in beslag genomen. De bestuurder van de BMW werd geïdentificeerd als de verdachte.
Deze overdracht paste naadloos in de cryptocommunicatie die is onderschept, waarin gesproken werd over het droppen van 435k, passend bij het aangetroffen bedrag. Na de overdracht werd via het betrokken Sky ECC-account [accountnummer 1] aan de opdrachtgever een foto van een briefje van € 5,- gestuurd en het bericht: “done”. Voorafgaand aan de overdracht was aan de gebruiker van het account [accountnummer 1] een afbeelding gestuurd van een briefje van € 5,- met hetzelfde serienummer. Deze gebruiker kondigde aan met een BMW te zullen komen, terwijl de ander met een grijze Astra zou komen, wat wederom conform de observatie van de politie is. Zodoende kan verdachte worden aangemerkt als de gebruiker van het account [accountnummer 1] .
Het gebruik van een briefje van € 5,- bij de overdracht van contant geld past bij het geldverkeer van criminele netwerken. Ook het gebruik van de diensten van aanbieders van cryptocommunicatie is gangbaar in die netwerken. Criminele netwerken proberen immers zo veel mogelijk te voorkomen dat hun activiteiten en geldstromen getraceerd kunnen worden en opereren zoveel mogelijk buiten het officiële bank- en geldverkeer om.
Zelf moeten de netwerken wel enig zicht houden op hun transacties. Voorafgaand aan een geldoverdracht krijgt daarom de persoon die het geld overdraagt een foto van het serienummer van een bankbiljet. Ieder bankbiljet heeft een specifiek serienummer. Alleen aan de persoon in het bezit van dit bankbiljet mag het geldbedrag worden overgedragen. Na de daadwerkelijke overdracht krijgt de persoon die het geldbedrag overdraagt het bankbiljet van de persoon die het geld aanneemt. Dit is het bewijs van afgifte.
De feiten en omstandigheden die aldus vastgesteld kunnen worden uit het dossier in combinatie met de feiten van algemene bekendheid over criminele netwerken brengen mee dat vermoed mag worden dat het aangetroffen geld een criminele herkomst en criminele bestemming had. Dat vermoeden wordt versterkt door de omstandigheid in deze zaak dat zich niemand na de inbeslagname gemeld heeft als rechthebbende, wat voor de hand ligt bij zo’n groot bedrag. Verdachte heeft zo met zijn handelen het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op zich geladen.
Verdachte en [medeverdachte 1] hebben bij de politie geen verklaring willen geven voor dit handelen. Bovendien blijkt uit het onderzoek naar de financiën van verdachte dat het grote bedrag aan contanten niet verklaard kan worden uit zijn traceerbare legale inkomsten.
Bij die stand van zaken mag van een verdachte verwacht worden dat hij alsnog een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld toch een legale herkomst heeft, opdat het openbaar ministerie daar eventueel nog onderzoek naar kan doen.
Die verklaring is er niet gekomen. Verdachte is blijven zwijgen. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder het geld werd overgedragen en de cryptocommunicatie, moet verdachte hebben geweten dat het om crimineel geld ging, of in elk geval de aanmerkelijk kans dat het om crimineel geld ging voor lief hebben genomen. Dat maakt dat er sprake is geweest van opzetwitwassen, zoals ten laste gelegd onder feit 1. Dit feit acht de rechtbank dan ook bewezen.
Feit 2 Vrijspraak
Naar aanleiding van de overdracht in Cadier en Keer van het geld heeft de politie de woning van verdachte doorzocht en een bedrag van € 3.845,- aan contant geld aangetroffen en 5 goudplaatjes, die getaxeerd werden op € 6.175,-. De verdachte heeft, in tegenstelling tot het grote geldbedrag van feit 1, aangegeven dat dit zijn eigendom is en namens hem is betwist dat er sprake zou zijn van een criminele herkomst.
De officier van justitie is van oordeel dat ook voor deze goederen geen legale bron aan te wijzen valt en dat de verdachte geen goede verklaring heeft kunnen bieden die haar conclusie zou kunnen weerleggen dat ook deze goederen zijn witgewassen.
De rechtbank deelt die conclusie van de officier niet. Anders dan bij feit 1 valt er voor de rechtbank niet op voorhand uit het dossier een evident gerechtvaardigd vermoeden af te leiden dat het in beslaggenomen geld en goud een criminele herkomst heeft, waartegenover, bij gebrek aan specifiek aan te wijzen gronddelict, een concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de verdachte zou moeten worden geboden, wil hij worden vrijgesproken van het verwijt van witwassen.
Het aangetroffen bedrag en de waarde van het goud zijn ten opzichte van het op 6 maart 2021 overgedragen bedrag bescheiden te noemen. Er waren bovendien inkomsten en banktegoeden waarover de verdachte en zijn partner konden beschikken en de verdediging heeft laten zien dat er in de onderzochte periode ook sprake is geweest van een contante opname van de rekening die de politie (aanvankelijk) niet in haar onderzoek heeft betrokken. Een compleet zicht op het uitgavenpatroon van de verdachte en zijn partner is in het onderzoek voorts niet verkregen, zodat niet buiten gerede twijfel gebleken is dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte niet op legale wijze aan het geld en het goud gekomen is. Bij die stand van zaken dient hij te worden vrijgesproken.