ECLI:NL:RBLIM:2024:1197

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
03.071675.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van crimineel geld met gebruik van cryptocommunicatie

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld na een eerdere zitting op 20 juni 2022, waarbij de rechtbank concludeerde dat het onderzoek niet volledig was. Na een tussenvonnis op 4 juli 2022, waarin werd gelast dat er aanvullende stukken aan het dossier moesten worden toegevoegd, vond een nieuwe zitting plaats op 28 februari 2024. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.W.L.A.M. Koppen, werd beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 434.850,-, dat op 6 maart 2021 in zijn auto werd aangetroffen. Dit bedrag was vermoedelijk afkomstig uit criminele activiteiten, zoals ondergronds bankieren, waarbij grote sommen contant geld worden verplaatst om criminele activiteiten te financieren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de criminele herkomst van het geld, gezien de omstandigheden van de overdracht en het gebruik van een token als bewijs van afgifte. De rechtbank achtte het tenlastegelegde bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van 2 jaar voor de behandeling van de zaak. Tevens werd het in beslag genomen geld verbeurd verklaard, evenals de auto van de verdachte, die bij het bewezen verklaarde feit was gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.071675.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
13 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1993,
wonende te [adres 1]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2022. Tijdens de beraadslaging kwam de rechtbank tot de conclusie dat het onderzoek niet volledig was geweest. De rechtbank heeft toen op 4 juli 2022 een tussenvonnis gewezen en gelast dat er nog stukken aan het dossier moesten worden toegevoegd in relatie tot door de politie onderschepte Sky ECC-communicatie. Daarna is de zaak wederom inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2024. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] met het parketnummer 03.071654.21.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte geld heeft witgewassen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het gaat in deze zaak om ondergronds bankieren. Grote sommen crimineel geld worden contant verplaatst om criminele activiteiten te financieren. Het is een essentiële schakel in het criminele bedrijfsproces, waarin men de financiën buiten het zicht van autoriteiten tracht te houden. Bij het verplaatsen van geld wordt gebruik gemaakt van “tokens”, bijvoorbeeld een briefje van € 5,-, als afgiftebewijs, waarna het geld wordt overhandigd.
Op 6 maart 2021 heeft verdachte zich bezig gehouden met zo’n verplaatsing van geld.
De politie had informatie ontvangen dat er mogelijk een overdracht van geld zou gaan plaatsvinden in Cadier en Keer en vervolgens gezien dat [medeverdachte] een tas heeft overgedragen aan verdachte, die de tas vervolgens verder vervoerde met zijn auto. Door de politie werd in deze auto een bedrag van € 434.850- aan contant geld aangetroffen.
Verdachte heeft geen uitleg willen geven over zijn handelen en waarom hij deze grote hoeveelheid geld heeft aangenomen. Uit onderzoek blijkt dat er onvoldoende traceerbare legale inkomsten zijn genoten door verdachte, en evenmin door de medeverdachte, waarmee zo’n groot bedrag verklaard zou kunnen worden. Alles wijst er dus op dat het geld geen legale herkomst had en dus uit misdrijf afkomstig moet zijn geweest. Er is volgens de officier van justitie dan ook sprake van (opzet)witwassen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Het opsporingsonderzoek onder de naam Skopje waarin verdachte in beeld is gekomen, is voortgekomen uit een ander, internationaal onderzoek, genaamd Argus, gericht op de gebruikers van de cryptocommunicatiedienst Sky ECC. De stukken die in opdracht van de rechtbank zijn verstrekt in relatie tot Sky ECC bieden onvoldoende inzicht om de rechtmatigheid van dat onderzoek te kunnen controleren, terwijl dat onderzoek van beslissende invloed is geweest op het onderzoek Skopje.
Primair zou de rechtbank de officier van justitie op moeten dragen die stukken te voorzien van een leeswijzer, dan wel opdracht geven een overzichtsproces-verbaal op te maken met een chronologische, stapsgewijze weergave en verantwoording van het verloop van onderzoekshandelingen en resultaten daarvan.
Uit de vele verstrekte stukken maakt de raadsman op dat er gebreken (kunnen) kleven aan de machtiging van de rechter-commissaris in het onderzoek naar de gebruikers van Sky ECC-accounts, niet alleen vooraf, maar ook tijdens de zogenoemde live-fase van dat onderzoek, waarin de Sky ECC-berichten zijn meegelezen, die geleid hebben tot onderzoek Skopje. Dat betekent dat gebruikers van Sky ECC geen enkele bescherming hebben genoten van hun recht op privacy, dat gewaarborgd wordt door artikel 8 EVRM. Dat moet in de zaak tegen verdachte leiden tot bewijsuitsluiting, nu onderschepte Sky ECC-berichten in het dossier als bewijsmiddel zijn opgenomen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het geval de rechtbank het rechtmatigheidsverweer verwerpt en het vergaarde bewijs niet buiten beschouwing laat. Niet bewezen kan worden dat verdachte wist dat hij een groot geldbedrag zou gaan vervoeren en hij kan dus geen opzet op witwassen gehad hebben.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Het rechtmatigheidsverweer van de raadsman en het verzoek tot het opmaken nadere stukken
De raadsman heeft vragen opgeworpen over de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek Argus, met name in relatie tot het optreden van de rechter-commissaris in dat onderzoek. Daaraan heeft de raadsman ook een nader verzoek verbonden teneinde de officier van justitie meer uitleg te laten geven over het verloop van onderzoek Argus en wanneer en hoe de tussenkomst van de rechter-commissaris is verlopen in het onderzoek naar (de gebruikers van de) cryptocommunicatiedienst Sky ECC.
Deze cryptocommunicatie is gehackt onder de verantwoordelijkheid van de Franse opsporingsautoriteiten, waaraan de Nederlandse opsporing een bijdrage heeft geleverd en waarvan de Nederlandse opsporingsautoriteiten en het openbaar ministerie, kort gezegd, vele vruchten plukken, omdat de vele onderschepte berichten geanalyseerd konden worden en de Sky ECC-communicatie ook gedurende enige tijd zelfs live kon worden gevolgd. De analyses, die met toestemming van de Nederlandse rechter-commissaris en met inachtneming van door de rechter-commissaris aangebrachte restricties zijn gedaan, leverden weer startinformatie op voor andere opsporingsonderzoeken, zoals het onderhavige onderzoek met de naam Skopje. Niet gebleken is dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een Sky ECC-account, maar de berichten van twee anderen zijn wel in het dossier opgenomen. Eén van hen bleek medeverdachte [medeverdachte] te zijn volgens het dossier.
Inmiddels is deze gang van zaken beoordeeld door de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 13 juni 2023 prejudiciële vragen beantwoord en inmiddels zijn er ook diverse uitspraken in specifieke zaken gedaan, waarin de slotsom luidt dat de onderschepping, ontsleuteling en het gebruik van de onderschepte communicatie als rechtmatig moet worden beoordeeld, alsmede het gebruik van deze communicatie in andere onderzoeken. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 februari 2024, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBLIM:2024:615. De rechtbank ziet geen aanleiding in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen, noch aanleiding om de officier van justitie nog enige nadere opdracht te geven. Het verzoek van de raadsman daartoe wordt afgewezen.
Overwegingen van de rechtbank naar aanleiding van het bewijs
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen. De bewijsmiddelen waarop zij dat baseert zijn opgenomen in een bijlage bij dit vonnis (Bijlage II). De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte en [medeverdachte] zijn op 6 maart 2021 geobserveerd door de politie. De politie kreeg informatie uit een ander opsporingsonderzoek, het onderzoek Argus, waarin cryptocommunicatie via de communicatiedienst Sky ECC door de Franse autoriteiten is onderschept. Uit onderschepte en gedecodeerde Sky ECC-chats kon worden opgemaakt dat er mogelijk een overdracht van een groot geldbedrag zou gaan plaatsvinden bij de parkeerplaats van [naam 1] te Cadier en Keer, op 6 maart 2021, om 17:10 uur.
Gezien werd vervolgens dat de bestuurder van een BMW een tas overdroeg aan verdachte. In de auto van verdachte, een grijze Opel Astra, werd in twee tassen in totaal een bedrag van € 434.850,- in contanten aangetroffen en in beslag genomen. De bestuurder van de BMW werd geïdentificeerd als [medeverdachte] .
Deze overdracht paste naadloos in de cryptocommunicatie die is onderschept, waarin gesproken werd over het droppen van 435k, passend bij het aangetroffen bedrag. Na de overdracht werd via het betrokken Sky ECC-account [accountnaam 1] aan de opdrachtgever een foto van een briefje van € 5,- gestuurd en het bericht: “done”. Voorafgaand aan de overdracht was aan de gebruiker van het account [accountnaam 1] een afbeelding gestuurd van een briefje van € 5,- met hetzelfde serienummer. Deze gebruiker kondigde aan met een BMW te zullen komen, terwijl de ander met een grijze Astra zou komen, wat wederom conform de observatie van de politie is. De gebruiker van het account kon zo worden geïdentificeerd als [medeverdachte] en verdachte kan worden aangemerkt als degene die voornoemd briefje van € 5,- aan de gebruiker van het account [accountnaam 1] , [medeverdachte] , heeft gegeven na de overdracht van het geld.
Het gebruik van een briefje van € 5,- bij de overdracht van contant geld past bij het geldverkeer van criminele netwerken. Ook het gebruik van de diensten van aanbieders van cryptocommunicatie is gangbaar in die netwerken. Criminele netwerken proberen immers zo veel mogelijk te voorkomen dat hun activiteiten en geldstromen getraceerd kunnen worden en opereren zoveel mogelijk buiten het officiële bank- en geldverkeer om.
Zelf moeten de netwerken wel enig zicht houden op hun transacties. Voorafgaand aan een geldoverdracht krijgt daarom de persoon die het geld overdraagt een foto van het serienummer van een bankbiljet. Ieder bankbiljet heeft een specifiek serienummer. Alleen aan de persoon in het bezit van dit bankbiljet mag het geldbedrag worden overgedragen. Na de daadwerkelijke overdracht krijgt de persoon die het geldbedrag overdraagt het bankbiljet van de persoon die het geld aanneemt. Dit is het bewijs van afgifte.
De feiten en omstandigheden die aldus vastgesteld kunnen worden uit het dossier in combinatie met de feiten van algemene bekendheid over criminele netwerken brengen mee dat vermoed mag worden dat het aangetroffen geld een criminele herkomst en criminele bestemming had. Dat vermoeden wordt versterkt door de omstandigheid in deze zaak dat zich niemand na de inbeslagname gemeld heeft als rechthebbende, wat voor de hand ligt bij zo’n groot bedrag. Verdachte heeft zo met zijn handelen het gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op zich geladen.
Verdachte en [medeverdachte] hebben bij de politie geen verklaring willen geven voor dit handelen. Bovendien blijkt uit het onderzoek naar de financiën van verdachte dat het grote bedrag aan contanten niet verklaard kan worden uit zijn traceerbare legale inkomsten.
Bij die stand van zaken mag van een verdachte verwacht worden dat hij alsnog een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geld toch een legale herkomst heeft, opdat het openbaar ministerie daar eventueel nog onderzoek naar kan doen.
Die verklaring is er niet gekomen. Verdachte is blijven zwijgen. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder het geld werd overgedragen en het gebruik van een token moet verdachte hebben geweten dat het om crimineel geld ging. De rechtbank wordt gesterkt in die conclusie nu ook uit de berichten tussen [medeverdachte] en diens opdrachtgever, die ervoor gezorgd moet hebben dat verdachte over het noodzakelijke token beschikte, kan worden opgemaakt dat verdachte niet voor het eerst betrokken was bij een overdracht van geld. Dat maakt dat er sprake is geweest van opzetwitwassen, zoals ten laste gelegd. Dit feit acht de rechtbank dan ook bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 6 maart 2021, te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten 434.850 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist die 434.850 euro - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert het volgende strafbare feit op:
witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een geldboete van € 10.000,-. Het geld dat in beslag genomen is, moet verbeurd worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank het ten laste gelegde bewezen verklaren, dan verzoekt de raadsman de rechtbank rekening te houden met de bescheiden rol van verdachte, die slechts als koerier heeft gefungeerd; een inwisselbare figuur die tegen geringe beloning in de frontlinie het risico loopt. Verdachte geeft aan dat hij tegen een geringe vergoeding een rit heeft gemaakt. De nadruk zou moeten komen te liggen op preventie. De verdediging acht een forse taakstraf gepast met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Witwassen faciliteert en stimuleert (georganiseerd) crimineel handelen. Als het onbestraft blijft, loont misdaad. Uit misdrijf afkomstig geld wordt in het financieel-economische verkeer gebracht en corrumpeert deelnemers aan dat verkeer en dat verkeer zelf. Daarmee ondermijnt het delict de rechtsorde. Verdachte leverde een bijdrage aan het laten voortbestaan van ondergrondse geldstromen en de niet aflatende pogingen van criminelen om hun geld een legale status te geven en hun criminele activiteiten voort te zetten.
Gelet op de ernst van het feit en het grote bedrag dat is witgewassen kan, mede met het oog op een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van de verdachte. De rechtbank betrekt bij haar oordeel wel dat uit het dossier blijkt dat [medeverdachte] een coördinerende rol had en afspraken maakte met de opdrachtgever, en dat ook vaker deed, terwijl het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte slechts als koerier of loopjongen door verdachte en de opdrachtgever wordt ingezet. Het financiële onderzoek naar verdachte en [medeverdachte] bevestigt dat beeld. De rechtbank zal daarom opteren voor een lagere gevangenisstraf dan de straf die zij aan [medeverdachte] zal opleggen en ziet ook geen reden voor oplegging van een geldboete. Gelet op vergelijkbare uitspraken acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden een passende en geboden sanctie in de onderhavige zaak.
Het strafblad van verdachte is niet van invloed op de op te leggen straf, niet in positieve noch in negatieve zin, nu dat strafblad geen relevante mee te wegen veroordelingen bevat.
De rechtbank zal wel een korting toepassen op de straf die zij in beginsel passend en geboden acht vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van 2 jaren, waarbinnen een strafzaak in eerste aanleg behoort te zijn afgerond, gelet op het recht op een tijdige behandeling van een strafzaak, dat in artikel 6 van het EVRM is gewaarborgd. Als start van die termijn geldt de inverzekeringstelling van verdachte op 6 maart 2021. De redelijke termijn is ten tijde van deze uitspraak met iets meer dan 1 jaar overschreden. Vertragende factoren die voor rekening van verdachte zouden moeten komen, zijn er niet aan te wijzen in deze zaak. De zaak is ook niet uitzonderlijk omvangrijk of ingewikkeld. Gelet op de aanwijzingen van de Hoge Raad omtrent de compensatie die dan moet worden geboden, zal de rechtbank een korting van 1 maand toepassen. Bij verdachte is zo een gevangenisstraf van 6 maanden aan de orde.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

Het in beslag genomen geld, het bedrag van € 434.850,- ,zal de rechtbank verbeurd verklaren, nu dit een voorwerp betreft met betrekking tot welke het bewezen verklaarde feit is begaan, overeenkomstig artikel 33a Sr. Het geld behoorde niet toe aan de verdachte, dat is gesteld noch gebleken, maar is wel vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat niet vastgesteld kan worden aan wie het geld dan wel toebehoorde, overeenkomstig artikel 33a, lid 2, onder b Sr.
Ook de auto van verdachte zal de rechtbank verbeurd verklaren. Deze auto is vatbaar voor verbeurdverklaring nu die bij het bewezenverklaarde is gebruikt. Daarmee is voldaan aan het bepaalde in artikel 33a, lid 1, onder c van het Wetboek van Strafrecht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Verzoek tot het opmaken van nadere stukken
- wijst af het verzoek tot het geven van een opdracht aan de officier van justitie tot het opmaken van een nadere leeswijzer, dan wel overzichtsproces-verbaal met daarin de onderzoekslijn van het onderzoek Argus naar de Sky ECC-cryptocommunicatie;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde feit tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK Personenauto [kenteken 1] (Omschrijving: 1398620, Opel);
  • 1 434800 EUR (Omschrijving: G1398609);
  • 3 50 EUR (Omschrijving: G1398609A).
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Loof, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. D. Osmić, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 maart 2024.
Buiten staat
Mr. W. Loof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 maart 2021, te Cadier en Keer, gemeente Eijsden-Margraten, althans in Nederland, een voorwerp, te weten 434.850 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat die 434.850, althans dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Bijlage II De bewijsmiddelen [1]
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 18 tot en met 25, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
De hieronder weergegeven chatgesprekken betreffen de chats tussen Sky-ID [accountnaam 2] en [accountnaam 1] , op 6 maart 2021 tussen 14:21:52 uur en 19:57:31 uur:
zender
2021-03-06 [accountnaam 2] Can you drop off today ?
14:47:44
2021-03-06 [accountnaam 1] Where?
14:47:51
2021-03-06 [accountnaam 2] Your place
14:48:32
2021-03-06 [accountnaam 1] Yes
2021-03-06 [accountnaam 2] Send me Adress
14:49:37
2021-03-06 [accountnaam 1] IMG- [nummer 5]
Afbeelding van Google [naam 1] , [adres 2] te Cadier en Keer2021-03-06 [accountnaam 1] What time and amount?
15:21:20
2021-03-06 [accountnaam 2] 17:10
15:41:43
2021-03-06 [accountnaam 2] [naam 1]
15:41:56
2021-03-06 [accountnaam 2] 435 k
15:42:00
2021-03-06 [accountnaam 1] Bro if I drop 435k I not have money enough for Monday
15:42:31
2021-03-06 [accountnaam 1] Car details?
2021-03-06 [accountnaam 2] IMG- [nummer 1]
Afbeelding bankbiljet 5 euro, serienummer [nummer 2]
15:51:14
2021-03-06 [accountnaam 2] Grey astra
16:05:13
2021-03-06 [accountnaam 2] And you?
16:05:28
2021-03-06 [accountnaam 2] Bmw?
16:10:53
2021-03-06 [accountnaam 1] Bmw
16:11:02
2021-03-06 [accountnaam 1] He arrived?
16:12:14
2021-03-06 [accountnaam 1] I think I drop him before
16:11:56
2021-03-06 [accountnaam 2] Perhaps
16:12:06
2021-03-06 [accountnaam 1] He arrived ?
16:12:14
2021-03-06 [accountnaam 2] I ask
16:12:20
2021-03-06 [accountnaam 2] Later tell me [accountnaam 1]
16:12:28
2021-03-06 [accountnaam 1] Ok we together
16:20:42
2021-03-06 [accountnaam 1] Is same guy before
16:20:48
2021-03-06 [accountnaam 1] IMG- [nummer 3]
Afbeelding bankbiljet 5 euro serienummer [nummer 2]
16:21:47
2021-03-06 [accountnaam 1] Done
16:23:56
Het proces-verbaal van observatie, p. 31 en 31, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Wij hebben op zaterdag 6 maart 2021 tussen de tijdstippen 17:00 uur en 17:54 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
Ik zag dat de BMW [kenteken 2] over de [adres 2] te Cadier en Keer reed. Ik zag dat [medeverdachte] als bestuurder in de BMW [kenteken 2] zat. Ik zag dat de BMW [kenteken 2] over de parkeerplaats van de [naam 1] supermarkt gelegen aan de [adres 2] te Cadier en Keer reed.
Ik zag dat [medeverdachte] zijn hoofd naar links en rechts draaide wat bij mij de indruk wekte alsof [medeverdachte] iemand aan het zoeken was. Ik zag dat de BMW [kenteken 2] vervolgens de parkeerplaats van de [naam 1] afreed.
Wij verbalisanten zagen dat de BMW [kenteken 2] met [medeverdachte] als bestuurder in de wijk rondom de [naam 1] rond bleef rijden.
Ik zag dat de BMW [kenteken 2] parkeerde op de [straat 1] te Cadier en Keer voor de kruising [straat 1] / [adres 2] te Cadier en Keer. Ik zag dat [medeverdachte] uitstapte en vervolgens de parkeerplaats van de [naam 1] opliep.
Ik zag dat de OPEL [kenteken 1] geparkeerd stond op de parkeerplaats van de [naam 1] . Ik zag dat [medeverdachte] naar de OPEL [kenteken 1] liep en als passagier instapte. Ik zag dat de OPEL [kenteken 1] wegreed in de richting van de [straat 2] te Cadier en Keer.
Ik zag dat de OPEL [kenteken 1] met [verdachte] als bestuurder en [medeverdachte] als passagier over de [straat 2] te Cadier en Keer reed.
Ik zag dat de OPEL [kenteken 1] naast de BMW [kenteken 2] stopte. Ik zag dat [verdachte] als bestuurder in de OPEL [kenteken 1] zat. Ik zag dat [medeverdachte] uitstapte en naar de achterzijde van de OPEL [kenteken 1] liep. Ik zag dat [medeverdachte] de achterklep van de OPEL [kenteken 1] opende waardoor de kofferbak toegankelijk werd. Ik zag dat [verdachte] als bestuurder in de OPEL [kenteken 1] bleef zitten. Ik zag dat [medeverdachte] naar de BMW [kenteken 2] liep, ik kon door de geopende achterklep van de OPEL [kenteken 1] niet meer
[medeverdachte] zien. Ikzag dat [medeverdachte] weer uit de richting van de BMW [kenteken 2] kwam gelopen.
Ik zag dat [medeverdachte] een zwarte tas van ongeveer 40x40x10 cm in zijn rechterhand had. Ik zag dat [medeverdachte] deze tas in de kofferbak van de OPEL [kenteken 1] legde en vervolgens de klep van de kofferbak dicht maakte. Ik zag dat [medeverdachte] naar de BMW [kenteken 2] liep en als bestuurder instapte.
Ik zag dat de BMW [kenteken 2] en OPEL [kenteken 1] in deze volgorde wegreden in de richting van de [adres 2] te Cadier en Keer.
Op de A2 ter hoogte van het afritnummer 44 Sint Joost werd door een opvallende politieauto van de regiopolitie Limburg een stopteken gegeven middels een stoptransparant aan de bestuurder van de OPEL [kenteken 1] .
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 34, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Wij verbalisanten hoorden dat het voertuig welk aan de kant gezet moest worden een Opel Astra kleur grijs betrof, met het kenteken [kenteken 1] .
Op zaterdag 6 maart 2021 om 17:53 uur, op het moment dat de bestuurder ( [verdachte] ) uit zijn voertuig stapte, heb ik verbalisant [naam 2] hem medegedeeld dat hij was aangehouden.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 36 en 37, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Op zaterdag 6 maart 2021, omstreeks 17.50 uur, zagen wij, verbalisanten [naam 3] en [naam 4] , het voertuig voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] rijden.
Wij zagen dat het dienstvoertuig van collega's [naam 5] en [naam 2] het volgteken weergaf.
Op zaterdag 6 maart 2021, omstreeks 17.52 uur, stopte het voertuig op de afrit Sint Joost ter hoogte van hectometerpaal 220,1. Wij zagen dat er een persoon, namelijk de
bestuurder, in het voertuig zat. Deze bleek later na [verdachte] te zijn. Collega's [naam 5] en [naam 2] hielden [verdachte] aan ter zake witwassen.
Uit informatie bleek dat er in de achterbak van het voertuig voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] een grote hoeveelheid geld zou liggen.
Ik, verbalisant [naam 4] , opende de achterbak van het voertuig en zag twee tassen liggen. Ik zag dat een tas zwartkleurig was en een tas beigekleurig was. Ik keek, zonder de tas te openen, in de opening van de zwartkleurige tas. Ik zag dat er in de zwartkleurige tas een lichtdoorschijnende zak zat. Ik zag doordat deze zak lichtdoorschijnend was, er biljetten van zowel 50,00 euro als 20,00 euro inzaten.
Vervolgens opende ik de beigekleurige tas. Ik zag dat er zes pakketjes briefgeld in de beigekleurige tas zaten. Ik zag dat dit briefgeld bestond uit 100,00 euro, 50,00 euro, 20,00 euro en 10,00 euro biljetten.
Ik opende de lichtdoorschijnende zak en zag dat er ongeveer 15 stapeltjes briefgeld in de tas zaten. Tevens zag ik dat er twee gesealde pakken met daarin briefgeld in de tas zat. Ik zag dat er in de gesealde pak voornamelijk 100,00 euro biljetten zaten.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 54, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Het totaalbedrag van het door ons verbalisanten inbeslaggenomen en afgestorte geldbedrag
betreft: 434.850,00 euro.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 131, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Ten einde de eventuele herkomst van (een deel van) de aangetroffen € 434.850,- uit de bekende legale inkomsten en het vermogen van de verdachte [medeverdachte] te kunnen onderzoeken, is door de officier van justitie bij de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (hierna iCOV) een rapportage van de aldaar bekende gegevens (Rapportage Vermogen en Inkomen, hierna: iRVI) opgevraagd.
Uit de op 8 maart 2021 door iCOV verstrekte gegevens blijkt, kort en zakelijk samengevat, het volgende:
■ (2.2) verdachte [medeverdachte] is per 01-01-2017 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel
(hierna: KVK) als bestuurder/algemeen directeur van de firma [naam 6] .;
« (2.2) verdachte [medeverdachte] is per 17-10-2016 ingeschreven bij de KVK als
bestuurder/secretaris van de [naam 7] ;
■ (3.1) de belastingconsulent over de jaren 2016 tot en met 2019 betreft [naam 8]
[naam 8] ;
■ (3.2) het inkomen van verdachte [medeverdachte] , inclusief fiscaal partner, bedroeg over de jaren
2016 tot en met 2019:
2016 € 11.400,-
2017 € 36.129,-
2018 € 57.172,-
2019 € 34.564,-
■ (3.4) de bezittingen en schulden van verdachte [medeverdachte] bedroegen over de jaren 2016 tot en met 2019:
2016 € 32.113,-
2017 € 44.801,-
2018 € 85.233,-
2019€133.779,-
■ (8.1) verdachte [medeverdachte] ontving op 23-12-2015 van [naam 9] , zijnde zijn moeder, een schenking van € 25.322 netto;
■ (9.1.1) de banksaldi van verdachte [medeverdachte] bedroegen € 14.975,- per ultimo 2016,
€ 50.087,- per ultimo 2017, € 93.270,- per ultimo 2018, € 74.113,- per ultimo 2019 en
€ 62.764,- per ultimo 2020;
■ (10) over het jaar 2016 werd geen loonaangifte door derden bij de Belastingdienst ingediend;
• (10) over de jaren 2017 tot en met 2020 werd een loonaangifte bij de Belastingdienst ingediend afkomstig van werkgever [naam 6] ., met de volgende bruto- en nettolonen:
2017 € 21.847,- bruto en € 15.329,- netto
2018 € 48.849,- bruto en € 33.372,- netto
2019 € 49.841,- bruto en € 34.564,- netto
2020 € 1.997,- bruto en € 1.017,- netto [=t/m november]
■ (11.4.1) over het jaar 2016 ontving verdachte [medeverdachte] € 998,- aan zorgtoeslag, over de
jaren 2017 tot en met 2019 was dit € 0,-
■ (12.1) op 24-12-2020 werd op naam van verdachte [medeverdachte] een Nissan Qashqai+2, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 3] en met bouwjaar 2010, geregistreerd.
Op 11-09-2019 werd op naam van verdachte [medeverdachte] een BMW 120D Xdrive, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 2] en met bouwjaar 2017, geregistreerd;
- (13.1) verdachte [medeverdachte] heeft volgens het Kadaster 100% eigendom van het object [nummer 4] , gelegen op de [adres 3] te Maastricht.
Dit object staat sinds 20-07-2020 op naam van verdachte [medeverdachte] , waarbij de koopsom € 19.900,- bedroeg.
Over het jaar 2020 zijn geen inkomsten of vermogen van verdachte [medeverdachte] bekend.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 143, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Ten einde de eventuele herkomst van (een deel van) de aangetroffen € 434.850,- uit de bekende legale inkomsten en het vermogen van de verdachte [verdachte] te kunnen onderzoeken, is door de officier van justitie bij de infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (hierna iCOV) een rapportage van de aldaar bekende gegevens (Rapportage Vermogen en Inkomen, hierna: iRVI) opgevraagd. Uit de op 8 maart 2021 door iCOV verstrekte gegevens blijkt, kort en zakelijk samengevat, het volgende:
■ (3.2) het inkomen van verdachte [verdachte] , inclusief fiscaal partner, bedroeg over de jaren 2016 tot
en met 2019:
2016 € 12.884,-
2017 € 22.808,-
2018 € 22.318,-
2019 € 27.491,-
■ (9.1.1) de banksaldi van verdachte [verdachte] bedroegen € 5.005,- per ultimo 2016, € 3.505,- per ultimo 2017, € 92,- per ultimo 2018, € 200,- per ultimo 2019 en € 7.965,- per ultimo 2020;
■ (10) over de jaren 2016 tot en met 2020 werden voor verdachte [verdachte] loonaangiftes bij de
Belastingdienst ingediend, met de volgende bruto- en nettolonen:
2016 € 16.071,- bruto en € 12.884,- netto
2017 € 29.450,- bruto en € 22.807,- netto
2018 € 29.798,- bruto en € 22.318,- netto
2019 € 37.599,- bruto en € 27.754,- netto
2020 € 2.416,- bruto en € 2.012,- netto
■ (11.4.1) over het jaar 2016 ontving verdachte [verdachte] € 915,- aan zorgtoeslag, over de jaren 2017 tot en met 2018 was dit € 0,-.
■ (12.1) op 03-02-2021 werd op naam van verdachte [verdachte] een Opel Astra Sports Tourer+,
voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] en met bouwjaar 2017, geregistreerd
Over het jaar 2020 zijn geen inkomsten of vermogen van verdachte [verdachte] bekend.
De iRVI rapportage van iCOV gaat als bijlage bij dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Onderzoek Skopje, proces-verbaalnummer LB3R021034-S, gesloten d.d. 27 september 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 291.