ECLI:NL:RBLIM:2024:1189

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
10973438 CV EXPL 24-1221
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van huurwoning met betalingsregeling

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de eiseres, die een woning huurt van de gedaagde, een verbod op de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 28 juni 2023. Dit vonnis houdt in dat de huurovereenkomst voorwaardelijk is ontbonden en dat de eiseres de woning moet ontruimen indien zij de betalingsregeling niet nakomt. De eiseres heeft echter een deel van de betalingsregeling niet tijdig voldaan, wat de gedaagde heeft doen besluiten om de ontruiming aan te zeggen. De kantonrechter moet nu beoordelen of de executie van het vonnis van 28 juni 2023 moet worden verboden. De rechter overweegt dat de eiseres in gebreke is gebleven, maar dat de gedaagde geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de executie. De kantonrechter oordeelt dat de belangen van de eiseres, die met twee minderjarige kinderen in de woning woont, zwaarder wegen dan de belangen van de gedaagde. De rechter wijst de vordering van de eiseres toe en verbiedt de ontruiming, terwijl de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10973438 CV EXPL 24-1221
Vonnis in kort geding van 13 maart 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: M. Hafkamp, Hafkamp Groenewegen Gerechtsdeurwaarders.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het e-mailbericht van 8 maart 2024 zijdens [eiseres] met producties 2 tot en met 4,
- de mondelinge behandeling van 11 maart 2024, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] huurt van [gedaagde] de woning aan het adres [adres] te [woonplaats 1] .
2.2.
Bij vonnis van 28 juni 2023, met zaaknummer 10498000 CV EXPL 23-1927, heeft de kantonrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Maastricht, (onder meer) de huurovereenkomst voorwaardelijk ontbonden en [eiseres] veroordeeld de woning te ontruimen indien de navolgende betalingsregeling niet stipt of volledig wordt nagekomen, voor zover van belang geciteerd:
“ 2.2 Met betrekking tot het in deze zaak gevorderde zijn partijen het volgende overeengekomen:
de huurachterstand bedraagt tot en met de maand juni 2023 een bedrag van € 3.757,81;
de afrekening servicekosten 2022 bedraagt € 496,64;
de buitengerechtelijke kosten worden vastgesteld op € 593,08 inclusief btw;
e proceskosten worden tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1.172,90;
[eiseres] betaalt op 20 juni 2023 een bedrag van € 1.600,- aan [gedaagde] ;
toekomstige huurtermijnen worden stipt en volledig voldaan op uiterlijk de vijfde dag van iedere maand (voor het eerst voor de huurtermijn juli 2023);
[eiseres] lost de bedragen, genoemd onder a tot en met d hiervoor, af in maandelijkse termijnen van telkens € 250,- en voor het eerste in juli 2023. De aflossing wordt gedaan gelijktijdig met de betaling van de lopende huur, dus telkens op uiterlijk de vijfde dag van iedere maand;
et is [eiseres] toegestaan om meer of eerder af te lossen dan afgesproken;
als [eiseres] in gebreke blijft met de (tijdige of volledige) voldoening van één of meer van de hiervoor onder e tot en met g genoemde bedragen, is zij in verzuim zonder dat ingebrekestelling is vereist en is het gehele op dat moment nog uitstaande bedrag (inclusief de nog niet verschenen termijnen voor de aflossing als genoemd onder g) direct opeisbaar. In dat geval is [eiseres] ook met ingang van de dag van het intreden van het verzuim over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd;
alle betalingen worden gedaan op het bij [eiseres] bekende rekeningnummer van [gedaagde]
ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen enkel plaatsvinden als deze regeling niet stipt of volledig wordt nagekomen.
2.3
[gedaagde] vordert, gelet op de getroffen regeling, enkel nog de gevorderde ontbinding en ontruiming uit te spreken en om die veroordeling voorwaardelijk uit te spreken, namelijk voor het geval de getroffen regeling niet wordt nagekomen. [eiseres] verzet zich hier, eveneens gelet op de getroffen regeling, niet tegen.”
2.3.
Op 31 januari 2024 heeft [eiseres] de lopende huur over februari 2024 en een bedrag van € 100,- ten behoeve van de betalingsregeling aan [gedaagde] overgeboekt. Daarmee heeft [eiseres] over de maand februari 2024 een bedrag van in totaal € 150,- te weinig aan [gedaagde] voldaan en is de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling niet stipt nagekomen door [eiseres] .
2.4.
[gedaagde] heeft bij betekend exploot van 4 maart 2024 aan [eiseres] de ontruiming aangezegd tegen 20 maart 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tenuitvoerlegging van het vonnis van 28 juni 2023 primair te verbieden op straffe van een dwangsom en subsidiair op te schorten, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
De grondslag van de vordering en het daarop gevoerde verweer van [gedaagde] zullen hierna – voor zover relevant – in de beoordeling worden weergegeven.

4.De beoordeling

4.1.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of de executie van het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis van 28 juni 2023 moet worden verboden.
4.2.
In een executiegeschil kan de kantonrechter de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke uitspraak slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Daarbij moet ook gelet worden op de belangen van de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Dit betreft voorbeelden van een situatie waarin de partij die bevoegd is een uitspraak ten uitvoer te leggen, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening kan komen en dan dus haar bevoegdheid misbruikt. Deze maatstaf is na het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:Nl:HR:2019:2026) onveranderd gebleven voor uitspraken waartegen geen rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat.
4.3.
Gesteld noch gebleken is dat het vonnis van 28 juni 2023 op een juridische of feitelijke misslag berust.
4.4.
Dat sprake is van een noodtoestand is niet gebleken. Het verlies van woonruimte, waarin tevens twee minderjarige kinderen woonachtig zijn, is inherent aan een ontruiming. De kantonrechter wordt geacht reeds met deze omstandigheid rekening te hebben gehouden in het vonnis van 28 juni 2023, zodat deze omstandigheid volgens vaste rechtspraak, hoe ingrijpend ook, geen noodtoestand in bovengenoemde zin oplevert.
4.5.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van misbruik van bevoegdheid door [gedaagde] in de zin van artikel 3:13 lid 2 BW, wordt het volgende overwogen.
4.6.
Op grond van het vonnis van 28 juni 2023 diende [eiseres] vanaf juli 2023 maandelijks een bedrag van € 250,- naast de lopende huurpenningen te voldoen, uiterlijk op de vijfde van iedere maand. Ten aanzien daarvan staat tussen partijen niet ter discussie dat de huur en de maandelijkse extra aflossing bij vooruitbetaling, aldus vóór de vijfde van de betreffende maand, diende te worden voldaan. [eiseres] heeft vanaf juli 2023 de op grond van de betalingsregeling verschuldigde bedragen meermaals in delen voldaan, maar dat neemt niet weg dat zij tot en met januari 2024 de regeling volledig en op tijd is nagekomen. Ten aanzien van de huurpenningen voor de maand februari 2024 heeft zij op 31 januari 2024 het volledige huurbedrag voldaan alsmede een bedrag van € 100,- met betrekking tot de betalingsregeling. Het resterende deel ad € 150,- van de betalingsregeling heeft zij wegens persoonlijke omstandigheden op 4 maart 2024 voldaan aan [gedaagde] . Ter rechtvaardiging voor deze te late betaling voert zij aan dat zij wegens een sterfgeval in de familie is vergeten om het resterende bedrag van € 150,- tijdig te voldoen.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat [eiseres] door pas op 4 maart 2024 de resterende € 150,- met betrekking tot de betalingsregeling over februari 2024 over te maken, tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen overeengekomen betalingsregeling. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] echter geen in redelijkheid te respecteren belang om tot executie over te gaan. Daartoe wordt overwogen dat de betalingsregeling slechts één keer niet tijdig is nagekomen, de niet nakoming slechts een gering bedrag van € 150,- betrof, welk bedrag [eiseres] kort daarna alsnog heeft overgemaakt. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] hierdoor schade heeft geleden. [gedaagde] , die niet in persoon tijdens de mondelinge behandeling is verschenen, heeft de door [eiseres] aangevoerde persoonlijke omstandigheden voor de vertraging in de betaling niet betwist, maar door zijn gemachtigde is aangevoerd dat ‘hij het zat is’. Niet gesteld of gebleken is welk belang [gedaagde] heeft bij de ontruiming van de woning en of en hoe zwaar dat weegt. Daarbij heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat zij op zo’n korte termijn geen vervangende woonruimte voor haar en haar twee minderjarige kinderen zal kunnen vinden, hier in de regio geen familie heeft die haar kan helpen dat zij bij de gemeente hulp heeft gezocht om haar financiële situatie in kaart te krijgen en de overeengekomen betalingsregeling voortaan wederom strikt na zal komen.
4.8.
De kantonrechter is op grond van het vorenoverwoge van oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid gezien de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid van [gedaagde] en het zwaarwegende belang van [eiseres] dat daardoor wordt geschaad, waardoor [gedaagde] naar redelijkheid niet tot die uitoefening kan komen.
4.9.
Het bovenstaande betekent dat het door [eiseres] gevorderde verbod om tot executie van het vonnis van 28 juni 2023 over te gaan zal worden toegewezen, voor zover deze betrekking heeft op de ontruiming van de woning. De eveneens gevorderde dwangsom wordt bij gebrek aan onderbouwing afgewezen.
4.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van [eiseres] . Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het hierna vast te stellen salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding.
4.11.
De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
814,00
Totaal
901,00
4.12.
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 rov 2.3).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verbiedt de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 28 juni 2023, voor zover deze betrekking heeft op de ontruiming van de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 901,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.
Type: LS