ECLI:NL:RBLIM:2024:1109

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
C/03/327310 / KG ZA 24-42
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopig gebruiksrecht huurwoning na relatiebreuk tussen contractuele medehuurders

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, hebben partijen een affectieve relatie gehad die op 30 september 2023 is beëindigd. Sinds 18 februari 2022 huren zij gezamenlijk een woning. Na de relatiebreuk vordert ieder van hen het voorlopig gebruiksrecht van de huurwoning, in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man toegewezen, waarbij de financiële draagkracht van de man als doorslaggevend werd beschouwd. De vrouw heeft de woning tijdelijk verlaten en verblijft bij een vriendin. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man, gezien zijn inkomen en de mogelijkheid om huurtoeslag aan te vragen, beter in staat is om de huur te betalen dan de vrouw, die afhankelijk is van financiële steun van haar vader. De vordering van de vrouw in reconventie wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/327310 / KG ZA 24-42
Vonnis in kort geding van 8 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. J.F.C. Eliëns te Beek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. F.H.M. Belt te Landgraaf.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 februari 2024 met producties 1 tot en met 4,
  • de brief van 22 februari 2024 van [eiser] met als bijlage (aangeduid als productie 1) een afschrift van de dagvaarding in de hoofzaak van 19 februari 2024 zonder producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 26 februari 2024 met producties 1 en 2,
  • de op 26 februari 2024 ontvangen akte van [eiser] houdende wijziging van eis met aanvullende producties die genummerd zijn als 1 tot en met 5,
  • de op 28 februari 2024 ontvangen akte van [eiser] houdende correctie van de akte wijziging van eis van 26 februari 2024,
  • de op 28 februari 2024 ontvangen (ongenummerde) productie van [eiser] ,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 29 februari 2024,
  • de spreekaantekeningen van [eiser] met aanpassing van het petitum.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. De relatie is op
30 september 2023 beëindigd.
2.2.
Sinds 18 februari 2022 huren partijen gezamenlijk de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: “de woning”). De (kale) huur bedraagt € 785,23 per maand.
2.3.
De huurovereenkomst was aanvankelijk gekoppeld aan een begeleidingsovereenkomst vanwege de hulpvragen van [gedaagde] . Inmiddels is deze begeleidingsovereenkomst afgelopen.
2.4.
Op 30 september 2023 heeft [gedaagde] de woning verlaten. Zij heeft een aantal maanden bij haar moeder verbleven. Op 7 februari 2024 is [gedaagde] teruggekeerd naar de woning, maar op 8 februari 2024 heeft zij de woning weer verlaten. Momenteel verblijft [gedaagde] tijdelijk bij een vriendin.
2.5.
[eiser] heeft inmiddels een bodemprocedure bij de kantonrechter gestart waarin hij – kort gezegd – vordert dat de kantonrechter zal bepalen dat alleen hij de huurovereenkomst zal voortzetten en [gedaagde] de woning moet verlaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
bepaalt dat het tijdelijk voortgezet gebruiksrecht van de woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, aan [eiser] toekomt met uitsluiting van [gedaagde] ,
[gedaagde] verbiedt de woning aan de [adres] te [woonplaats] opnieuw te betreden, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke zal zijn aan dit deel van het vonnis te voldoen, en voorts, zou [gedaagde] toch weer terugkeren naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] of inmiddels naar de woning zijn teruggekeerd of deze betreden, [gedaagde] veroordeelt de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen en te verlaten en wel binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, met machtiging van [eiser] dit deel van het vonnis met behulp van de sterke arm van justitie en politie te effecturen, eveneens op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat gedaagde in gebreke zal zijn aan dit vonnis te voldoen,
[gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering – samengevat en naar de voorzieningenrechter begrijpt – het volgende ten grondslag. De samenleving tussen partijen is na de relatiebreuk onmogelijk geworden. Volgens [eiser] weegt zijn belang om voorlopig in de woning te mogen blijven zwaarder dan het belang van [gedaagde] , omdat hij – in tegenstelling tot [gedaagde] – niet bij familie of vrienden kan verblijven. Daarnaast kan [eiser] , gelet op zijn inkomen, de huur zelfstandig betalen. Het is onwaarschijnlijk dat [gedaagde] de huur in haar eentje zou kunnen voldoen, gelet op haar inkomen. Daarnaast kan zij geen aanspraak maken op huurtoeslag, aldus [eiser] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
bepaalt dat het tijdelijk voortgezet gebruiksrecht van de woning aan de [adres] , [woonplaats] aan [gedaagde] toekomt met uitsluiting van [eiser] ,
[eiser] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] , [woonplaats] te verlaten en deze niet meer te betreden, onder afgifte van de sleutels aan [gedaagde] ,
[eiser] veroordeelt, indien hij niet binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis vrijwillig aan de in dit vonnis op te nemen veroordelingen voldoet en blijft voldoen, tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximaal te verbeuren totaal van € 10.000,00,
dan wel een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie passend oordeelt.
3.6.
[gedaagde] legt aan haar vordering – samengevat en naar de voorzieningenrechter begrijpt – het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft er meer belang bij om voorlopig in de woning te mogen blijven dan [eiser] , omdat [gedaagde] niet langer bij haar moeder kan verblijven. Ze heeft geen andere familieleden in Nederland en kan niet voor langere tijd bij vriendinnen verblijven. [eiser] kan daarentegen eenvoudiger een andere verblijfplaats vinden omdat hij een groter netwerk heeft. Ook kan [eiser] met zijn hogere inkomen makkelijker een andere huurwoning vinden. Daarnaast is [gedaagde] gehecht aan de woning, omdat deze woning haar de gelegenheid biedt om in haar eigen omgeving te blijven wonen. Niet voor niets is [gedaagde] via het begeleidingstraject uitgekomen bij deze woning, aldus [gedaagde] .
3.7.
[eiser] voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in conventie en in reconventie
3.9.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling over en weer er mee ingestemd dat, zolang de kantonrechter in de bodemprocedure nog geen vonnis heeft gewezen, de inboedel van ieder van partijen in de woning kan blijven. Ter zitting heeft mr. Eliëns daarom verklaard dat de vordering in conventie die strekt tot ontruiming geen betrekking heeft op de inboedel die toebehoort aan [gedaagde] .

4.De beoordeling

4.1.
De in conventie en reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
Het spoedeisend belang
4.2.
Partijen zijn het er over eens dat de situatie thuis onhoudbaar is en zij niet meer samen in de woning kunnen verblijven. Ieder van hen vordert daarom het exclusief voorlopig gebruiksrecht van de woning. Omdat op korte termijn in de bodemprocedure nog geen uitspraak wordt verwacht, is het spoedeisend belang van de vorderingen van [eiser] en [gedaagde] gegeven.
Voorlopig gebruik woning4.3. Op grond van artikel 7:267 lid 7 BW kan een (mede)huurder in een bodemprocedure vorderen dat de rechter zal bepalen dat de huur van de andere (mede)huurder met ingang van een in het vonnis te bepalen tijdstip niet langer wordt voortgezet. De vordering wordt alleen toegewezen, als dit naar billijkheid, met inachtneming van de omstandigheden van het geval, geboden is. Volgens de Hoge Raad is artikel 7:267 lid 7 BW van overeenkomstige toepassing bij gezamenlijke huur
(HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1964). In dit kort geding kan de voorzieningenrechter geen definitieve beslissing geven over de toedeling van het huurrecht van de woning aan een van de partijen. De vorderingen van partijen kunnen enkel leiden tot een voorlopige voorziening in afwachting van een beslissing in de bodemprocedure aan wie van partijen het huurrecht wordt toebedeeld.
4.4.
Voor toewijzing van een vordering in dit kort geding is vereist dat de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, voldoende aannemelijk zijn. Ook moet in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat de vordering in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding geen plaats. Dat zal moeten gebeuren in de bodemprocedure.
4.5.
Omdat ieder van partijen contractueel medehuurder is van de woning, zijn zij beiden gerechtigd de woning te gebruiken. Beide partijen hebben er belang bij om in de woning te blijven wonen. Bij de vraag wie met uitsluiting van de ander voorlopig in de woning zal mogen blijven, gaat het om een belangenafweging. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen.
4.6.
Zowel [eiser] als [gedaagde] hebben argumenten aangevoerd waarom juist hij/zij voorlopig in de woning zou moeten blijven wonen (zie rov. 3.2. en 3.6.). Tijdens de zitting heeft [eiser] daarnaast onweersproken gesteld dat hij fulltime werkt en een vast contract heeft bij zijn werkgever. Volgens [eiser] kan hij met zijn inkomen zelfstandig de huur voldoen en tevens in al zijn levensonderhoud voorzien. [eiser] heeft ook verklaard dat als [gedaagde] uit de woning zou vertrekken, hij vanwege zijn leeftijd en de hoogte van de huursom aanspraak kan maken op huurtoeslag. [gedaagde] heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat zij met haar huidige inkomen de huur volledig kan voldoen, maar dat zij rekent op een financiële bijdrage van haar vader om ook te kunnen voorzien in al haar levensonderhoud. Haar vader heeft toegezegd haar te zullen steunen. Zonder deze financiële bijdrage zou het volgens [gedaagde] zeer krap worden. Momenteel werkt [gedaagde] 24 tot 28 uur in de week en het is de bedoeling dat haar werkuren in de toekomst worden uitgebreid. Dit zal gaandeweg gebeuren in overleg met haar begeleider vanuit Levanto, aldus [gedaagde] .
4.7. Voor de beantwoording van de vraag wie voorlopig alleen in de woning mag wonen, acht de voorzieningenrechter de financiële situatie van partijen (zie rov. 4.6.) van doorslaggevende betekenis. Het is aannemelijk dat [eiser] de huur van de woning en zijn overige lasten op basis van zijn inkomen makkelijker kan betalen dan [gedaagde] . [gedaagde] kan dit niet zelfstandig en zij zal financiële hulp nodig hebben van haar vader om volledig in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij geen aanspraak kan maken op huurtoeslag vanwege haar leeftijd.
4.8.
De voorzieningenrechter zal daarom bij wijze van voorlopige voorziening het tijdelijk voortgezet gebruiksrecht, in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, toewijzen aan [eiser] . De vordering in conventie onder 1. zal dus worden toegewezen. Dit betekent dat de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zullen worden afgewezen.
4.9. De vordering in conventie onder 2. zal als volgt gedeeltelijk worden toegewezen.
[gedaagde] heeft ter zitting onbetwist gesteld dat zij [eiser] in de afgelopen maanden telkens een WhatsAppbericht heeft gestuurd voordat zij de woning bezocht om spullen op te halen. Gelet daarop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het opleggen van dwangsommen. Omdat [gedaagde] haar inboedel nu niet hoeft mee te nemen, gelet op de afspraak die partijen daarover gemaakt hebben (zie rov. 3.9.), zal de voorzieningenrechter de veroordeling beperken tot “het verlaten” van de woning door [gedaagde] . Voor zover de vordering ziet op “het ontruimen” (in de brede zin van het woord) zal deze worden afgewezen. Mocht [gedaagde] in de komende periode, ondanks de afspraak over de inboedel, spullen die haar eigendom zijn, uit de woning nodig hebben en deze willen ophalen, dan neemt de voorzieningenrechter aan dat [gedaagde] dit tijdig laat weten aan [eiser] en zij hierover onderling goede afspraken maken.
4.10.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de in conventie gevorderde termijn van 48 na betekening van dit vonnis te verlengen. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat [gedaagde] niet meer in de woning verblijft en dat zij haar spullen mag laten staan totdat in de bodemprocedure vonnis is gewezen door de kantonrechter (zie rov. 3.9.). De gevorderde termijn is om die reden redelijk.
4.11.
De in conventie onder 2. gevorderde machtiging van de sterke arm van justitie en politie zal worden afgewezen. Op grond van de wet is de deurwaarder belast met de tenuitvoerlegging van vonnissen. De deurwaarder ontleent aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard, de bevoegdheid om de hulp van de sterke arm in te roepen.
Proceskosten
4.12.
Aangezien dit geschil voortvloeit uit de beëindiging van een samenlevingsverband, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.5. De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie5.1. bepaalt dat het tijdelijk voortgezet gebruiksrecht van de woning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, aan [eiser] toekomt met uitsluiting van [gedaagde] ,
5.2.
verbiedt [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats] opnieuw te betreden, en voorts, zou [gedaagde] toch weer terugkeren naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] of inmiddels naar de woning zijn teruggekeerd of deze betreden, veroordeelt [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten en wel binnen 48 uur na betekening van dit vonnis,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
5.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.type: DS