ECLI:NL:RBLIM:2024:1080

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 327
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet

Op 8 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een huurder van een woning in Sittard-Geleen, een voorlopige voorziening vroeg tegen de sluiting van zijn woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had op 25 januari 2024 besloten de woning voor drie maanden te sluiten vanwege de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, na een bestuurlijke rapportage van de politie. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dakloos te worden.

Tijdens de zitting op 22 februari 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij de voorzieningenrechter de burgemeester vroeg om aanvullende informatie over de expertise van de verbalisant en de aangetroffen hennep. Na ontvangst van deze informatie en een schriftelijke reactie van verzoeker, besloot de voorzieningenrechter het onderzoek te sluiten en uitspraak te doen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de ruime overschrijding van de toegestane hoeveelheid softdrugs en de ligging van de woning in een kwetsbare wijk.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, en dat de belangen van verzoeker niet zwaarder wogen dan het belang van handhaving. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, wat betekent dat de sluiting van de woning door de burgemeester kon doorgaan. De voorzieningenrechter merkte op dat er een week tussen de bekendmaking van de uitspraak en de feitelijke sluiting zou zitten, zodat verzoeker enige tijd had om alternatieve woonruimte te vinden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/327

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 maart 2024

in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.G.J.M. Boonen),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen (de burgemeester)

(gemachtigde: mr. P.M. Hellenbrand).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 25 januari 2024 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, die strekt tot sluiting van de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning) voor de duur van drie maanden met ingang van 31 januari 2024.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verder heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Bij e-mail van 29 januari 2024 heeft de gemachtigde van de burgemeester bevestigd dat met de feitelijke sluiting van de woning wordt gewacht tot uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. F. Oehlen (kantoorgenoot van de gemachtigde van verzoeker) en de gemachtigde van de burgemeester.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst, zodat de burgemeester meer informatie kan verstrekken over de expertise van de verbalisant (die ook opsteller is van de bestuurlijke rapportage) en over de aangetroffen hennep. Bij brief van 27 februari 2024 heeft de burgemeester deze nadere toelichting gegeven en enkele foto’s overgelegd. Op 29 februari 2024 heeft de gemachtigde van verzoeker hierop gereageerd. Partijen zijn akkoord dat een nadere zitting achterwege kan blijven.
1.5.
De voorzieningenrechter sluit het onderzoek en doet uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen die oordeel heeft.
Formele vereisten
3. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan. Ook de vereiste onverwijlde spoed acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen dan heeft verzoeker gedurende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
3.2.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Relevante feiten en omstandigheden
4. Verzoeker is huurder van de woning. Uit een bestuurlijke rapportage van 22 december 2023 blijkt dat de politie naar aanleiding van een MMA (meld misdaad anoniem) melding dat er vanuit de woning drugs wordt verhandeld, een onderzoek heeft ingesteld. Op 19 december 2023 heeft de politie onopvallend de woning in de gaten gehouden gedurende drie uur en geconstateerd dat een zestal personen de woning heeft bezocht, maar verzoeker op dat moment niet thuis was. Op het moment dat verzoeker thuis kwam, gingen er kortstondig twee personen de woning binnen. Een van deze personen is vervolgens door de politie staande gehouden en deze verklaarde ten overstaan van de politie dat hij een gram hennep had gekocht van verzoeker. Daarop heeft de politie de woning doorzocht en op verschillende plekken in de woning in totaal 236,19 gram bruto hennep aangetroffen en een geldbedrag van € 230,00.
4.1.
Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid aan softdrugs in de woning aanwezig was. De burgemeester heeft verzoeker op 5 januari 2024 laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten. Verzoeker is daarbij in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen, maar hij heeft van deze gelegenheid geen gebruikt gemaakt.
4.2.
Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen, waarbij is besloten de woning voor drie maanden te sluiten.
Juridisch kader
5. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning softdrugs voor de verkoop, het afleveren of het verstrekken aanwezig zijn.
5.1.
De burgemeester voert beleid om handel in drugs in Sittard-Geleen tegen te gaan. Dit beleid staat in het “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (hierna: het beleid), zoals vastgesteld op 13 december 2023 en in werking is getreden op 5 januari 2024. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. In het beleid is onder meer bepaald dat bij een eerste constatering van een overtreding dat sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, de woning zonder waarschuwing wordt gesloten voor de duur van drie maanden, indien er sprake is van meer dan 10 gram softdrugs [1] .
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
6. Verzoeker betwist de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten. Verzoeker voert aan dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de aangetroffen verdovende middelen, dat er feitelijk maar een kleine hoeveelheid hennep aanwezig was en geen sprake was van verkoop. De aangetroffen hennep was volgens verzoeker bestemd voor eigen gebruik. Bovendien zat er in de aangetroffen plastic zakjes niet alleen hennep(gruis), maar ook snoeiafval van de door hem gehouden exotische planten en tabaksresten, aldus verzoeker.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarbij is in beginsel aannemelijk dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, als de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik, te weten 0,5 gram harddrugs of 5 gram softdrugs of 5 wietplanten, wordt overschreden. Het is aan de bewoner van het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
7.1.
De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat in de woning een hoeveelheid softdrugs is aangetroffen die kan worden aangemerkt als een handelshoeveelheid drugs. De burgemeester mocht daarbij uitgaan van de bestuurlijke rapportage van 22 december 2023, die op ambtseed is opgemaakt. Uit deze rapportage en een e-mail van 23 februari 2024 van de verbalisant blijkt dat de verbalisant heeft vastgesteld, op basis van kennis en ervaring, dat het om hennep(gruis) ging. Dit heeft hij gedaan aan de hand van de geur, kleur en samenstelling van de aangetroffen stof. Anders dan verzoeker twijfelt de voorzieningenrechter niet aan de kennis en ervaring van de verbalisant, die vanwege zijn 12,5 jarig dienstverband ambtshalve regelmatig in aanraking is gekomen met hennep. De voorzieningenrechter ziet – gelet op de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto’s – geen aanleiding om te twijfelen dat het om hennep(gruis) ging. Voor wat betreft de verklaring van de verbalisant dat de geur van hennep zo sterk is dat het de aanwezigheid van andere bestanddelen zou kunnen verbloemen, overweegt de voorzieningenrechter dat – ook al zou het zo zijn dat er in de aangetroffen plastic zakjes ook iets anders zat dan alleen hennep – zij op basis van de constatering door de verbalisant van de sterke hennepgeur in combinatie met de foto’s geen twijfel heeft dat er in elk geval een zeer ruime overschrijding van de gebruikershoeveelheid aanwezig was.
7.2.
Een ruime overschrijding van de gebruikershoeveelheid hennep betekent dat er al sprake is van een handelshoeveelheid en dat is voldoende om er vanuit te gaan dat de hennep bestemd was voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan aan verzoeker om aannemelijk te maken dat dit niet het geval is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker daar niet in is geslaagd. Verzoeker heeft op zitting verklaard dat in het kader van zelfmedicatie de aangetroffen hennep voor eigen gebruik was. De voorzieningenrechter acht deze verder niet onderbouwde verklaring onvoldoende om niet uit te gaan van handel. Daar komt nog bij dat de politie op 19 december 2023, vlak voor de doorzoeking van de woning, heeft gezien dat er loop was naar de woning en heeft vastgesteld dat er daadwerkelijk handel was door middel van het aanhouden van een koper, die één gram hennep had gekocht van verzoeker in de woning. Verzoeker heeft in reactie daarop op de zitting verklaard dat hij af en toe wel eens een klein beetje hennep geeft aan vrienden, die op dat moment zonder zitten; daarvoor krijgt hij dan €10,00. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ruime hoeveelheid hennep(gruis), in samenhang bezien met de observaties van de politie over de loop naar de woning en het vaststellen van handel door het ‘afvangen’ van een koper, de verklaring van verzoeker dat hij af en toe tegen betaling hennep aan vrienden geeft en de op een foto zichtbare doos vol ongebruikte sealbags, niet wijzen op (uitsluitend) eigen gebruik. De burgemeester was dan ook bevoegd om de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is de volgende vraag of er ook een noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt [3] . Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde [4] . Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidive situatie of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
8.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk heeft mogen achten en geen aanleiding had hoeven zien om te volstaan met een waarschuwing. Daarbij is van belang dat de politie heeft gezien dat er vanuit de woning werd gehandeld en dat dit werd bevestigd door een afgelegde verklaring van een afgevangen koper met een gram hennep op zak. In de woning werd een hoeveelheid hennep(gruis) gevonden die de gebruikershoeveelheid (5 gram) ruimschoots overschreed. Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat verzoekers woning een rol speelde in het drugscircuit. Dat levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast is geconstateerd. Verder heeft de burgemeester ook belang mogen toekennen aan het feit dat de woning in een kwetsbare wijk ligt met veel drugsproblematiek en dat het voor buurtbewoners en drugscriminelen duidelijk moet zijn dat drugshandel niet door de burgemeester wordt getolereerd (het afgeven van een signaal).
8.2.
De burgemeester heeft zich – gelet op het voorgaande – redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
9. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat verweerder een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig [5] .
9.1.
Verzoeker stelt dat hij om medische redenen hennep rookt om zijn pijnklachten vanwege artrose te verlichten. Het bestreden besluit heeft verder onevenredige gevolgen voor hem. Zo is het moeilijk voor hem om aan vervangende woonruimte te komen, omdat er een gebrek is aan betaalbare woningen. Daarnaast geeft verzoeker aan dat hij geen sociaal netwerk heeft waar hij op kan terugvallen en niet de financiële middelen heeft om op de vrije markt te huren. De sluiting van de woning betekent voor hem dakloos worden. Verzoeker voert tot slot aan dat de woningbouwvereniging een procedure is gestart om zijn huurovereenkomst te ontbinden en zal hij ook nog op een zwarte lijst worden geplaatst. Het vinden van een nieuwe woning wordt voor hem dan vrijwel onmogelijk.
9.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester terecht heeft gesteld dat verzoeker niet met concrete gegevens heeft onderbouwd dat de hennep aanwezig was voor medisch gebruik. Verder is niet gebleken dat verzoeker van de aanwezigheid van de softdrugs in de woning geen verwijt kan worden gemaakt. De burgmeester heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoeker in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte. Dat kan ook door tijdelijk bij vrienden of familie te verblijven. Vooralsnog heeft verzoeker niet aangetoond dat dit voor hem onmogelijk is, of dat – gelet op zijn financiën – hij daartoe niet in staat is. Dat als gevolg van de woningsluiting verzoekers huurovereenkomst wordt ontbonden en dat hij wellicht op een zwarte lijst komt te staan bij de woningbouwvereniging, maakt niet dat hij geen vervangende woonruimte kan vinden en dakloos wordt. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de burgemeester verzoeker heeft gewezen op de mogelijkheid om, in het uiterste geval, gebruik te maken van de daklozenopvang van Moveoo in het geval het hem niet lukt onderdak te vinden. De gevolgen van de sluiting van de woning zijn dan ook niet onevenwichtig.
10. Het belang van de burgemeester tot handhaving van het beleid weegt op dit moment zwaarder dan het belang van verzoeker om in de woning te blijven wonen tot aan de beslissing op bezwaar. Er is namelijk een ruime handelshoeveelheid aan softdrugs aangetroffen in de woning. Gelet hierop heeft de burgemeester het belang van bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstellen van de openbare orde in dit verband zwaarder mogen laten wegen. Dit betekent dat de voorlopige voorziening dus wordt afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woningsluiting op dit moment niet wordt opgeschort en de burgemeester tot sluiting van de woning kan overgaan. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat ter zitting door de gemachtigde van de burgemeester is toegezegd dat er (minstens) een week tussen de bekendmaking van deze uitspraak en de feitelijke sluiting zal zitten.
11.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 8 maart 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie randnummer 20 van het beleid en de handhavingsmatrix.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910 en 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472.