ECLI:NL:RBLIM:2024:10256

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
C/03/325000 / HA ZA 23-523
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en verkoop van onroerend goed na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Samen in Bewind B.V. en een gedaagde partij, beide in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van hun respectieve onderbewindgestelden. De procedure volgde op een echtscheiding tussen de onderbewindgestelden, waarbij een convenant was opgesteld over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming hebben bereikt over de verdeling en afwikkeling van de schulden. De vorderingen van de gedaagde in reconventie zijn ingetrokken, waardoor de rechtbank zich alleen hoefde te buigen over de vorderingen van Samen in Bewind en de resterende vorderingen van de gedaagde.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de woning, die aan de gedaagde was toebedeeld onder opschortende voorwaarden, op basis van het voorkeursrecht aan de gemeente moet worden aangeboden. Indien de gemeente geen gebruik maakt van dit recht, zal de woning onderhands aan een derde worden verkocht. De rechtbank heeft diverse veroordelingen uitgesproken met betrekking tot de medewerking van de gedaagde aan de verkoop van de woning en de rol van de makelaar in dit proces. Tevens is bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/325000 / HA ZA 23-523
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
SAMEN IN BEWIND B.V.,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam onderbewindgestelde 1] wonende te [woonplaats 1] ,
kantoorhoudend te Landgraaf,
eisende partij,
hierna te noemen: Samen in Bewind,
advocaat: mr. N. Soro,
tegen
[gedaagde],
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam onderbewindgestelde 2] wonende te [woonplaats 2] ,
kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.J. van der Heijden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de rolbeschikking van 20 december 2023,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie,
- de akte houdende productie van 17 januari 2024 van Samen in Bewind,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de brieven van 15 en 17 mei 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het B8-formulier van Samen in Bewind met de producties 8 en 9,
- het B8-formulier van [gedaagde] met de producties 10 tot en met 14,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 augustus 2024,
- de akte uitlaten van 30 oktober 2024 van Samen in Bewind,
- de akte uitlaten van 30 oktober 2024 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] zijn gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. Op 12 oktober 2022 is de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De beschikking is in de registers van de burgerlijke stand ingeschreven op 17 november 2022.
2.2.
[naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] hebben in verband met de verdeling van de tussen hen bestaande huwelijksgoederengemeenschap een convenant opgesteld. Omtrent de verdeling van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats 2] (hierna: de woning) hebben zij afgesproken dat deze aan [naam onderbewindgestelde 2] werd toebedeeld onder de opschortende voorwaarde dat [naam onderbewindgestelde 1] zou worden ontslagen uit haar aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Ten aanzien van de schulden die zij hadden, was in het convenant overeengekomen dat [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] daaromtrent nog nadere afspraken zouden maken.
2.3.
In de dagvaarding heeft Samen in Bewind vorderingen ingesteld betreffende de verdeling c.q. verkoop van de woning. In reconventie heeft [gedaagde] vorderingen ingesteld betreffende de gemeenschappelijke schulden alsmede met betrekking tot de levering door [naam onderbewindgestelde 1] van haar aandeel in de woning aan [naam onderbewindgestelde 2] .
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt omtrent de verdeling en afwikkeling van de schulden waarvoor zij ten tijde van de echtscheiding aansprakelijk waren. De afspraken zijn vastgelegd in het proces-verbaal. [naam onderbewindgestelde 2] heeft daarop zijn vorderingen in reconventie onder B, onder C, onder D, onder E, onder G en onder H ingetrokken. Op deze vorderingen hoeft niet meer te worden beslist, zodat nog slechts hoeft te worden beslist op de vorderingen onder A en onder F. De vordering onder A strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van Samen in Bewind in haar vordering in conventie. De vordering onder F betreft de woning.
2.5.
In hun aktes uitlating van 30 oktober 2024 hebben partijen laten weten dat [naam onderbewindgestelde 2] niet in staat is om een hypothecaire lening te verkrijgen om daarmee het aandeel van [naam onderbewindgestelde 1] in de woning over te nemen. [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] zijn overeengekomen dat de woning op grond van het voorkeursrecht aan de gemeente zal worden aangeboden en dat de woning, indien de gemeente van haar voorkeursrecht geen gebruik maakt, onderhands zal worden verkocht aan een derde.
2.6.
[gedaagde] heeft in zijn akte verklaard dat de vorderingen in conventie van Samen in Bewind, ingesteld onder I, II en III kunnen worden toegewezen. Hierna zal dienovereenkomstig worden beslist. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde] de vordering in reconventie ingesteld onder F intrekt, zodat hierop niet meer hoeft te worden beslist.
2.7.
Voorts begrijpt de rechtbank uit de aktes uitlating van beide partijen dat zij ieder hun vorderingen in conventie respectievelijk reconventie wensen te wijzigen op de wijze zoals zij ieder gelijkluidend onder de nummers IV tot en met XII in hun akte hebben geformuleerd en dat zij zich over en weer niet verzetten tegen die wijziging van eis. De rechtbank zal hierna overeenkomstig die eiswijzigingen beslissen.
2.8.
Gelet op de relatie tussen partijen, althans [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] , zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
In conventie en in reconventie
3.1.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde 2] om binnen één week na het wijzen van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan het - op basis van de Wet voorkeursrechten gemeente - aanbieden van de woning aan de gemeente en om vervolgens zijn medewerking te verlenen aan het verkopen en leveren van de woning aan de gemeente;
3.2.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde 2] , indien partijen en de gemeente geen overeenstemming bereiken over de vervreemdingsvoorwaarden, om op het eerste verzoek van [naam onderbewindgestelde 1] zijn medewerking te verlenen aan het doen van een verzoek aan Burgemeester en Wethouders om de rechter te verzoeken een oordeel te geven over de prijs zoals bedoeld in artikel 13 van de Wet voorkeursrechten gemeente;
3.3.
bepaalt dat, indien [naam onderbewindgestelde 2] niet voldoet aan de veroordeling in 3.1. dan wel in 3.2., dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van [naam onderbewindgestelde 2] onder een schriftelijke machtiging waarin [naam onderbewindgestelde 1] wordt gemachtigd om namens [naam onderbewindgestelde 2] de woning op basis van de Wet voorkeursrechten gemeente aan te bieden aan de gemeente en/of dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van [naam onderbewindgestelde 2] onder een schriftelijke machtiging waarin [naam onderbewindgestelde 1] wordt gemachtigd om namens [naam onderbewindgestelde 2] een verzoek te doen aan Burgemeester en Wethouders om de rechter te verzoeken een oordeel te geven over de prijs zoals bedoeld in artikel 13 van de Wet voorkeursrechten gemeente;
3.4.
bepaalt dat, indien [naam onderbewindgestelde 2] niet zijn medewerking verleent aan de veroordeling om op basis van de Wet voorkeursrechten gemeente de woning aan de gemeente te verkopen en te leveren, dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van [naam onderbewindgestelde 2] onder de overeenkomst tot verkoop van de woning aan de gemeente en/of onder de notariële akte tot levering van de woning aan de gemeente;
3.5.
verstaat dat, indien de gemeente geen gebruik maakt van haar voorkeursrecht, partijen de woning onderhands aan een derde verkopen, in welk geval de navolgende veroordelingen van toepassing zijn;
3.6.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde 2] , indien partijen niet binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis in onderling overleg een makelaar opdracht hebben gegeven tot verkoop van de woning, om uiterlijk 14 dagen na het verstrijken van die termijn de namen van drie erkende NVM-makelaars aan [naam onderbewindgestelde 1] te doen toekomen;
3.7.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde 1] om binnen 14 dagen nadat zij op grond van de veroordeling onder 3.6. van [naam onderbewindgestelde 2] de namen van drie NVM-makelaars heeft ontvangen, te bepalen aan wie van de drie makelaars de opdracht tot verkoop van de woning zal worden gegeven;
3.8.
veroordeelt [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] om binnen 14 dagen nadat een keuze voor de makelaar is gemaakt gezamenlijk de opdracht tot verkoop van de woning aan de gekozen makelaar te geven;
3.9.
bepaalt dat, indien in voorkomend geval [naam onderbewindgestelde 2] niet voldoet aan de veroordeling in 3.6. dan wel in 3.8., dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van [naam onderbewindgestelde 2] onder de overeenkomst van opdracht tot verkoop met de makelaar;
3.10.
bepaalt dat, indien in voorkomend geval [naam onderbewindgestelde 1] niet voldoet aan de veroordeling in 3.7. dan wel in 3.8., dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van [naam onderbewindgestelde 1] onder de overeenkomst van opdracht tot verkoop met de makelaar;
3.11.
veroordeelt partijen om de woning vervolgens aan een derde te verkopen overeenkomstig onderstaande regeling:
3.11.1.
veroordeelt partijen in onderling overleg met de makelaar een vraagprijs voor de woning vast te stellen en bepaalt dat in het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraagprijs, de makelaar naar beste weten en kunnen bindend een marktconforme vraagprijs zal bepalen;
3.11.2.
veroordeelt partijen om in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aan te gaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is en bepaalt dat in het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, de makelaar die naar beste weten en kunnen bindend zal bepalen;
3.11.3.
veroordeelt partijen om binnen twee dagen na ontvangst ervan hun medewerking te verlenen aan het tekenen van de verkoopovereenkomst;
3.11.4.
veroordeelt partijen om hun medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper op een door de notaris te bepalen datum voor dat transport;
3.11.5.
bepaalt dat, indien één der partijen niet binnen een week na betekening van dit vonnis meewerkt aan de verkoop van de woning aan een derde, dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als de handtekening van de weigerende partij onder de overeenkomst tot verkoop van de woning aan een derde (zoals bedoeld in 3.11.3.), mits die overeenkomst geen bepalingen bevat die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de betreffende makelaar;
3.11.6.
bepaalt dat, wanneer één der partijen niet binnen de hierboven bedoelde termijn van één week zijn of haar medewerking verleent aan het notarieel transport van de woning (zoals bedoeld in 3.11.4.), dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als de handtekening (en parafen) van de weigerende partij onder (en in) de notariële akte, mits die akte geen bepalingen inhoudt die afwijken van wat in de gegeven omstandigheden gebruikelijk is, zulks ter beoordeling van de notaris ten overstaan van wie de akte gepasseerd wordt;
3.11.7.
bepaalt dat de koopsom en de uitkering van de aan partijen bekende levensverzekering bij Nationale Nederlanden moet worden aangewend om de hypothecaire lening(en) te voldoen alsmede de aan de verkoop verbonden kosten die ten laste van [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] komen;
3.11.8.
bepaalt dat, nadat is voldaan aan het bepaalde in 3.11.7., een positief saldo bij helfte tussen [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2] zal worden verdeeld en dat een negatief saldo door [naam onderbewindgestelde 1] en door [naam onderbewindgestelde 2] voor de helft zal worden gedragen;
3.12.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.13.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.14.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. J.J. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.