Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht een vonnis uitgesproken in de zaak tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. De procedure is gestart met een dagvaarding en heeft geleid tot een mondelinge behandeling op 30 oktober 2024. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun vorderingen gewijzigd, welke wijzigingen door de rechtbank als onweersproken zijn aangenomen. De rechtbank heeft vervolgens een beslissing genomen over de vorderingen van beide partijen.
In het vonnis is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeeld om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een bedrag van € 36.598,-- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is bepaald dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ervoor moet zorgen dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt ontslagen uit haar aansprakelijkheid jegens de SNS-bank voor de hypothecaire lening van de gezamenlijke woning. Indien dit niet tijdig gebeurt, zijn partijen veroordeeld om de woning te verkopen volgens een vastgestelde regeling.
De rechtbank heeft gedetailleerde instructies gegeven over de verkoop van de woning, waaronder het inschakelen van een makelaar en het vaststellen van een vraagprijs. Ook zijn er bepalingen opgenomen over de medewerking van partijen aan de verkoop en het notariële transport van de woning. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.