ECLI:NL:RBLIM:2024:10156

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/03/314790 / HA ZA 23-88 en C/03/320133 / HA ZA 23-309 en C/03/320134 / HA ZA 23-310 en C/03/320232 / HA ZA 23-315
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door verzakking van een pand na sloopwerkzaamheden

In deze zaak vorderde eiseres schadevergoeding van de Gemeente Heerlen en twee gedaagden, die betrokken waren bij sloopwerkzaamheden. Eiseres stelde dat haar pand verzakt was door onzorgvuldig uitgevoerde sloopwerkzaamheden aan een aangrenzend pand, dat eigendom was van de Gemeente. De rechtbank oordeelde dat de uitvoerder van de sloopwerkzaamheden aansprakelijk was voor de schade, omdat de verzakking het gevolg was van het niet deugdelijk uitvoeren van de werkzaamheden. De Gemeente werd niet aansprakelijk gesteld, omdat haar geen onzorgvuldig handelen kon worden verweten. De onderaannemer werd eveneens niet aansprakelijk geacht, omdat deze geen sloopwerkzaamheden had uitgevoerd. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres toe, inclusief schadevergoeding voor gederfde huurinkomsten en expertisekosten, maar wees andere schadeposten af. De uitspraak vond plaats op 18 december 2024.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 18 december 2024
in de hoofdzaak met zaaknummer: C/03/314790 / HA ZA 23-88 van
[eiseres in de hoofdzaak] ,
te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.R.P.M. Scheepers;
tegen:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERLEN,
te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. R.D. Lubach;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ,
te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.L. Smits-Emons;
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] ,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.H.W. Bindels;
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer: C/03/320232 / HA ZA 23-315 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERLEN,
te Heerlen,
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R.D. Lubach;
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ,
te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.L. Smits-Emons;
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] ,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.M.H.W. Bindels;
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer: C/03/320133 / HA ZA 23-309 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ,
te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. S.L. Smits-Emons;
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HEERLEN,
zetelend te Heerlen,
gedaagden,
advocaat mr. R.D. Lubach;
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer: C/03/320134 / HA ZA 23-310 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ,
te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S.L. Smits-Emons;
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagden in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaten mr. R.J. Postma en mr. J.M.H.W. Bindels.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak] , de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] genoemd worden.
1. Het verdere verloop van de procedure in de hoofdzaak
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het vrijwaringsincident zijdens de Gemeente van 7 juni 2023;
- het vonnis in het vrijwaringsincident zijdens [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] van 7 juni 2023;
- het vonnis in het vrijwaringsincident zijdens [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] van 7 juni 2023;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] met producties 13 t/m 15;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] met producties 1 t/m 9;
- de conclusie van antwoord van de Gemeente met producties 1 t/m 7;
- de akte wijziging van eis met producties 19 t/m 27;
- de akte wijziging van eis, tevens eisvermeerdering alsmede eisvermindering van 28 mei 2024 van [eiseres in de hoofdzaak] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 mei 2024;
- de akte eisvermindering van 12 juni 2024 met productie 28;
- de antwoordaktes van de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] van 26 juni 2024.
1.2. Ten slotte is wederom vonnis bepaald.
2. Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak van de Gemeente tegen [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (zaaknummer C/03/320232 / HA ZA 23-315)
2.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 5;
- de conclusie van antwoord van de Gemeente, met producties 1 t/m 13;
- de conclusie van antwoord met voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 t/m 12 van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie van [eiseres in de hoofdzaak] ;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 mei 2024.
2.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
3. Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen de Gemeente (zaaknummer C/03/320133 / HA ZA 23-309)
3.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties met producties 1 t/m 13 van [eiseres in de hoofdzaak] ;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 3;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 mei 2024.
3.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
4. Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (zaaknummer C/03/320134 / HA ZA 23-310)
4.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte overlegging producties met producties 1 t/m 23 van [eiseres in de hoofdzaak] ;
- de conclusie van antwoord met voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 t/m 5;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties 24 t/m 27;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 mei 2024.
4.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
5. De feiten
5.1. [eiseres in de hoofdzaak] was eigenaar van het pand gelegen aan de [adres 1] te [plaats] . Zij verhuurde het pand ten tijde van de hierna te melden schadegevallen aan [naam bv 1] , handelend onder de naam ‘ [handelsnaam] ’ (hierna: [handelsnaam] ). Die huurovereenkomst is naar aanleiding van de schadegevallen bij brief van 21 december 2020 per direct beëindigd, dan wel (subsidiair) tegen 1 januari 2022 opgezegd. [eiseres in de hoofdzaak] heeft in de beëindiging van de huurovereenkomst berust. [eiseres in de hoofdzaak] heeft vanaf 28 september 2020 geen huurpenningen bij [handelsnaam] meer in rekening gebracht.
5.2. Naast het pand van [eiseres in de hoofdzaak] , aan de [adres 2] , lag een perceel met een voorheen als ‘ [naam pand] ’ aangeduid pand (hierna: het [naam pand] ), eigendom van de Gemeente. De Gemeente heeft dat perceel als bouwrijpe grond verkocht aan Wonen Limburg Accent B.V. in het kader van het “Project Spoor-singel” (herontwikkeling van de zone ten noorden van het stationsgebied van de gemeente Heerlen). Het [naam pand] is in dat verband in april 2020 in opdracht van de Gemeente gesloopt.
5.3. Bij de voorbereiding van die sloopwerkzaamheden is gebleken dat het pand van [eiseres in de hoofdzaak] tegen het [naam pand] was gebouwd, zodanig dat deze panden een gemeenschappelijke zijgevel hadden. In verband daarmee is het project in twee fases uitgevoerd. De eerste fase zag op de sloop van het [naam pand] , waarbij de gezamenlijke zijgevel is blijven staan. De tweede fase omvatte de sloop van die zijgevel en de vervanging daarvan door een nieuwe, lichtere wandconstructie, bestaande uit sandwichpanelen op een stalen constructie. Drie bestaande stalen kolommen zouden blijven staan. Deze kolommen staan op ondergrondse poeren, die rusten op de vaste (dragende) grondlaag.
5.4. [eiseres in de hoofdzaak] is in verband met voormelde sloopplannen op 9 maart 2020 door de heren [naam 1] en [naam 2] (ambtenaren van de Gemeente, hierna: ‘ [naam 1] ’ respectievelijk ‘ [naam 2] ’) geïnformeerd over het feit dat het [naam pand] zou worden gesloopt en dat daarbij ook de linkerzijgevel daarvan (de gemeenschappelijke gevel tussen de panden [adres 3] en [adres 1] ) zou worden gesloopt.
5.5. [naam 1] heeft op 25 mei 2020 een e-mail aan [eiseres in de hoofdzaak] gezonden met (onder meer) de volgende inhoud :
(…)
Graag stuur ik u de afspraken die wij vanmorgen hebben gemaakt.
- (…)
- We hebben aangegeven van welk materiaal gebruik wordt gemaakt en dat de bedoeling is dat de muur op uw eigendom blijft.
- De kosten voor sloop en bouw van de muur zijn voor de gemeente.
- De intentie is om de opdracht aan de firma [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] te gunnen. Daarmee zouden alle werkzaamheden in 1 hand zijn.
- De firma [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zal met u overleggen over de uit te voeren werkzaamheden, zodat alles zo goed mogelijk kan worden afgestemd.
(…)
5.6. Op 30 juni 2020 heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] op verzoek van [naam 2] (om een andere reden dan het nu voorliggende onderwerp van geschil) een ‘proefsleuf’ gegraven, waarbij over een breedte van 1 à 1,50 meter een funderingsstrook die in het terrein van het voormalige [naam pand] lag, is verwijderd, zodat de fundering onder het pand van [eiseres in de hoofdzaak] zichtbaar was. Hieruit is gebleken dat de toenmalige gemeenschappelijke zijgevel van de panden was gefundeerd op een tegen de fundering van het [naam pand] aangestorte, niet verankerde strook (ongewapend) beton ter breedte van de muur (in de stukken ook aangeduid als ‘de neus’).
5.7. Bij ‘afwijkingsformulier’ van 22 juli 2020 heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] aan de Gemeente een offerte ver-strekt voor reconstructie van de zijgevel van het pand van [eiseres in de hoofdzaak] . Als werkomschrijving is daarin opgenomen:
“Bestaande wand wordt gesloopt na aanbrengen van tijdelijke stofwand en aanbrengen stempelconstructie. Aansluitend wordt de nieuwe staalconstructie geplaatst en daartegen de nieuwe wandafwer-king.”
Bij de specificatie van de werkzaamheden staat onder het kopje ‘sloopwerkzaamheden’ onder meer vermeld “sloopwerk oude funderingsstrook” (stelpost 301040). Onder het kopje ‘bouwkundige werkzaamheden’ is onder meer opgenomen “dakbedekking aansluiten tegen nieuwe gevel” (stelpost 401110).
5.8. Op 23 juli 2020 en 28 juli 2020 heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (als onderaannemer) opdracht verstrekt voor, kort gezegd, het vernieuwen van de zijgevel, inclusief aansluiting van die gevel aan het bestaande dak.
5.9. Bij ‘bestelopdracht’ van 27 juli 2020 heeft de Gemeente opdracht verstrekt aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tot reconstructie van de gevel van het pand van [eiseres in de hoofdzaak] . De opdracht omvatte (onder verwijzing naar het afwijkingsformulier) de volgende werkzaamheden:
- het leveren en plaatsen van een tijdelijke wand;
- het aanpassen van staalconstructie gevel;
- het aanhelen van daken;
- het plaatsen van een nieuwe geïsoleerde wand;
- het aansluiten van riolering/hemelwaterafvoeren;
- het bouwrijp opleveren van het terrein.
5.10. [naam 2] heeft op 6 augustus 2020 (om 9:56 uur) per e-mail onder meer het volgende aan [eiseres in de hoofdzaak] bericht:
(…)
Gemaakte afspraken:
(…)
- Aannemer zorgt voor de noodzakelijke maatregelingen om het gebouw wind en waterdicht te houden om zo eventuele schade te voorkomen.
- Indien er schade ontstaat na aanleiding van onze werkzaamheden zal de opdrachtgever / aannemer dit herstellen.
(…)
5.11. [eiseres in de hoofdzaak] heeft hierop bij e-mail 10:04 uur als volgt gereageerd:
(…)
Ik mis alleen nog de afspraak ivm de verzekering/eigen risico etc
(…)
5.12. [naam 2] heeft in reactie daarop bij e-mail van 10:17 uur geschreven:
(…) Zie laatste punt afspraken; Indien er schade ontstaat na aanleiding van onze werkzaamheden zal de opdrachtgever / aannemer dit herstellen.
Volgens mij dekt dit aardig de lading met andere woorden; Indien jullie huurder schade ondervindt na aanleiding van de werkzaamheden zullen wij dit via onze verzekering laten herstellen.
Ter verduidelijking dit geldt alleen bij schade na aanleiding van wateroverlast, stormschade, of indien de aannemer eventueel een schade veroorzaakt. Dit geldt niet voor eventuele omzetverlies of dergelijke.
5.13. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] is op 7 september 2020 gestart met uitvoering van de op 27 juli 2020 (zie 5.9. hiervoor) aangenomen sloop- en bouwwerkzaamheden.
5.14. Op 8 september 2020 heeft [naam 2] het volgende WhatsApp-bericht aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] gezonden:
“ [naam 3] ben op [straatnaam] de fundering moet wel weg volgens de heren ter plaatse mogen ze maar tot aan de vloerhoogte weghalen maar dit is niet juist. Svp wil jij kontakt opnemen met hun.”
5.15. Op 10 september 2020 heeft [naam 2] de volgende e-mail aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] gezonden:
“Verder was men de fundering aan het slopen en blijkt dat het gedeelte wat aan de fundering is aangestort toch loskomt (zoals ik eergisteren al heb proberen aan te geven) dus de oplossing die [naam 3] [rechtbank: [naam 3] , [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ] bedacht heeft om de kantplant te plaatsen kan niet zonder dat er extra voorzieningen aangebracht worden omdat de bestaande vloer/ fundering van de [handelsnaam] zo’n 20 cm terug ligt.
Ik denk dat [naam 3] of jullie aannemer [rechtbank: [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] ] hier nog eens naar moet gaan kijken.”
5.16. Op 14, 15 en 16 september 2020 heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] de gehele funderingsstrook (van het [naam pand] ) langs de gevel van het pand van [eiseres in de hoofdzaak] gesloopt.
5.17. In het weekend van 26 en 27 september 2020 is sprake geweest van hevige regenval.
5.18. Op maandagochtend 28 september 2020 is geconstateerd dat sprake was van waterschade in het pand van [eiseres in de hoofdzaak] , waardoor inventaris van [handelsnaam] beschadigd is geraakt.
5.19. Op 29 september 2020 is door de bouwinspectie van de Gemeente een gebrek aan de fundering van het pand geconstateerd, waardoor de stabiliteit van de bestaande staalconstructie niet meer gewaarborgd was. Wegens deze constructieve onveiligheid is het pand per direct gesloten.
5.20. [naam 1] heeft op 5 oktober 2020 (om 16:07 uur) de volgende e-mail aan [eiseres in de hoofdzaak] gezonden:
Ik kan u mededelen dat de bouwwerkzaamheden ter plaatse zijn stop gelegd. Wij dienen ervoor te zorgen dat de situatie ter plekke wordt hersteld. Dit is verwoord in de bijlage. De gemeente heeft de firma [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in gebreke gesteld. Wij hebben hen gevraagd dit bij hun verzekering te melden. De firma [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zoekt met ons naar oplossing.
5.21. In opdracht van de Gemeente heeft expertisebureau Royal HaskoningDHV (verder te noemen: Royal Haskoning) onderzoek gedaan naar de oorzaak van de schade. In haar rapport van 26 oktober 2020 rapporteert Royal Haskoning onder meer het volgende:
3.2 Beschrijving van de ontstane schade
“Het is zo goed als zeker dat er ten gevolge van de sloopactiviteiten zakkingen en verplaatsingen aan de fundering van [adres 1] opgetreden zijn (...)
(…)
Draagkracht van funderingen op staal wordt mede geleverd door de opsluiting door grond aan de zijkanten. Deze opsluiting zorgt ervoor dat de druk op het ondervlak van de fundering niet leidt tot zijdelings wegdrukken van de grond (Squeezing). Door de aanwezige ontgraving was deze opsluiting aan een zijde weggevallen. Ook het vermogen van de funderingspoer om spatkrachten (horizontale reactiekrachten uit de stalen spanten) op te vangen, was teniet gedaan. Door een combinatie van in zeer ernstige mate afgenomen draagkracht in verticale en horizontale zin en een grote hoeveelheid regenval die ervoor gezorgd kan hebben dat de grond nog minder draagkrachtig werd, zijn er horizontale verplaatsingen en zakkingen opgetreden aan de funderingspoeren van de stalen spanten. Bij het een na laatste spant (aan Noordzijde) zijn de verplaatsingen opgelopen tot ongeveer 25 mm naar buiten (naar het Oosten) en wel 80 mm naar beneden.”
en:
4. Conclusies en aanbevelingen
4.1 Schade
“Het is zo goed als zeker dat de verplaatsingen en verzakkingen ter plaatse van de Oostgevel van het pand [adres 1] veroorzaakt zijn door de werkzaamheden ten behoeve van de sloop van het pand [adres 3] . De combinatie van een aanwezige ontgraving naast een fundering (wegvallen zijdelingse opsluiting) met relatief veel regenval (verweking van de draagkrachtige laag) heeft geleid tot de opgetreden schade.”
5.22. Op 20 september 2021 heeft het expertisebureau Lengkeek op verzoek van de aansprakelijkheidsverzekeraar van de Gemeente, met inachtneming van de bevindingen van (en na besprekingen met) de deskundi-gen van Royal Haskoning en expertisebureau Crawford BosBoon (ingeschakeld door de verzekeraar van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ), een rapport uitgebracht over de oorzaak van de verzakkings- en waterschade.
Lengkeek constateert naar aanleiding van foto’s van de proefsleuf die is gegraven op 30 juni 2020 :
“Te zien is op de linker foto dat onder de bestaande muur een (zoals bleek ongewapende) aangestorte “neus” ligt, waarop de muur van het [naam pand] stond. Hieruit kon worden afgeleid dat de buitenmuur was 'gefundeerd' op een tegen de fundering van het [naam pand] aangestorte en niet verankerde strook beton ter breedte van de muur. De donkergrijze (bijna zwarte) funderingsstrook voor de muur betreft de oude fundering van het [naam pand] en die is op de rechter foto zichtbaar. Naar het zich laat aanzien lag die funderingsstrook er al toen het pand [adres 1] werd gebouwd en is daartegen destijds de hiervoor genoemde “neus” gestort en werd daar vervolgens de muur van het pand [adres 3] op gemetseld.
Bedacht dient hierbij te worden dat de bestaande stalen kolommen van deze muur (welke kolommen blijven staan) op betonnen poeren rusten maar die zijn dus op de foto niet zichtbaar. De “neus” kreeg in de oude situatie zijn draagkracht van de funderingsstrook van het [naam pand] . Voor de poeren waarop de kolommen zijn bevestigd geldt dat niet, die poeren zijn (voorzover dat bekend is) op de vaste grondlaag aangebracht tijdens de bouw van het pand [adres 1] . De kolommen onder de spanten van [adres 1] waren gefundeerd op betonnen poeren met een opstorting. Die zijn op bovenstaande foto's niet zichtbaar maar zijn sowieso tijdens het gehele voorbereidingstraject niet waargenomen.”
5.23. Bij het bespreken van de oorzaak van de verzakking refereert Lengkeek als volgt aan deze constateringen :
Volgens verzekerde is de fundering van de hoofdconstructie (staal) van het pand [adres 1] verzakt omdat de poeren daaronder in de richting van het [naam pand] geen ondersteuning meer hadden van de naastgelegen grond. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft hier volgens verzekerde te diep uitgegraven, waardoor deze calamiteit kon ontstaan.
De discussie die zich hierover voordoet gaat over de poeren waarop de stalen kolommen van het gebouw [adres 1] staan. Dat is feitelijk een andere discussie dan de discussie over de opstort waarop het gemetselde deel van de muren stond (tegen de ondergrondse betonstrook welke onder het [naam pand] [sic] was gelegen), dat is de discussie die wij op blad 10 en 11 van dit rapport in hoofdzaak behandelen, [zie de citaten onder 5.22., toevoeging rechtbank]).
5.24. Naar aanleiding van foto’s die op 28 en 29 september 2020 door [naam constructeur] , de constructeur van de Gemeente, zijn gemaakt schrijft Lengkeek :
Te zien is dat van voor tot achter de grond naast de gevel relatief diep was uitgegraven. Wij schatten op basis van deze foto in dat dit circa minimaal 30cm onder de aanlegdiepte van de poer is. U ziet op de derde (detail)foto onder de gevelbeplating een soort "betonblok” en dat is 1 van de hiervoor steeds omschreven poeren. Deze is verzakt en dat is op deze foto goed te zien. De grondslag hieronder
ontbreekt deels. (…)
5.25. Zij concludeert ten aanzien van de opgetreden verzakkingsschade het volgende:
“Op basis van het beschikbare materiaal blijkt ons inziens genoegzaam dat de oorzaak van het verzak-ken van het pand [adres 1] er in is gelegen dat de grond daarnaast te diep werd uitgegraven door [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] als gevolg waarvan de poerconstructie ondermijnd was (mogelijk mede doordat als gevolg van regenval de grond verzwakte) en geen zijdelingse tegendruk meer had en zodoende naar de oostzijde kon afschuiven.’’
en ten aanzien van de waterschade het volgende:
“De waterschade in het gebouw is meest aannemelijk er het gevolg van dat de dakbedekking naar de nieuwe buitenmuur niet of niet voldoende werd aangeheeld.”
5.26. De verzekeraar van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft door expertisebureau Crawford BosBoon (verder te noemen: Crawford BosBoon) een onderzoek laten doen naar de oorzaak van de schade. In een rapport van 14 oktober 2021 concludeert deze het volgende:
“Gebeurtenis 1 - waterschade
Gelet op het bovenstaande kunnen wij niet anders dan concluderen dat de instroom van water is ontstaan voor de verzakking van de kolommen van de draagconstructie en niet andersom.
Tevens concluderen wij dat, gelet op de verklaring van de heer [naam 2] inzake de op maandag 28 september 2020 aangebrachte stroken dakbedekking, de constructie op vrijdag 25 september 2020 niet wind- en waterdicht is achtergelaten, waardoor water het pand in kon stromen.
Wij merken op dat de werkzaamheden voor het wind- en waterdicht maken van het
pand aan [adres 1] uitgevoerd dienden te worden door een onderaannemer van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] , te weten [naam bv 2] , gevestigd te [vestigingsplaats 2] .
Gebeurtenis 2 - funderingschade
(…)
Ten aanzien van de gebreken in het pand aan [adres 1] zijn wij van mening dat het aannemelijk is dat deze zijn veroorzaakt door het verschuiven van de poeren van het genoemde pand.”
5.27. Het perceel met bebouwing aan de [adres 1] is op 16 april 2024 verkocht aan Wonen Limburg Accent B.V. voor een bedrag van € 345.000,-- k.k., en op 5 juni 2024 aan deze koper geleverd.
6. Het geschil in de hoofdzaak
6.1. [eiseres in de hoofdzaak] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uit-voerbaar bij voorraad:
Primair:
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en bij wijze van gedeeltelijke vaststelling van de onder paragraaf 3 van de dagvaarding bedoelde schadevergoeding, aan [eiseres in de hoofdzaak] te betalen, een bedrag van € 153.626,-- inzake gemiste huurinkomsten, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der schadegebeurtenis(sen), dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en bij wijze van gedeeltelijke vaststelling van de onder paragraaf 3 van de dagvaarding bedoelde schadevergoeding, aan [eiseres in de hoofdzaak] te betalen een bedrag van € 25.000,-- inzake garantstelling eigen risico opstalverzekering, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der schadegebeurtenis(sen), dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en bij wijze van gedeeltelijke vaststelling van de onder paragraaf 3 van de dagvaarding bedoelde schadevergoeding, aan [eiseres in de hoofdzaak] te betalen, een bedrag van € 35.802,-- inzake gemaakte expertisekosten (deskundige), dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der schadegebeurtenis(sen), dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, en bij wijze van gedeeltelijke vaststelling van de onder paragraaf 3 van de dagvaarding bedoelde schadevergoeding, aan [eiseres in de hoofdzaak] te betalen, een bedrag van € 29.047,-- inzake gemaakte juridische kosten, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der schadegebeurtenis(sen), dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, en bij wijze van gedeeltelijke vaststelling van de onder paragraaf 3 van de dagvaarding bedoelde schadevergoeding, aan [eiseres in de hoofdzaak] te betalen, een bedrag van € 3.045,-- inzake meerkosten taxatie, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der schadegebeurtenis(sen), dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres in de hoofdzaak] van de (overige) door haar geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te ver-effenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert de dag van ontstaan van de onrechtmatige gebeurtenis(sen) dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
Subsidiair:
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres in de hoofdzaak] van de (volledige) door [eiseres in de hoofdzaak] geleden en nog te lijden schade, zulks nader op te ma-ken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente sedert de dag van ont-staan van de onrechtmatige gebeurtenis(sen) dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
Primair en subsidiair:
- voor recht verklaart dat de Gemeente toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtin-gen en/of gedane toezeggingen jegens [eiseres in de hoofdzaak] , en/of onrechtmatig jegens [eiseres in de hoofdzaak] heeft gehandeld en daarvoor jegens [eiseres in de hoofdzaak] aansprakelijk is voor de door haar geleden en eventueel te lijden schade als gevolg daarvan;
- voor recht verklaart dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] jegens [eiseres in de hoofdzaak] onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve jegens [eiseres in de hoofdzaak] , aansprakelijk is voor de door [eiseres in de hoofdzaak] geleden en nog te lijden schade als gevolg daarvan;
- voor recht verklaart dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] jegens [eiseres in de hoofdzaak] onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve jegens [eiseres in de hoofdzaak] , aansprakelijk is voor de door [eiseres in de hoofdzaak] geleden en nog te lijden schade als gevolg daarvan;
- de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van [eiseres in de hoofdzaak] daaronder begrepen.
6.2. Aan deze vorderingen legt [eiseres in de hoofdzaak] , kort samengevat, ten grondslag dat de Gemeente aansprakelijk is op grond van zowel onrechtmatige daad als wanprestatie. De Gemeente heeft gehandeld in strijd met afspraken dan wel toezeggingen jegens [eiseres in de hoofdzaak] en is daarnaast als opdrachtgever van de sloop-werkzaamheden nalatig en onzorgvuldig geweest. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft volgens [eiseres in de hoofdzaak] als feite-lijk uitvoerder van de sloopwerkzaamheden onrechtmatig jegens haar gehandeld, door – kort gezegd – deze sloopwerkzaamheden niet naar behoren uit te voeren. [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] , ten slotte, heeft volgens Jan-sen-Moonen onrechtmatig jegens haar gehandeld, omdat deze als onderaannemer van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] (met name bij het aansluiten van de gevel aan het dak) niet de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen. De gedaagden zijn volgens [eiseres in de hoofdzaak] hoofdelijk aansprakelijk voor de door haar geleden schade, omdat ten aanzien van iedere gedaagde één of meerdere schadeveroorzakende gebeurtenissen zijn aan te wijzen die in causaal verband staat of staan met de schade die [eiseres in de hoofdzaak] heeft geleden en nog zal lijden.
6.3. De Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] voeren verweer.
6.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
7. Het geschil in de vrijwaringszaak van de Gemeente tegen [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (zaaknummer C/03/320232 / HA ZA 23-315)
In conventie
7.1. De Gemeente vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i. i) [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en/of [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak, veroordeelt om aan de Gemeente te betalen datgene, waartoe de Gemeente als gedaagde in de hoofdzaak jegens [eiseres in de hoofdzaak] mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling;
ii) [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en/of [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] veroordeelt in de kosten van het geding in deze vrijwaring, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
7.2. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hebben de vorderingen weersproken. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
In voorwaardelijke reconventie
7.3. [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] vordert dat de rechtbank, indien en voor zover [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] in de hoofdzaak aansprakelijk wordt bevonden, [eiseres in de hoofdzaak] veroordeelt om aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] te betalen al datgene waartoe [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] als gedaagde in de hoofdzaak ten behoeve van [eiseres in de hoofdzaak] als eiseres in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, zulks inclusief de proceskosten in die hoofdzaak, een en ander met veroordeling van [eiseres in de hoofdzaak] in de kosten van het vrijwaringsgeding aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] gevallen, alsmede in de nakosten conform het (ten tijde van de uitspraak geldende) liquidatietarief, beide te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en – voor het geval voldoe-ning niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
7.4. De Gemeente heeft de vorderingen in voorwaardelijke reconventie weersproken. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
8. Het geschil in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen de Gemeente (zaaknummer C/03/320133 / HA ZA 23-309)
8.1. [eiseres in de hoofdzaak] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de Gemeente veroordeelt tot al hetgeen waartoe [eiseres in de hoofdzaak] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld jegens [eiseres in de hoofdzaak] , met eveneens veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure in vrijwaring alsmede de kosten van de procedure in de hoofdzaak, te voldoen binnen veer-tien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
2. de Gemeente veroordeelt tot betaling van de (na)kosten indien niet binnen veertien dagen na dagteke-ning van de aanschrijving tot vrijwillige voldoening aan het vonnis is voldaan.
8.2. De Gemeente heeft de vorderingen weersproken. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
9. Het geschil in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (zaak-nummer C/03/320134 / HA ZA 23-310)
In conventie
9.1. [eiseres in de hoofdzaak] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de Gemeente veroordeelt tot al hetgeen waartoe [eiseres in de hoofdzaak] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld jegens [eiseres in de hoofdzaak] , met eveneens veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure in vrijwaring alsmede de kosten van de procedure in de hoofdzaak, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
2. de Gemeente veroordeelt tot betaling van de (na)kosten indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving rot vrijwillige voldoening aan het vonnis is voldaan.
9.2. de Gemeente heeft de vorderingen weersproken. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
In voorwaardelijke reconventie
9.3. de Gemeente vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en gelijktijdig met het vonnis in de hoofdzaak:
1. indien en voor zover de Gemeente in de hoofdzaak aansprakelijk wordt bevonden: [eiseres in de hoofdzaak] veroordeelt om aan de Gemeente te betalen al datgene waartoe de Gemeente als gedaagde in de hoofd-zaak ten behoeve van [eiseres in de hoofdzaak] als eiseres in die hoofdzaak mocht worden veroordeeld, zulks inclusief de proceskosten in de hoofdzaak;
2. een en ander met veroordeling van [eiseres in de hoofdzaak] in de kosten van het vrijwaringsgeding aan de zijde van de Gemeente gevallen, alsmede in de nakosten conform het (ten tijde van de uitspraak geldende) liquidatietarief, beide te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en – voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoe-ning.
9.4. [eiseres in de hoofdzaak] heeft de vorderingen weersproken. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
10. De beoordeling in de hoofdzaak
Partij [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134]
10.1. [eiseres in de hoofdzaak] heeft bij dagvaarding als gedaagde onder 3 [naam bv 2] in de procedure be-trokken. Bij B16-formulier van 12 april 2023 heeft [eiseres in de hoofdzaak] de rechtbank bericht dat dit niet de juiste partij bleek te zijn. [eiseres in de hoofdzaak] heeft bedoeld de onderaannemer van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in deze zaak te dagvaarden; dat bleek echter [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] te zijn. [eiseres in de hoofdzaak] heeft, met instemming van [naam bv 2] verzocht om rectificatie en herstel van de partij-aanduiding. [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] is vervolgens in de procedure verschenen.
10.2. Nu partijen het erover eens zijn dat niet [naam bv 2] , maar [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] de contractspartij van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] was en dat deze laatste dus in de procedure had moeten worden betrokken en nu [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] ook inderdaad in (in plaats van [naam bv 2] ) de procedure is verschenen en inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank de dagvaarding verbeterd lezen, in die zin dat als ge-daagde onder 3 in rechte is betrokken [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] .
Twee schadeonderdelen
10.3. Bij de beoordeling van de vorderingen moeten twee schadeonderdelen worden onderscheiden: ten eerste de zogenaamde funderings- of verzakkingsschade (verder de verzakkingsschade te noemen) en ten tweede de waterschade.
De verzakkingsschade
10.4. [eiseres in de hoofdzaak] stelt dat de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade ten gevolge van de verzakking (en de daarmee gepaard gaande gedwongen sluiting door de Gemeente) van haar pand. Dat sprake is van verzakking en als gevolg daarvan gedwongen sluiting van het pand is tussen partijen niet in geschil.
De oorzaak
10.5. De oorzaak van de verzakking, die door de drie rapporterende deskundigen, Lengkeek, Royal Haskoning en Crawford BosBoon wordt onderschreven, wordt het kernachtigst verwoord door Lengkeek:
“(…) de oorzaak van het verzakken van het pand [adres 1] [is] er in gelegen dat de grond daarnaast te diep werd uitgegraven door [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] , als gevolg waarvan de poerconstructie ondermijnd was (mogelijk mede doordat als gevolg van regenval de grond verzwakte) en geen zijdelingse tegendruk meer had en zodoende naar de oostzijde kon afschuiven.”
10.6. De rechtbank begrijpt, op grond van het deskundigenrapport van Lengkeek (zie ook rov. 5.22 en 5.23.) dat dit als volgt moet worden begrepen. Voorafgaand aan de sloop lag er onder het [naam pand] , althans de zijde daarvan die aansloot aan het pand van [eiseres in de hoofdzaak] , een betonnen funderingsstrook (hierna: ‘de funderingsstrook’). Toen het pand van [eiseres in de hoofdzaak] werd gebouwd, is tegen deze funderingsstrook een strook ongewapend, niet verankerd, beton ‘aangestort’ (hierna: ‘de neus’). De gezamenlijke zijgevel steunde op de neus. De fundering van het pand van [eiseres in de hoofdzaak] als zodanig bestond uit de betonnen ‘poeren’ die op een vaste grondlaag rustten. Deze poeren waren voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden ingesloten door de omliggende grond. Dat het pand van [eiseres in de hoofdzaak] is gaan verzakken, komt (met name, zie ook rov. 10.7. hierna) doordat de grond naast de poeren te diep is uitgegraven, en wel tot circa 30 centimeter onder de aanlegdiepte (de onderkant) van de poeren. Daardoor hadden de poeren onvoldoende tegendruk aan de zijkant en onderkant en zijn zij gaan verzakken en wegdraaien. Naar de rechtbank begrijpt, gaat het er daarbij om dat het zich voorheen naast de poeren bevindend materiaal te diep is weggegraven en/of weggenomen, waardoor de tegendruk wegviel. Dat het weggegraven materiaal (mogelijk) ook de neus en funderingsstrook betrof, is in dit kader niet relevant, in die zin dat de verzakking niet plaatsvond omdat neus en/of funderingsstrook op zichzelf belangrijk waren voor de fundering van het pand. Deze hadden weliswaar een zelfstandige functie voor de ondersteuning van de zijgevel maar niet voor de fundering van het pand als zodanig. Anders gezegd: uit het deskundigenbericht kan slechts worden afgeleid dat een oorzaak van de verzakking het weghalen van materiaal is en niet dat dit materiaal mogelijk (deels) bestond uit de neus en de funderingsstrook.
10.7. Door de opsteller van het deskundigenrapport van Lengkeek is aan de in rov. 10.5 genoemde conclu-sie ter mondelinge behandeling nog als oorzaak toegevoegd dat de ontgraving niet alleen te diep is geweest, maar dat deze ontgraving ook te lang open heeft gelegen. Was de ontgraving eerder aangevuld, dan zou de verzakkingsschade zich niet hebben voorgedaan. Dat het niet tijdig aanvullen van de ontgraving mede de oorzaak was van de verzakking is door partijen niet betwist – en past ook bij de in de rapporten al beschreven oorzaak van het weggevallen zijn van zijdelingse tegendruk – zodat dit vaststaat.
Is [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] aansprakelijk?
10.8. Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] niet aansprakelijk voor de verzakkingsschade. Uit het hiervoor overwogene (rov. 10.5-10.7) volgt dat deze schade het gevolg is van sloopwerkzaamheden. Het uitvoeren van die werkzaamheden behoorde niet tot de opdracht van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] . [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] heeft ook geen sloopwerk uitgevoerd, doch heeft enkel de zijgevel aangebracht en deze op het bestaande dak aangesloten. Tegen deze achtergrond had het op de weg van [eiseres in de hoofdzaak] gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit zou blijken dat (toch) sprake zou zijn van causaal verband tussen gedragingen van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] en de gestelde schade. Nu zij dit heeft nagelaten kan de aansprakelijkheid van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] niet worden vastgesteld, zodat de vorderingen jegens [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] met betrekking tot de verzakkingsschade moeten worden afgewezen.
Is de Gemeente aansprakelijk?
10.9. [eiseres in de hoofdzaak] stelt dat de Gemeente aansprakelijk is op grond van – kort samengevat – zowel wanprestatie als onrechtmatige daad. De rechtbank zal eerst de stellingen met betrekking tot de onrechtmatige daad beoordelen.
10.10. [eiseres in de hoofdzaak] stelt dat de Gemeente als opdrachtgever van de sloopwerkzaamheden, onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar als eigenaar van het buurpand/buurperceel, doordat zij niet de zorgvuldigheid heeft betracht die in het maatschappelijk verkeer betaamt. De Gemeente, die beschikt over een ruime kennis over bouwen en slopen, heeft onvoldoende voorzorgsmaatregelen getroffen om de sloopschade te voorkomen. Bovendien is de Gemeente intensief betrokken geweest bij de uitvoering van de sloopwerkzaamheden en had invloed op de wijze van uitvoering van de sloop. Zij had geen toestemming mogen geven voor het uitvoeren van de sloopactiviteiten zoals die door [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zijn verricht. Daarnaast heeft de Gemeente ve-zuimd om tijdig in te grijpen in de wijze van uitvoering, terwijl zij wist dat het pand kwetsbaar was en zij kennelijk geen, dan wel onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft voorgeschreven aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] , aldus [eiseres in de hoofdzaak] . Mocht in rechte komen vast te staan dat (een deel van) de fout gelegen is in de opdrachtverlening van de Gemeente aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] (bijvoorbeeld via verkeerde of onvolledige instructies door werknemers van de Gemeente), dan is de Gemeente volgens [eiseres in de hoofdzaak] bovendien aansprakelijk op grond van artikel 6:170 BW. [eiseres in de hoofdzaak] wijst daarbij naar het WhatsApp-bericht van [naam 2] aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] van 8 september 2020 (zie rov. 5.14), waaruit volgens [eiseres in de hoofdzaak] kan worden opgemaakt dat de Gemeente aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] opdracht heeft gegeven de gehele fundering op het terrein van [adres 3] te verwijderen en niet slechts het gedeelte tot aan de vloerhoogte. Deze opdracht had de Gemeente niet mogen geven zonder voorafgaand nader constructief onderzoek of advies in te winnen, aldus [eiseres in de hoofdzaak] .
10.11. De Gemeente stelt in de eerste plaats dat geen sprake is van causaal verband tussen haar handelen en de gestelde schade. Door niet alleen de fundering te verwijderen, maar vervolgens geen grond aan te vullen en wekenlang een sleuf open te laten liggen, heeft (alleen) [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] de verzakking van het pand veroorzaakt.
10.12. Het verwijt van [eiseres in de hoofdzaak] jegens de Gemeente steunt in belangrijke mate op het WhatsApp-bericht van [naam 2] aan [naam 3] (voorman/projectleider bij [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ) van 8 september 2020 (zie rov. 5.14), luidend:
[naam 3] ben op [straatnaam] de fundering moet wel weg volgens de heren ter plaatse mogen ze maar tot aan de vloerhoogte weghalen maar dit is niet juist. Svp wil jij kontakt opnemen met hun.
Partijen hebben gediscussieerd over de vraag of (mede) uit dit WhatsApp-bericht kan worden opgemaakt dat de Gemeente opdracht heeft gegeven om de funderingsstrook te verwijderen. De rechtbank kan dat echter in het midden laten. Het is immers, zoals de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld, niet de verwijdering van de funderingsstrook en/of ‘neus’ op zichzelf, maar het te diep graven dat mede heeft geleid tot de verzakking. Voor zover [eiseres in de hoofdzaak] heeft bedoeld te betogen dat, met het diepe afgraven, maar zonder verwijdering van de funderingsstrook en/of ‘neus’ de verzakking niet zou hebben plaatsgevonden, is die stelling onvol-doende gemotiveerd.
10.13. Daar komt bij dat, zelfs als wel zou moeten worden aangenomen dat [naam 2] opdracht had gege-ven tot te diep uitgraven, dit evenmin kan leiden tot aansprakelijkheid van de Gemeente voor de verzakking. De Gemeente mocht er immers van uitgaan dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] als professioneel sloper haar zou hebben gewaarschuwd voor de daaraan verbonden gevaren of om deze sloop zodanig uit te voeren dat dit niet tot ver-zakking zou leiden (bijvoorbeeld door de sleuf eerder te dichten). Weliswaar is, met de verwijzing naar het WhatsApp-bericht van [naam 2] aan Van [naam 3] van 8 september 2020, door [eiseres in de hoofdzaak] gesteld dat de Gemeente door [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] is gewaarschuwd, maar dat bericht gaat niet kenbaar over hetgeen door de deskundigen als oorzaak is aangewezen, kort gezegd: te diep graven in combinatie met niet tijdig aanvullen. Niet kan dus worden aangenomen dat de Gemeente een waarschuwing die zag op het voorkomen van de latere oorzaak van verzakking in de wind heeft geslagen.
10.14. Op grond van het voorgaande luidt de conclusie dat de Gemeente niet aansprakelijk is jegens [eiseres in de hoofdzaak] uit hoofde van onrechtmatige daad.
10.15. [eiseres in de hoofdzaak] heeft als tweede grondslag aangevoerd dat de Gemeente aansprakelijk is op grond van wanprestatie, omdat zij handelt in strijd met door haar gemaakte afspraken, dan wel gedane toezeggingen. De Gemeente heeft vanaf 25 mei 2020 meermaals toegezegd dat zij eventuele schade die zou optreden door de bouwwerkzaamheden zou vergoeden. Ook ná het optreden van de schade, bij e-mail van [naam 1] van 5 okto-ber 2020, heeft de Gemeente (onder meer) geschreven: “Wij dienen ervoor te zorgen dat de situatie ter plekke wordt hersteld”, aldus [eiseres in de hoofdzaak] . [eiseres in de hoofdzaak] verwijst ter onderbouwing van haar standpunt naar e-mails van de Gemeente van 25 mei 2020, 6 augustus 2020 en 5 oktober 2020 (hiervoor weergegeven onder rov. 5.5, 5.10-5.12, 5.20).
10.16. De Gemeente betwist dat uit de e-mails een ongeclausuleerde garantie of toezegging kan worden afgeleid om alle schade voortvloeiend uit de sloopwerkzaamheden te vergoeden.
10.17. De rechtbank stelt voorop dat, bij de huidige stand van het geding, de door [eiseres in de hoofdzaak] op grond van de verzakking gevorderde schadevergoeding (behoudens bijkomende schade zoals expertisekosten en juri-dische kosten) uitsluitend ziet op gederfde huurinkomsten. Naar het oordeel van de rechtbank kan in de door [eiseres in de hoofdzaak] aangehaalde e-mails van de Gemeente weliswaar een toezegging tot herstel (door de Gemeente, dan wel door [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ) worden gelezen, maar voeren deze toezeggingen niet zo ver dat daarin ook kan worden gelezen dat de Gemeente iedere mogelijke gevolgschade van eventuele fouten in het bouwproces voor haar rekening zal nemen. De vordering van [eiseres in de hoofdzaak] op grond van wanprestatie zal daarom worden afgewezen.
10.18. Uit het voorgaande volgt dat de Gemeente niet aansprakelijk is voor de verzakkingsschade, zodat de vorderingen tegen de Gemeente die hierop betrekking hebben zullen worden afgewezen.
Is [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] aansprakelijk?
10.19. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft volgens [eiseres in de hoofdzaak] als feitelijk uitvoerder van de sloopwerkzaamheden onrechtmatig jegens haar gehandeld, door een gedeelte van het terrein grenzend aan [adres 1] te diep uit te graven, waardoor verzakking aan het pand van [eiseres in de hoofdzaak] is opgetreden. Daarmee heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] inbreuk gemaakt op haar eigendomsrecht en gehandeld in strijd met de maatschappelijke zorgvuldig-heidsnorm.
10.20. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft de aansprakelijkheid voor de verzakkingsschade betwist. Zij beroept zich daarbij in de eerste plaats op overmacht. De schade is namelijk niet alleen ontstaan door het graven van de sleuf, maar ook door hevige regenval in het weekend voorafgaand aan de constatering van de schadevoorval-len, waardoor verweking van de grond is opgetreden. Indien het dat weekend niet zou hebben geregend, dan was de schade mogelijk niet ontstaan, aldus [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] .
10.21. De rechtbank verwerpt dit verweer. Daargelaten wat het aandeel van de mogelijke verweking van de grond op het ontstaan van de schade is geweest, geldt dat van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] als professioneel sloper had mogen worden verwacht dat zij met de mogelijke gevolgen van regenval, gelet op de situatie ter plaatse, rekening zou hebben gehouden en de noodzakelijke (voorzorgs)maatregelen zou hebben getroffen, bijvoorbeeld door het ontgravene (ver)snel(d) weer op te vullen. Daarbij weegt mee dat is gesteld noch gebleken dat de regenval en de hoeveelheid daarvan onverwacht waren; integendeel, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] was, gelet op het WhatsApp-gesprek met [naam 2] op 25 september 2020 op de hoogte van het feit dat noodweer was voorspeld.
10.22. Daarnaast heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Het beschadigen van een zaak betekent nog niet dat inbreuk wordt gemaakt op een eigendomsrecht, aldus [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] . Daarvan is pas sprake indien de handeling zelf, ongeacht de gevolgen, onrechtmatig is. Dat was echter volgens [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] niet het geval, nu zij op instructie van de Gemeente heeft gehandeld; zij heeft dus (slechts) aan de haar door de Gemeente opgedragen opdracht voldaan. Voor zover toch sprake zou zijn van een onrechtmatige gedraging, dan kan deze niet aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] worden toegerekend: de Gemeente had een bepalende invloed op de wijze van slopen en aan de Gemeente kan veel kennis worden toegedicht van de directe omgeving. Het had op de weg van de Gemeente gelegen om, ter voorkoming van schade aan het pand van [eiseres in de hoofdzaak] , met [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] specifieke afspraken te maken over de manier van slopen en met name over de gegeven opdracht tot het graven van de sleuf. Dat de fundering van het pand van [eiseres in de hoofdzaak] over de gehele lengte is ontgraven en dat deze ontgraving relatief lang ‘open’ heeft gelegen, is gebeurd in opdracht van de Gemeente. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] , die geen actieve rol heeft gehad bij het opstellen dan wel beoordelen van het constructieve plan, mocht ervan uitgaan dat door de Gemeente constructief advies was ingewonnen bij [naam constructeur] , voordat zij de instructie tot aanvullende sloop van de fundering gaf. Aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] kan geen nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handeling worden verweten. Daarbij is mede van belang dat de Gemeente fungeerde als toezichthouder op het werk, aldus [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] .
10.23. De rechtbank volgt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] niet in haar verweer. De rechtbank stelt daarbij voorop dat vaststaat dat de wijze van ontgraving (te diep gegraven naast de poeren en te lang open laten liggen) heeft geleid tot de bedoelde verzakkingsschade. De stelling dat aansprakelijkheid ontbreekt, omdat de handelingen van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] die hebben geleid tot de verzakkingsschade zijn verricht op instructie van de Gemeente, wordt – zoals hiervoor reeds overwogen – verworpen (rov. 10.12 - 10.13). Daarbij heeft de rechtbank ook reeds overwogen dat, zelfs als zou moeten worden aangenomen dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] wel op instructie van de Gemeente zou hebben gehandeld dit de eigen verantwoordelijkheid van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] niet wegneemt. Als op het gebied van sloopwerkzaamheden als deskundige te achten partij – zij voert immers de naam [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] – moest zij op de hoogte zijn van de risico’s verbonden aan het door haar aangenomen werk en had het op haar weg gelegen ervoor te zorgen dat dit werk op zorgvuldige wijze, zonder schade te berokkenen, werd uitgevoerd.
10.24. De verwijzing van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] naar § 5 lid 2 van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012) – waarin onder meer staat dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de door dezen voorgeschreven werkwijze – is niet relevant, omdat die bepaling, mits toepasselijk, enkel geldt in de verhouding tussen de opdrachtgever (lees: de Gemeente) en de opdrachtnemer (lees: [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ) en dus niet ziet op de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer jegens een derde (lees: [eiseres in de hoofdzaak] ).
10.25. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de verzakkingsschade.
10.26. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft nog aangevoerd dat op de overeenkomst met de Gemeente de ‘Veras algemene voorwaarden 2017’ van toepassing zijn. Artikel 24.1 van die voorwaarden bevat – kort gezegd – een beperking van het bedrag waarvoor aansprakelijkheid zou kunnen gelden. Op grond daarvan zal [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] nooit voor meer aansprakelijk zijn dan een bedrag gelijk aan de aanneemsom; voor het overige is de gemeente Heerlen jegens [eiseres in de hoofdzaak] aansprakelijk, aldus [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] . De rechtbank volgt dit standpunt niet. Daargelaten de vraag of deze voorwaarden van toepassing zijn – hetgeen de rechtbank thans in het midden laat – geldt een dergelijke aansprakelijkheidsbeperking immers slechts in de (contractuele) relatie tussen [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en de Gemeente, dat wil zeggen met betrekking tot eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] jegens de Gemeente. Deze bepaling ziet dus niet op (buitencontractuele) aansprakelijkheid van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] jegens derden, zoals [eiseres in de hoofdzaak] .
De waterschade
10.27. In het pand van [eiseres in de hoofdzaak] is in het weekend van 26 en 27 september 2020 hemelwater bin-nengetreden door grote hoeveelheden neerslag. [eiseres in de hoofdzaak] stelt zich op het standpunt dat de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daardoor veroorzaakte schade, nu zij verantwoordelijk waren voor het op juiste wijze water- en winddicht maken van de aansluiting tussen het dak en de nieuwe zijgevel van haar pand. Doordat dit niet op de juiste wijze is uitgevoerd, is er water het pand gekomen, hetgeen schade heeft opgeleverd voor haar huurder ( [handelsnaam] ) en, in het verlengde daarvan, voor [eiseres in de hoofdzaak] .
10.28. Uit de verklaring van [eiseres in de hoofdzaak] ter mondelinge behandeling begrijpt de rechtbank dat onder de door [eiseres in de hoofdzaak] gevorderde waterschade enkel moet worden verstaan de post van € 25.000,--, die hieronder onder het kopje “Garantstelling eigen risico opstalverzekering” wordt beoordeeld (zie rov. 10.41). Omdat daar wordt overwogen dat die vordering – alsmede de P.M.-post met betrekking tot gevolgschade – moet worden afgewezen, hoeft de rechtbank niet meer te oordelen over de vraag of de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] voor de waterschade, te begrijpen in de hiervoor bedoelde beperkte zin, aansprakelijk is, dan wel zijn.
De schadeposten
De gederfde huurinkomsten
10.29. [eiseres in de hoofdzaak] stelt dat zij als gevolg van de gedwongen sluiting van het pand door de Gemeente huurinkomsten heeft gemist over de periode van 28 september 2020 (de dag waarop het pand is gesloten) tot 5 juni 2024 (de dag waarop het pand is geleverd aan Wonen Limburg Accent). In totaal bedragen de gederfde huurinkomsten € 153.626,--, aldus [eiseres in de hoofdzaak] . Weliswaar gold tussen [eiseres in de hoofdzaak] en de Verpakkingswinkel een huurovereenkomst van bepaalde tijd tot 1 januari 2022, maar volgens [eiseres in de hoofdzaak] is het aannemelijk dat [handelsnaam] de huur zonder het schadeveroorzakend voorval ook na 1 januari 2022 zou hebben voortgezet. Echter, ook indien dat niet het geval zou zijn, zou het pand snel weer verhuurd zijn. [eiseres in de hoofdzaak] wijst ter onderbouwing van deze stelling op een door haar overgelegde verklaring van een derde (de heer [naam 4] ) die interesse heeft getoond in de huur van het pand en op de verklaring van makelaar [naam makelaar] dat leegstand niet lang geduurd zou hebben.
10.30. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] betwist de door [eiseres in de hoofdzaak] gestelde periode van huurderving. Zij wijst er op dat de huurovereenkomst met [handelsnaam] slechts tot 1 januari 2022 liep. Zij verwijst naar een verslag van een bespreking tussen [eiseres in de hoofdzaak] en de Gemeente van 9 maart 2020 waarin staat dat (ken-nelijk) door [eiseres in de hoofdzaak] is gezegd dat de vestiging van [handelsnaam] in Heerlen zo goed draaide, dat deze vestiging mogelijk te klein zou kunnen zijn en [handelsnaam] dan ook niet wist of zij het huurcontract nog zou willen verlengen na 1 januari 2022. Het is volgens [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] maar de vraag of [eiseres in de hoofdzaak] , in de hypothetische situatie dat geen schade zou zijn ontstaan, na 1 januari 2022 direct en tegen dezelfde prijs een nieuwe huurder zou hebben gehad.
10.31. De rechtbank volgt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] niet in haar stellingen. Voor zover al zou moeten worden aan-genomen dat [handelsnaam] in de hypothetische situatie zonder verzakking de huurovereenkomst niet zou hebben voortgezet, acht de rechtbank het, mede gelet op de verklaring van makelaar [naam makelaar] , voldoende aannemelijk dat het pand alsdan aan een derde verhuurd had kunnen worden vanaf 1 januari 2022. Het feit dat [handelsnaam] het pand al gedurende jaren huurde vormt daarbij een aanwijzing dat de huurprijs waarmee [eiseres in de hoofdzaak] rekent reëel is.
10.32. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft tevens aangevoerd dat de herstelwerkzaamheden aan het pand van [eiseres in de hoofdzaak] binnen twaalf maanden afgerond hadden kunnen zijn. [eiseres in de hoofdzaak] heeft, door een afwachtende houding te blijven aannemen, niet voldaan aan haar schadebeperkingsplicht. Voor de huurderving kan daarom maximaal een periode van twaalf maanden aangehouden worden, derhalve tot 1 oktober 2021, aldus [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] .
10.33. Ook dit verweer slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat het pand op
29 september 2020 door de bouwinspectie van de Gemeente onveilig is verklaard, op grond daarvan is gesloten en kennelijk vervolgens niet meer is geopend. Geen van partijen heeft immers gesteld dat en wanneer het pand daarna weer is vrijgegeven door de Gemeente. Dat betekent dat [eiseres in de hoofdzaak] niet tot herstel van het pand is kunnen overgaan. [eiseres in de hoofdzaak] heeft in dat verband onweersproken gesteld dat overleg met be-trekking tot het herstel tussen de betrokken partijen niet tot een oplossing heeft geleid. Onder die omstandigheden kon [eiseres in de hoofdzaak] haar schade niet beperken door het pand te herstellen of aan een ander dan [handelsnaam] te verhuren. [eiseres in de hoofdzaak] kon haar schade enkel beperken door het pand te verkopen.
10.34. Uit het voorgaande volgt tevens dat [eiseres in de hoofdzaak] niet kan worden verweten dat vanaf het voor-nemen tot verkoop, dat volgens [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in ieder geval vanaf april 2024 bestond, bij [eiseres in de hoofdzaak] geen bereidheid meer bestond om het pand te verhuren. Dat is immers een gevolg van de schadevoorvallen, waarvoor [eiseres in de hoofdzaak] niet verantwoordelijk is. Omdat de betrokken partijen het niet eens konden worden over het herstel van het pand, kon dat herstel niet worden uitgevoerd en kon het pand dus ook niet meer worden verhuurd. Tegen deze achtergrond heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] onvoldoende gemotiveerd naar voren gebracht in welk opzicht het onderzoek naar de mogelijkheid van verkoop in de weg heeft gestaan aan verhuur van het pand; die verhuur was immers op dat moment door de sluiting feitelijk onmogelijk door een oorzaak waarvoor [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] aansprakelijk is. Voor zover [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft bedoeld te stellen dat door de oriëntatie op verkoop van [eiseres in de hoofdzaak] het herstel is vertraagd of belemmerd, is die stelling onvoldoende gemotiveerd. Feiten of omstandigheden waaruit dat blijkt zijn gesteld noch gebleken.
10.35. De stelling van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] dat – kort samengevat – [eiseres in de hoofdzaak] toch al het voornemen had om het pand te verkopen, zodat de huurovereenkomst met [handelsnaam] na 1 januari 2022 niet zou zijn voortgezet en het pand ook zonder het schadeveroorzakende feit zou zijn verkocht, is zuiver speculatief van aard, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
10.36. De rechtbank gaat ook voorbij aan de stelling van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] , dat het pand thans is verkocht vrij van huur en dat volgens een in opdracht van [eiseres in de hoofdzaak] opgestelde taxatie de waarde van het pand ten tijde van de schadevoorvallen € 287.000,-- bedroeg, terwijl het pand is verkocht voor € 345.000,--, zodat het pand met ruime winst is verkocht. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft immers aan die stelling geen rechtsgevolg verbonden.
10.37. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] aansprakelijk is voor de door [eiseres in de hoofdzaak] gestelde huurderving. Daarbij merkt de rechtbank op dat geen verweer is gevoerd tegen de berekeningen van [eiseres in de hoofdzaak] van die gestelde verloren huurinkomsten. Derhalve kan van de juistheid van die berekeningen worden uitgegaan.
10.38. Uit dat alles volgt dat de laatste bij akte van 12 juni 2024 verminderde vordering met betrekking tot de gederfde geïndexeerde huurinkomsten, bedragende in hoofdsom € 153.626,--, voor toewijzing gereed ligt.
Garantstelling eigen risico opstalverzekering (waterschade)
10.39. Deze schade – eerder aangeduid als ‘waterschade’ – bestaat daarin dat [eiseres in de hoofdzaak] , volgens haar stellingen, een bedrag van € 25.000,-- heeft betaald aan [handelsnaam] als vergoeding van het eigen risico dat voor rekening van [handelsnaam] is gekomen in verband met de door haar geleden water-schade.
10.40. Deze schadepost komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat zonder nadere motivering en onderbouwing, die ontbreekt, niet zonder meer aannemelijk is dat [eiseres in de hoofdzaak] was gehouden deze door [handelsnaam] geleden schade te vergoeden. In het verlengde daarvan is evenmin voldoende gemotiveerd gesteld waarom zij ter zake een regresrecht heeft op de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] .
10.41. De P.M.-post met betrekking tot de waterschade is evenmin toewijsbaar, aangezien de mogelijkheid dat aanvullende schade is of zal worden geleden, gelet op de stellingen van [eiseres in de hoofdzaak] , onvoldoende aannemelijk is. De abstracte mogelijkheid dat de verzekeraar van [handelsnaam] mogelijk op enig moment regres zou kunnen nemen, zonder enige nadere onderbouwing van die mogelijkheid, is daartoe onvoldoende.
De expertisekosten
10.42. Behalve ten aanzien van de ondersteuning bij de gesprekken die zijn gevoerd met de Gemeente, [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] is door [eiseres in de hoofdzaak] niet onderbouwd waaruit de deskundige bijstand heeft bestaan. De gesprekken vonden plaats in de periode van 20 november 2020 tot en met 12 april 2021 . De rechtbank acht het aannemelijk dat [eiseres in de hoofdzaak] rondom de gesprekken met de betrokken partijen deskundige bijstand nodig had. Derhalve zal de rechtbank alleen de gevorderde kosten toewijzen in verband met de bijstand die [eiseres in de hoofdzaak] heeft ontvangen van de heer [naam 5] in de periode dat die bedoelde gesprekken plaatsvonden. Op basis van productie 24 van [eiseres in de hoofdzaak] , zijnde de facturen met specificaties van de door [eiseres in de hoofdzaak] ingeschakelde expert, worden die kosten begroot op € 16.498,35.
De meerkosten taxatie
10.43. De verschuldigdheid op grond van schadevergoeding van de meerkosten taxatie, van een bedrag van € 3.045,--, is niet betwist, zodat de daarmee corresponderende vordering voor toewijzing gereed ligt.
De juridische kosten
10.44. [eiseres in de hoofdzaak] maakt aanspraak op vergoeding van juridische kosten (buitengerechtelijke kosten), die over de periode tot 1 december 2022 door haar worden begroot op € 29.047,--.
10.45. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten moet in deze zaak worden beoordeeld op grond van het rapport ‘Voorwerk II’. Kort gezegd betekent dit dat een vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten, waarbij komt vast te staan dat kosten zijn gemaakt, forfaitair wordt vastgesteld, tenzij de eisen-de partij gemotiveerd stelt en zo nodig bewijst dat de werkelijk gemaakte kosten hoger zijn dan het forfaitaire bedrag, een en ander voor zover het redelijk is dat deze kosten zijn gemaakt en voor zover deze kosten zelf redelijk zijn (de ‘dubbele redelijkheidstoets’).
10.46. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat [eiseres in de hoofdzaak] buitenge-rechtelijke kosten heeft gemaakt. [eiseres in de hoofdzaak] heeft echter onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij aan-spraak kan maken op een hoger bedrag dan het forfaitaire bedrag; daarvoor zijn haar stellingen en de onder-bouwing daarvan te algemeen. De rechtbank zal daarom het forfaitaire bedrag aan buitengerechtelijke kosten toewijzen. Omdat het verzuim van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] na 1 juli 2012 is ingetreden, moet het tarief van de staffel van het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten als redelijk worden aangemerkt.
10.47. Aan de hand van die staffel begroot de rechtbank die kosten op € 3.106,82.
De wettelijke rente
10.48. [eiseres in de hoofdzaak] heeft de wettelijke rente over de gederfde geïndexeerde huurinkomsten gevorderd ‘vanaf de dag der schadegebeurtenis(sen), dan wel vanaf de dag van opeisbaarheid’. [eiseres in de hoofdzaak] heeft daarmee het gevorderde ingangsmoment van de wettelijke rente onvoldoende duidelijk geduid. De rechtbank zal de rente over de gederfde huurtermijnen daarom toewijzen telkens met ingang van 1 januari volgend op het jaar waarin die termijnen opeisbaar zouden zijn geworden, zoals omschreven onder 14.8 van het dictum.
10.49. Ten aanzien van de andere schadeposten zal de gevorderde rente worden toegewezen met ingang van de dag van dagvaarding, nu [eiseres in de hoofdzaak] niet heeft gesteld en onderbouwd dat en wanneer de daarmee gepaarde kosten door haar zijn betaald en opeisbaar zijn geworden.
Resumé
10.50. Uit het hierover overwogene volgt dat [eiseres in de hoofdzaak] recht heeft op een totale schadevergoeding van:
€ 153.626,00 (huurinkomsten)
€ 16.498,35 (expertisekosten)
€ 3.045,00 (meerkosten taxatie)
€ 3.106,82 (juridische kosten)
€ 176.276,17
De verwijzing naar de schadestaat
10.51. De rechtbank is van oordeel dat deze vordering moet worden afgewezen. [eiseres in de hoofdzaak] heeft ter onderbouwing van deze vordering enkel gesteld dat de schade bestaat uit een vordering die De Verpakkingswinkel mogelijk tegen haar zal instellen in verband met schade als gevolg van de bedoelde schadevoorvallen. Een daar weer mogelijk uit voortvloeiende vordering van [eiseres in de hoofdzaak] op [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] is derhalve onvoldoende waarschijnlijk om deze ter vaststelling naar de schadestaat te verwijzen.
De proceskosten
[eiseres in de hoofdzaak] zal als de ten opzichte van de Gemeente in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00;
- salaris advocaat € 4.822,50 (2,5 punten × tarief € 1.929,00);
Totaal € 10.595,50
10.52. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de be-slissing.
10.53. [eiseres in de hoofdzaak] zal als de ten opzichte van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00;
- salaris advocaat € 4.822,50 (2,5 punten × tarief € 1.929,00);
Totaal € 10.595,50
10.54. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de be-slissing.
10.55. De door [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] gevorderde veroordeling van [eiseres in de hoofdzaak] in de kosten die aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] zijn gevallen in verband met de door haar geëntameerde vrijwaringsprocedure(s) zal worden afgewezen. Voor zover [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] hierbij doelt op de gemaakte kosten in de incidentele procedure die heeft geleid tot het vonnis in incident van 7 juni 2023, geldt dat in dat vonnis reeds is beslist over de proceskosten. Voor zover [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] doelt op de kosten die zouden zijn gemaakt in de vrijwaringszaak die zij op grond van vonnis in incident had kunnen starten, geldt dat die kosten niet zijn gemaakt omdat [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] geen vrijwaringszaken is gestart. Ook als zij dat wel had gedaan, had [eiseres in de hoofdzaak] niet voor de in dat kader te maken kosten hoeven opkomen. [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] zou immers in de vrijwaringszaken enkel een vergoeding voor proceskosten hebben kunnen vorderen van haar wederpartijen, zijnde de Gemeente en [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] .
10.56. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiseres in de hoofdzaak] worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van [eiseres in de hoofdzaak] op:
- dagvaarding € 136,48;
- griffierecht € 2.277,00;
- salaris advocaat € 4.822,50 (2,5 punten × tarief € 1.929,00);
Totaal € 7.235,98
11. De beoordeling in de vrijwaringszaak van de Gemeente tegen [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (zaaknummer C/03/320232 / HA ZA 23-315)
11.1. Nu de vorderingen van [eiseres in de hoofdzaak] tegen de Gemeente in de hoofdzaak worden afgewezen, heeft de Gemeente geen belang bij haar vordering in de vrijwaringsprocedure. Dat brengt mee dat de vordering in vrijwaring van de Gemeente jegens [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] moet worden afgewezen.
11.2. De Gemeente zal als de ten opzichte van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] op:
- griffierecht € 0,00
- salaris advocaat € 2.714,00 (1 punt × € 2.714,00)
Totaal € 2.714,00
11.3. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de be-slissing.
11.4. De Gemeente zal als de ten opzichte van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] op:
- griffierecht € 0,00
- salaris advocaat € 2.714,00 (1 punt × € 2.714,00)
Totaal € 2.714,00
11.5. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de be-slissing.
12. De beoordeling in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen de Gemeente (zaaknummer C/03/320133 / HA ZA 23-309)
12.1. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] voert ter onderbouwing van haar vordering in vrijwaring jegens de Gemeente aan dat de Gemeente het volledig weghalen van de fundering en het graven van de sleuf heeft voorgeschreven, zodat de Gemeente op grond van § 5 lid 2 UAV 2012 daarvoor de verantwoordelijkheid draagt.
12.2. Onder verwijzing naar het onder rov. 10.12 - 10.13 overwogene herhaalt de rechtbank dat de beweerdelijk door de Gemeente verleende instructie niet als oorzaak voor de verzakking van het pand kan gelden en ook dat – wanneer dat anders zou zijn – [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] niet heeft voldaan aan de op haar rustende waarschuwingsplicht jegens de Gemeente. Om beide redenen kan niet worden geoordeeld dat de Gemeente [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] moet vrijwaren voor de aanspraken van [eiseres in de hoofdzaak] .
12.3. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft daarnaast, evenals in de hoofdzaak (zie rov. 10.26), een beroep gedaan op artikel 24.1 van de ‘Veras algemene voorwaarden 2017’. Deze bepaling bevat – kort gezegd – een beperking van het bedrag waarvoor aansprakelijkheid zou kunnen gelden. Voor zover [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] heeft bedoeld te stellen dat deze aansprakelijkheidsbeperking meebrengt dat de Gemeente haar in de verhouding tot [eiseres in de hoofdzaak] moet vrijwaren voor het bedrag dat de aansprakelijkheidsbeperking te boven gaat, moet dat standpunt worden verworpen. Als een aansprakelijkheidsbeperking is overeengekomen, geldt die – zoals ook reeds in de hoofdzaak is overwogen – immers slechts in de (contractuele) onderlinge relatie tussen [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] en de Gemeente met betrekking tot eventuele aansprakelijkheid van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] jegens de Gemeente; niet kan daarin worden gelezen dat de Gemeente [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] (gedeeltelijk) zou moeten vrijwaren van haar aansprakelijkheid jegens derden, zoals [eiseres in de hoofdzaak] .
12.4. Ten slotte heeft [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] gesteld dat de Gemeente haar zorgplicht jegens [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zou hebben geschonden. Aan deze stelling gaat de rechtbank voorbij, nu deze niet nader is gemotiveerd.
12.5. De vorderingen van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zullen op grond van het voorgaande worden afgewezen.
12.6. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze aan de zijde van de Gemeente op:
- griffierecht € 0,00
- salaris advocaat € 2.714,00 (1 punt × € 2.714,00)
Totaal € 2.714,00
12.7. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de be-slissing.
13. De beoordeling in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (zaaknummer C/03/320134 / HA ZA 23-310)
13.1. Ter onderbouwing van haar vordering in vrijwaring ten aanzien van de verzakkingschade stelt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] niet had mogen overgaan tot het plaatsen van de stalen constructie, nu bij haar bekend was, althans bekend had kunnen zijn, dat de situatie ter plekke afwijkend was van de aan haar ter beschikking gestelde tekeningen. Indien [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] daarover contact zou hebben opgenomen met [naam constructeur] , alvorens de wand te plaatsen, dan had [naam constructeur] wellicht nog tijdig een aanvullend constructief advies kunnen uitbrengen en zou de schade niet zijn ontstaan.
13.2. [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] stelt dat de verzakkingsschade is ontstaan door de sloopwerkzaamheden. Deze werkzaamheden behoorden niet tot de aan [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] verstrekte opdracht en zijn door haar ook niet uitgevoerd, zodat [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] niet aansprakelijk kan zijn voor de verzakkingsschade, zo stelt zij. Dit verweer slaagt. Vast staat dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] inderdaad geen opdracht had sloopwerkzaamheden uit te voeren en dat zij dat ook niet heeft gedaan. Ook staat vast dat de verzakkingsschade het gevolg is van de sloopwerkzaamheden. Dat erkent [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] al in de dagvaarding, waar zij in rand-nummer 6.3 het volgende stelt:
“Partijen zijn het erover eens dat de verzakking van de hoofddraagconstructie van het pand [adres 1] het direct gevolg is van het te diep uitgraven van de naastgelegen strook grond door [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] , waardoor de poerconstructie werd ondermijnd en zijdelingse tegendruk aan de oostzijde van het pand wegviel. Het gevolg was een zakking van de poerconstructie en een zogenaamde hoekverdraaiing daarvan. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] betwist op zich de schade-oorzaak niet. Ook de door haar verzekeraar ingeschakelde expert heeft zich bij die conclusie aangesloten.”
Ook volgt dit uit de deskundigenberichten van Lengkeek, CrawfordBosBoon en Royal Haskoning, waaruit hierboven is geciteerd. Dat betekent dat alleen al om die reden de vordering van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] ter zake de verzakkingsschade moet worden afgewezen.
13.3. Voor wat betreft de waterschade stelt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] – kort gezegd – dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] er voor had moeten zorgen dat het pand waterdicht was. [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] voert daartegen verweer.
13.4. Omdat [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in de hoofdzaak niet wordt veroordeeld tot vergoeding van waterschade, heeft zij geen belang bij haar vordering met betrekking tot dit punt in de vrijwaringsprocedure. De vordering met betrekking tot deze schade zal daarom eveneens worden afgewezen.
13.5. [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] zal als de ten opzichte van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] op:
- griffierecht € 0,00
- salaris advocaat € 2.714,00 (1 punt × € 2.714,00)
Totaal € 2.714,00
13.6. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de be-slissing.
In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaken
13.7. Met betrekking tot de gevorderde nakosten overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot bet-ling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroo¬deling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).
14. De beslissing
De rechtbank:
in de hoofdzaak
ten aanzien van de Gemeente
14.1. wijst de vorderingen af;
14.2. veroordeelt [eiseres in de hoofdzaak] in de kosten van deze procedure aan de zijde van de Gemeente, welke zijn begroot op € 10.595,50, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
14.3. verklaart onderdeel 14.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134]
14.4. wijst de vorderingen af;
14.5. veroordeelt [eiseres in de hoofdzaak] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] , welke zijn begroot op € 10.595,50, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, indien voldoe-ning binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
14.6. verklaart onderdeel 14.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143]
14.7. verklaart voor recht dat [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] jegens [eiseres in de hoofdzaak] onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve jegens [eiseres in de hoofdzaak] , aansprakelijk is voor de door [eiseres in de hoofdzaak] geleden en nog te lijden schade als gevolg daarvan;
14.8. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in de hoofdzaak] te betalen, een bedrag van € 176.276,17 te vermeerderen met de wettelijke rente over:
- € 48.669,81 vanaf 1 januari 2022;
- € 39.638,28 vanaf 1 januari 2023;
- € 45.385,80 vanaf 1 januari 2024;
- € 19.931,91 vanaf 5 juni 2024;
- € 16.498,35 vanaf de dag der dagvaarding;
- € 3.045,00 vanaf de dag der dagvaarding;
- € 3.106,82 vanaf de dag der dagvaarding;
telkens tot aan de dag van volledige voldoening;
14.9. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres in de hoofdzaak] , welke zijn begroot op € 7.235,98 te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
14.10. verklaart de onderdelen 14.8 en 14.9 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
14.11. wijst af het meer of anders gevorderde,
in de vrijwaringszaak van de Gemeente (zaaknummer C/03/320232 / HA ZA 23-315)
14.12. wijst de vorderingen af,
14.13. veroordeelt de Gemeente in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] , welke zijn begroot op € 2.714,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, indien vol-doening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagte-kening van dit vonnis;
14.14. veroordeelt de Gemeente in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] , welke zijn begroot op € 2.714,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dag-tekening van dit vonnis;
14.15. verklaart onderdeel 14.14 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen de Gemeente (zaaknummer C/03/320133 / HA ZA 23-309)
14.16. wijst de vorderingen af,
14.17. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in de kosten van deze procedure aan de zijde van de Gemeente, welke zijn begroot op € 2.714,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, indien vol-doening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
14.18. verklaart onderdeel 14.17 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in de vrijwaringszaak van [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] tegen [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] (zaaknummer C/03/320134 / HA ZA 23-310)
14.19. wijst de vorderingen af,
14.20. veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 1, eiseres in de vrijwaring 320133 en 320143] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak sub 3, gedaagde in de vrijwaring 320232 sub 2, gedaagde in de vrijwaring 320134] , welke zijn begroot op € 2.714,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, indien voldoening binnen die termijn uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis;
14.21. verklaart onderdeel 14.20 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, mr. drs. E.C.M. Hurkens en
mr. M. Driever, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.