ECLI:NL:RBLIM:2024:10113

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
11046325 OV VERZ 24-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de Algemene Ledenvergadering van een Vereniging van Eigenaren met betrekking tot goedkeuring van jaarcijfers en decharge aan het bestuur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een lid van de Vereniging van Eigenaren (VvE) en de VvE zelf. De verzoeker, die lid is van de VvE, heeft aangevoerd dat de besluiten genomen tijdens de Algemene Ledenvergadering (ALV) op 12 maart 2024, waarin de jaarcijfers over 2021 werden goedgekeurd en decharge werd verleend aan het bestuur, nietig zijn. De verzoeker stelt dat de besluitvorming niet volgens de wettelijke vereisten van artikel 2:48 BW heeft plaatsgevonden. De VvE heeft deze stelling betwist en verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 2:48 BW, waaronder het ontbreken van een bestuursverslag en een accountantsverklaring. De rechter oordeelde dat de besluiten van de ALV niet aan de wettelijke eisen voldeden, maar dat de gebreken niet zodanig fundamenteel waren dat ze tot nietigheid leidden. De besluiten zijn echter wel vernietigbaar. De rechter heeft de besluiten van de ALV van 12 maart 2024 vernietigd en de VvE veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van naleving van wettelijke voorschriften bij de besluitvorming binnen een VvE en bevestigt dat leden recht hebben op controle en verantwoording van de financiële administratie.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11046325 \ OV VERZ 24-20
Beschikking van31oktober 2024
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1] ,

2.
[verzoekster sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partijen,
hierna te noemen: [verzoekers] ,
gemachtigde: mr. P.P.M. Kerckhoffs,
tegen
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. J.H. Bargeman,
De belanghebbenden in deze procedure zijn:
1. [belanghebbenden 1]
2. [belanghebbenden 2]
3. [belanghebbenden 3]
4. [belanghebbenden 4]
5. [belanghebbenden 5]
6. [belanghebbende 1]
7. [belanghebbenden 6]
8. [belanghebbenden 7]
9. [belanghebbende 2]
hierna samen te noemen: de belanghebbenden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 20 en 22 t/m 25
- de brief van [verzoekers] van 11 juni 2024
- de brief van [verzoekers] met producties 26 t/m 29
- de brief van belanghebbende [belanghebbenden 4]
- het verweerschrift met 1 productie
- de brief van [verzoekers] met productie 21
- de mondelinge behandeling van 26 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van mr. Kerckhoffs.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[verzoekers] is lid van de VvE. De Algemene ledenvergadering (ALV) van de VvE heeft op 12 maart 2024 de jaarcijfers over het jaar 2021 goedgekeurd en decharge verleend aan het bestuur. [verzoekers] heeft aangevoerd dat deze besluitvorming niet volgens de geldende wettelijke regels van artikel 2:48 BW heeft plaatsgevonden en vindt dat het besluit nietig is, of door de kantonrechter vernietigd moet worden. De VvE is het daar niet mee eens. De kantonrechter geeft [verzoekers] gelijk. Meerdere voorschriften uit artikel 2:48 BW zijn niet gevolgd. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet leidt tot nietigheid van de besluiten, maar zij vernietigt de besluiten wel. [verzoekers] heeft daarbij voldoende belang. De VvE moet de proceskosten betalen.

3.De feiten

3.1.
Bij akte van Splitsing van 22 april 1998 is de onroerende zaak gelegen aan het [straatnaam] te [woonplaats] gesplitst in 10 appartementsrechten met elk een stemrecht van 10%. Daarbij werd ook de VvE opgericht en is het reglement van splitsing en het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten zoals vastgesteld door de Koninklijke Notariële Broederschap (bij akte verleden op 2 januari 1992) met uitzondering van de bijbehorende annex 1 en opname van diverse aanwijzingen/aanvullingen in de akte van splitsing vastgesteld (verder: MR). Verder is er door de VvE een huishoudelijk reglement vastgesteld.
3.2.
[verzoekers] is sinds 2007 eigenaar van “appartementsrecht 5” plaatselijk bekend als [adres] , van rechtswege lid van de VvE en stemgerechtigd.
3.3.
De bestuurders van de VvE zijn [naam bestuurder 1] (met ingang van 21 juni 2021) en [naam bestuurder 2] (met ingang van 1 maart 2024). Beiden zijn eigenaar van elk een appartementsrecht dat tot de VvE behoort, van rechtswege lid van de VvE en stemgerechtigd.
3.4.
[verzoekers] heeft al eerder een procedure gevoerd tegen de VvE over (o.a.) de goedkeuring van de jaarcijfers over 2021 op de ALV van 23 mei 2022. Deze procedure is aanleiding geweest om in 2023 aan dhr. [naam accountant] van Baat Accountants (verder: de accountant) opdracht te geven om vast te stellen of de opgestelde jaarcijfers voldeden aan de eisen uit de splitsingsakte, het MR en het huishoudelijk reglement. De accountant heeft in 2023 aan de hand van de door het bestuur van de VvE aangeleverde cijfers een jaarrekening voor 2021 opgesteld en aan het bestuur meegedeeld dat hij ter zake geen samenstel- beoordelings- of controlewerkzaamheden heeft uitgevoerd.
3.5.
Op 12 maart 2024 heeft een bijzondere algemene ledenvergadering (verder: ALV) plaatsgevonden waarbij alle (10 in totaal) stemgerechtigde leden zijn verschenen. Op de vooraf verstuurde agenda voor deze ALV staan onder andere de volgende agendapunten:
“(..)
6. Herroepen van het besluit tot goedkeuring van de door Pidec ingezonden jaarrekeningen 2020-2021
7. Goedkeuring van de cijfers 2021 van de hand van Baat accountants, de heer [naam accountant] ;
(…)”
3.6.
In de notulen van de ALV van 12 maart 2024 staat- voor zover van belang - :
“(…)
7 . Goedkeuring cijfers 2021 opgesteld door Baat accountants
De heer [verzoekers] twijfelt aan de betrouwbaarheid van die cijfers omdat er geen accountantsverklaring bij is en hij leest voor correspondentie tussen de heer [belanghebbenden 2] en de accountant. (…) De heer [belanghebbenden 4] merkt op dat niet altijd een accountantsverklaring nodig is. Het slot van de discussie is dat de vergadering de ingediende balans 21 als definitief vaststelt in afwachting van decharge besluit van de kascommissie 21 aan het bestuur voor het gevoerde beleid.
Voor stemmen 7 Blanco 2 Tegen 1
(…)
BESLUITEN
(…)
2. Decharge aan het bestuur voor het gevoerde financieel beleid 21
3. Goedkeuring van het jaarverslag 21 van Baat Accountants
(…)”

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
[verzoekers] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om (letterlijk weergegeven):
Primair
- voor recht te verklaren dat de besluiten van de VvE Appartementencomplex [straatnaam] , gevestigd te Maastricht, genomen ter algemene ledenvergadering van 12 maart 2024, strekkende tot “Goedkeuring cijfers 2021 opgesteld door Baat accountants” / “Goedkeuring van de cijfers 2021 van de hand van Baat accountants”, de heer [naam accountant] “en het verlenen van decharge aan het bestuur over 2021 nietig zijn;
subsidiair
- deze besluiten te vernietigen, een en ander met veroordeling van de VvE in de kosten van deze procedure en de nakosten;
- de VvE te verdelen in de kosten van dit geding, zulks met uitsluiting van [verzoekers] bij de omslag van deze kosten.
4.2.
[verzoekers] legt aan zijn verzoeken primair ten grondslag dat het besluit van de ALV van 12 maart 2024 tot goedkeuring van de jaarcijfers van 2021 en het verlenen van décharge aan het bestuur over 2021 nietig dan wel vernietigbaar is, omdat niet is voldaan aan de eisen in artikel 2:48 BW. [verzoekers] voert daartoe aan dat de accountant uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij ten aanzien van de cijfers van 2021 geen controle- beoordelings- of samenstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd en slechts de aan hem verstrekte cijfers in een sjabloon heeft gezet. Er was dus geen accountantsverklaring, zoals bepaald in art. 2:48 lid 2 BW, terwijl de cijfers, zoals ze aan de ALV ter goedkeuring zijn voorgelegd, ook niet door de kascommissie waren gecontroleerd. Daarnaast waren de jaarstukken niet ondertekend door het bestuur en ontbrak een bestuursverslag over het gevoerde beleid omtrent de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid.
4.3.
Verder is er volgens [verzoekers] in strijd met het bepaalde in art. 2:8 BW jo. art. 5:130 BW jo. art. 2:15 BW gehandeld omdat het bestuur van de VvE de ledenvergadering heeft voorgehouden dat de jaarcijfers van 2021 zijn opgesteld en gecontroleerd door een accountant hetgeen aantoonbaar niet het geval is.
4.4.
De VvE voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekers] in zijn verzoeken dan wel afwijzing van de verzoeken.
4.5.
De VvE heeft erkend dat ten tijde van het eerdere (op de ALV van 23 mei 2022 genomen) besluit tot goedkeuring van de jaarcijfers 2021 andere cijfers ter goedkeuring voorlagen dan waren beoordeeld door de kascommissie. Om die reden is besloten om deze goedkeuring ter herroeping voor te leggen aan de ALV van 12 maart 2024 en om de jaarcijfers over 2021 opnieuw ter goedkeuring voor te leggen. De VvE heeft ook erkend dat de werkzaamheden die de accountant [naam accountant] [1] heeft verricht, niet als samenstel- beoordelings- of controlewerkzaamheden gekwalificeerd kunnen worden. Volgens de VvE heeft het bestuur op de ALV besproken dat de jaarcijfers door de accountant waren opgesteld op basis van de door VvE aangeleverde gegevens. Ter ALV is vervolgens op basis van die informatie een besluit genomen en zijn de jaarcijfers goedgekeurd. Het bestuur zou niet hebben gepretendeerd dat de jaarcijfers waren gecontroleerd door een accountant.
4.6.
De VvE heeft voorts aangevoerd dat hetgeen [verzoekers] in de onderwerpelijke procedure aanvoert alleen punten betreft die de totstandkoming/enkele formaliteiten ten aanzien van het besluit betreffen. Los van de boekingen in de grootboeken, die niet onder het besluit vallen, heeft [verzoekers] niets aan te merken en inhoudelijk wijzigt er niets omdat de kasstromen gelijk zijn gebleven. In dat kader bezien heeft [verzoekers] geen in rechte te respecteren belang bij zijn verzoeken waardoor hij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en geldt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dat het onaanvaardbaar is voor [verzoekers] om een beroep op (eventuele) vormverzuimen te doen.
4.7.
De VvE betwist voorts dat sprake zou zijn van een nietig besluit omdat de handtekening van het bestuur onder de jaarcijfers ontbreekt. Volgens de VvE lag ten tijde van de ALV een ondertekend jaarverslag op de tafel van het bestuur. De VvE heeft een productie overgelegd waaruit zou moeten blijken dat de jaarcijfers wel waren getekend door het bestuur. Bovendien kan volgens de VvE van het bestuur achteraf worden gevorderd om alsnog aan die verplichting te voldoen waardoor het belang van [verzoekers] bij dit onderdeel ontbreekt. Dat geldt ook voor het ontbreken van een bestuursverslag. Uit art. 2:48 BW volgt niet dat voor de goedkeuring van de jaarcijfers een bestuursverslag vereist is. Al gedurende 25 jaar werd de balans van het begin en het einde van het boekjaar en de staat van baten en lasten voor het goedkeuren van de jaarstukken ter ALV aan de leden voorgelegd en [verzoekers] heeft er nooit een punt van gemaakt dat een bestuursverslag ontbrak
Ook blijkt volgens de VvE niet uit artikel 2:48 BW dat het verslag van de kascommissie moet zijn uitgebracht vóór de ALV waarop de jaarcijfers ter goedkeuring voorliggen. Volgens de VvE kan dat ook achteraf. Zij heeft verwezen naar de notulen waarin staat dat de jaarcijfers pas definitief worden vastgesteld “in afwachting van dechargebesluit van de kascommissie 21 aan het bestuur voor het gevoerde financieel beleid” [2] .
Daar komt bij dat de thans goedgekeurde cijfers geen geheel nieuwe cijfers zijn, maar dat alleen de wijze van boeken onder verschillende grootboeken is aangepast, terwijl aan de kasstromen niets is veranderd. Die kasstromen zijn wel door de kascommissie beoordeeld en goedgekeurd. De besluitvorming is niet in strijd met de wet gedaan en de besluiten zijn niet nietig wegens het ontbreken van een bestuursverslag, een accountantsverklaring en een verklaring van de kascommissie. Tot slot heeft de VvE betoogd dat [verzoekers] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat de jaarcijfers over 2021 daadwerkelijk niet deugdelijk zijn.

5.De beoordeling

bevoegdheid kantonrechter ten aanzien van het primaire verzoek
5.1.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat samenhangende vorderingen vanuit een oogpunt van doelmatigheid zo veel mogelijk door een en dezelfde rechter moeten worden behandeld en beslist. Dat onderschrijft de Hoge Raad in zijn arrest (ECLI:NL:HR:2020:1275) waarin onder meer is overwogen dat een belanghebbende (i.c. [verzoekers] ) een gelijktijdig verzoek tot nietig verklaring en vernietiging in een en dezelfde procedure kan doen indien sprake is van een samenhangend feitencomplex en indien de belanghebbende in zijn verzoek tot vernietiging ontvankelijk is. In de onderhavige procedure heeft [verzoekers] zijn verzoek tot vernietiging tijdig ingediend waarmee hij ontvankelijk is. Verder is bij beide verzoeken sprake van een samenhangend feitencomplex. Dat betekent dat de procedure niet hoeft te worden gesplitst teneinde het beroep op nietigheid (dat [verzoekers] ook tijdig heeft ingediend) in een afzonderlijke dagvaardingsprocedure door de rechtbank te laten beoordelen en dat de kantonrechter bevoegd is om over het verzoek op de voet van art. 5:130 lid 1 BW in verbinding met art. 2:15 BW en over het verzoek op de voet van art. 2:14 BW te oordelen. Dat het primaire verzoek van [verzoekers] op de voet van laatstgemeld artikel is gedaan laat het voorgaande onverlet.
zijn de bestreden besluiten op de juiste manier genomen ?
5.2.
Het bepaalde in art. 2:48 BW vormt het uitgangspunt bij de beoordeling van het verzochte en het daartegen gevoerde verweer. Dit artikel luidt als volgt:
1. Het bestuur brengt op een algemene vergadering binnen zes maanden na afloop van het boekjaar behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering, een bestuursverslag uit over de gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid. Het legt de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring aan de vergadering over. Deze stukken worden ondertekend door de bestuurders en commissarissen; ontbreekt de ondertekening van een of meer hunner, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid van de gezamenlijke bestuurders in rechte vorderen dat zij deze verplichtingen nakomen.
2. Ontbreekt een raad van commissarissen en wordt omtrent de getrouwheid van de stukken aan de algemene vergadering niet overgelegd een verklaring afkomstig van een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1, dan benoemt de algemene vergadering jaarlijks een commissie van ten minste twee leden die geen deel van het bestuur mogen uitmaken. De commissie onderzoekt de stukken bedoeld in de tweede zin van lid 1, en brengt aan de algemene vergadering verslag van haar bevindingen uit. Het bestuur is verplicht de commissie ten behoeve van haar onderzoek alle door haar gevraagde inlichtingen te verschaffen, haar desgewenst de kas en de waarden te tonen en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de vereniging voor raadpleging beschikbaar te stellen.
5.2.1.
De standpunten van de VvE, dat het uitbrengen van een bestuursverslag los staat van het overleggen van een balans en een staat van baten en lasten, dat het bestuursverslag voor de stemming over de goedkeuring van de jaarcijfers niet essentieel is en dat de wet niet voorschrijft dat een bestuursverslag vereist is, zijn misvattingen. Het bestuursverslag behandelt immers de gang van zaken van het boekjaar (in casu 2021) en het gevoerde beleid en dient overeenkomstig het bepaalde in art. 2:48 lid 1 BW binnen zes maanden na afloop van het boekjaar (2021) behoudens verlenging van die termijn door de ALV
opeen ALV door het bestuur uitgebracht worden. Gesteld noch gebleken is dat het bestuur een bestuursverslag over het boekjaar 2021 ter enige ALV, laat staan op die van 12 maart 2024, heeft uitgebracht of dat de ALV ooit met verlenging van de termijn van zes maanden heeft ingestemd. De stelling van de VvE, dat het bestuur al 25 jaar dezelfde handelwijze hanteert
- enkel het aanleveren van de balans aan het begin en aan het einde van het boekjaar en de staat van baten en lasten - en dat tegen die handelwijze nimmer bezwaar is gemaakt kan haar niet baten. Het dwingendrechtelijk bepaalde in art. 2:48 lid 1 BW laat over de te volgen gang van zaken en van het belang van het bestuursverslag geen misverstanden bestaan.
5.2.2.
Wat de ondertekening van de jaarcijfers betreft stelt de VvE dat op de ALV een ondertekend jaarverslag op de tafel van het bestuur lag. De VvE laat echter in het midden of de leden op die ALV óók over een ondertekend exemplaar beschikten. Uit de overgelegde notulen noch uit de andere overgelegde stukken blijkt dat en ook in deze procedure heeft de VvE geen ondertekend jaarverslag ingebracht. De door haar overgelegde productie betreft slechts een laatste bladzijde van een verder niet overgelegd stuk. Het voorgaande en de stelling van de VvE, dat het ontbreken van een handtekening niet tot nietigheid dan wel vernietiging van het besluit zou kunnen leiden omdat de ondertekening achteraf in rechte gevorderd kan worden, maakt dat de kantonrechter er van uit gaat dat de balans en de staat van baten en lasten die aan de leden is voorgelegd
nietondertekend waren en dat de VvE van het ontbreken van de handtekening geen melding onder opgave van redenen heeft gemaakt. Ook wat dit punt betreft heeft de besluitvorming over de jaarcijfers 2021 niet aan de wettelijke vereisten voldaan.
5.2.3.
Ook in het tweede lid van art. 2:48 BW staan bepalingen opgenomen waaraan het bestuur van de VvE moet voldoen. Vaststaat dat er geen raad van commissarissen was. Verder staat vast dat er geen accountantsverklaring was en is door de VvE ook niet betwist dat de jaarcijfers zoals ze op de ALV van 12 maart 2024 ter goedkeuring zijn voorgelegd, niet waren gecontroleerd door een kascommissie die aan de ALV een verslag van haar bevindingen heeft uitgebracht. De stelling van de VvE dat uit artikel 2:48 lid 2 BW niet volgt dat jaarcijfers vóór de ALV waarop die goedkeuring worden voorgelegd moeten zijn gecontroleerd, wordt niet gevolgd. Uit de tekst en de strekking van artikel 2:48 BW volgt dat de ALV, die de jaarcijfers dient goed te keuren, erop moet kunnen vertrouwen dat deze cijfers zijn gecontroleerd, óf door een accountant, of door een onafhankelijke kascommissie waarvan de leden geen zitting mogen hebben in het bestuur. Dat deze controle dan ook moet hebben plaatsgevonden vóór de goedkeuring van de jaarcijfers door de ALV, is evident. De opmerking in de notulen: “Het slot van de discussie is dat de vergadering de ingediende balans 21 als definitief vaststelt in afwachting van decharge besluit van de kascommissie 21 aan het bestuur voor het gevoerde beleid.”, is om meerdere redenen in strijd met de wettelijk voorgeschreven gang van zaken, in de eerste plaats al omdat het niet de kascommissie is die decharge verleent aan het bestuur, maar de ALV. Ook verhoudt deze opmerking zich niet met de vermelding in de besluitenlijst van de notulen, waarin – zonder voorbehoud – is vermeld dat de jaarcijfers over 2021 zijn goedgekeurd en aan het bestuur over 2021 decharge is verleend. [3]
5.2.4.
De stellingen van de VvE dat de jaarcijfers over 2021 al eerder door de kascommissie waren gecontroleerd en goed bevonden en dat de op de ALV van 12 maart 2024 ter goedkeuring voorgelegde jaarcijfers “dezelfde kasstromen” betroffen, die alleen op een andere wijze waren geboekt, kan haar ook niet baten. In de eerste plaats is deze stelling van de VvE niet te controleren, juist omdat een verslag van de kascommissie ontbreekt of in ieder geval niet door de VvE is overgelegd. In de tweede plaats had het op de weg van het bestuur van de VvE gelegen om de nieuwe jaarcijfers (dus die aan de ALV van 12 maart 2024 ter goedkeuring zij voorgelegd) voor te leggen aan de kascommissie, zodat die kon bevestigen dat het inderdaad dezelfde cijfers betrof die zij eerder had gecontroleerd. De kascommissie had dit dan in haar verslag aan de ALV kunnen meedelen.
5.3.
Samenvattend volgt uit de stellingen en het verklaarde ter mondelinge behandeling dat de VvE zich niets tot weinig gelegen heeft gelaten aan het dwingendrechtelijk bepaalde in art. 2:48 BW en dat er geen sprake van is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [verzoekers] een beroep doet op (eventuele) vormverzuimen zoals de VvE tracht te doen voorkomen. De voorschriften van artikel 2:48 BW zouden een lege huls zijn als een belanghebbende als [verzoekers] de besluitvorming die in strijd met deze voorschriften heeft plaatsgevonden, niet zou kunnen aanvechten. Anders dan de VvE lijkt te betogen hoeft [verzoekers] niet aan te tonen dat de cijfers inhoudelijk ook niet kloppen. Alles wat daarover over en weer is aangevoerd, behoeft geen verdere beoordeling.
Nietig of vernietigbaar
5.4.
Nu vaststaat dat de besluitvorming over de jaarcijfers 2021 niet heeft plaatsgevonden conform het bepaalde in artikel 2:48 BW, omdat er 1) geen bestuursverslag was, 2) de stukken niet waren ondertekend 3) de jaarcijfers niet waren gecontroleerd door aan accountant en ook niet door de kascommissie, althans een deugdelijk verslag van de kascommissie ontbrak, is de vraag of deze gebreken leiden tot het oordeel dat het besluit tot goedkeuring nietig dan wel vernietigbaar is.
5.5.
De gronden voor nietigheid worden gegeven in artikel 2:14 BW, die van vernietigbaarheid in artikel 2:15 BW. Als het besluit in strijd is met de wet of de statuten, dan is het in beginsel nietig op grond van artikel 2:14 lid 1 BW. Dat is anders als het gaat om een gebrek in de totstandkoming van het besluit. Uit het bepaalde in artikel 2:15 lid 1 onder a BW volgt dat het besluit in zo’n geval vernietigbaar is, ook al zijn de wet of de statuten geschonden. Echter, als het totstandkomingsgebrek
fundamenteelis, is er wel sprake van een nietig besluit. Voorbeelden daarvan zijn als het besluit niet met de vereiste meerderheid van stemmen is genomen of het quorum niet is gehaald.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is geweest van totstandkomingsgebreken die niet zodanig fundamenteel zijn dat die tot nietigheid leiden. De primair verzochte verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen. Dat neemt niet weg dat het besluit wel vernietigbaar is. Zoals hiervoor al is uitgelegd heeft [verzoekers] bij deze vernietiging ook belang. (Het bestuur van) de VvE heeft er weinig blijk van gegeven het belang in te zien van de wettelijke regels omtrent de financiële verantwoording aan het einde van een boekjaar. Dat de meeste overige leden van de VvE vertrouwen hebben in het bestuur, is uiteraard positief te noemen, maar dat neemt niet weg dat de leden die wél staan op controle en verantwoording, er recht op hebben dat de wettelijke regels worden gevolgd. De besluiten die zijn genomen op de ALV van 12 maart 2024, waarbij de jaarcijfers over 2021 zijn goedgekeurd en aan het bestuur decharge is verleend, zullen dan ook vernietigd worden.
5.7.
Nu het verzoek tot vernietiging reeds op bovengenoemde gronden toewijsbaar is, behoeven de andere door [verzoekers] aan de VvE gemaakte verwijten geen verdere beoordeling. Al hetgeen de VvE verder nog als verweer heeft aangevoerd leidt evenmin tot een ander oordeel.
5.8.
De VvE zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Een vrijstelling in de omslag van deze kosten voor [verzoekers] zal worden afgewezen, nu een wettelijke grondslag voor een dergelijk verzoek ontbreekt. Het is aan de ALV van de VvE om hierover een beslissing te nemen. De proceskosten worden begroot op € 87,00 aan griffierecht en op € 542,00 (2 x € 271,00) aan salaris gemachtigde, te voldoen aan [verzoekers] .

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
vernietigt de besluiten van de ALV van 12 maart 2024 strekkende tot “goedkeuring cijfers 2021 opgesteld door Baat accountants en “het verlenen van decharge aan het bestuur over 2021.
6.2.
veroordeelt de VvE in de proceskosten, tot aan deze uitspraak gerezen en begroot op € 629,00,
6.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.
YT

Voetnoten

1.zie hiervoor onder 3.4
2.zie onder 3.6.
3.Zie hiervoor onder 3.6