ECLI:NL:RBLIM:2023:879

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/03/298824 / HA ZA 21-585
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beheerovereenkomst tussen Vereniging van Eigenaren en beheerder met betrekking tot onverschuldigde betalingen en ontbinding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) en de beheerder, [gedaagde 1]. De VvE vorderde ontbinding van de beheerovereenkomst en terugbetaling van onverschuldigde betalingen die aan de beheerder en zijn kinderen waren gedaan. De rechtbank oordeelde dat de VvE niet voldoende had aangetoond dat de beheerder tekort was geschoten in de nakoming van de beheerovereenkomst, waardoor ontbinding niet aan de orde was. De rechtbank concludeerde dat de VvE wel onverschuldigde betalingen had gedaan aan de beheerder, die terugbetaald moesten worden. De rechtbank wees de vordering tot terugbetaling van een bedrag van € 2.038,37 toe, alsook een bedrag van € 56.615,75 dat onverschuldigd was betaald aan de gedaagden. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagden opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk kregen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een correcte uitvoering van beheerovereenkomsten en de gevolgen van onverschuldigde betalingen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/298824 / HA ZA 21-585
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
VERENIGING VAN EIGENAARS [naam VvE 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. A. Kara te Maastricht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonend te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. R.G.M. Michels te Veghel, gemeente Meierijstad.
Partijen worden hierna de VvE, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd. Gedaagden worden hierna samen [gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 juli 2022;
- de akte overlegging productie 14 van de VvE, door de rechtbank ontvangen op 25 augustus 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 september 2022 en de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van [gedaagden]
- de akte uitlating productie van [gedaagden] van 5 oktober 2022.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De VvE en [gedaagde 1] hebben op 1 november 2019 een beheerovereenkomst gesloten, die voor bepaalde tijd gold, namelijk tot en met 31 december 2020 (hierna: de beheerovereenkomst). Na afloop van die termijn is de beheerovereenkomst voortgezet voor onbepaalde tijd.
2.2.
In de beheerovereenkomst is opgenomen welke werkzaamheden [gedaagde 1] ten behoeve van de VvE zou verrichten en welke vergoeding [gedaagde 1] daarvoor zou ontvangen. De relevante artikelen uit de beheerovereenkomst luiden als volgt:

3. Aard van de werkzaamheden
De VvE geeft opdracht aan de Beheerder, gelijk de Beheerder de opdracht aanneemt van de VvE tot het verrichten van de volgende pakketten van werkzaamheden:
- Administreren van de VvE penningen en de kosten via de bankrekening. En het opstellen van de “Staat van kosten en ontvangsten” per 31 december van elk jaar.
- Jaarlijkse VvE vergadering en notulering.
- Technisch onderhoud adviseren en plannen.

4.Beloning

4.1
Voor het uitvoeren van de in artikel 3 genoemde werkzaamheden is de VvE met ingang van het boekjaar aan de Beheerder jaarlijks de som van € 425,= per appartementsrecht verschuldigd, te vermeerderen met de hiervoor onder artikel 3 overeengekomen en verschuldigde overige kosten.
4.2
De genoemde bedragen zijn exclusief BTW en gelden per jaar, behoudens wijziging op grond van artikel 4 van de Voorwaarden.”
2.3.
Verder bepaalt de beheerovereenkomst dat daarop de ‘VvE Algemene Voorwaarden Overeenkomst tot Beheer ten behoeve van Verenigingen van Eigenaren’ (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn.
2.4.
De VvE heeft twee leden, de zussen [naam 1] en [naam 2] , die samen drie appartementsrechten hebben. Zij zijn ook de bestuurders van de VvE.
2.5.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn kinderen van [gedaagde 1] .
2.6.
Vanaf de bankrekening van de VvE zijn in 2020 en 2021 de volgende betalingen gedaan aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] terzake beheerwerkzaamheden:
Ontvanger:
Datum betaling:
Bedrag:
Omschrijving:
[gedaagde 1]
14 januari 2020
€ 3.256,46
Factuurnummer 2020001. VVE.
[gedaagde 2]
4 maart 2021
€ 2.125,00
VVE Beheer 2021
2.7.
Verder zijn vanaf de bankrekening van de VvE in 2020 en 2021 de volgende betalingen gedaan aan [gedaagden] terzake
anderedan beheerwerkzaamheden:
Ontvanger:
Datum betaling:
Bedrag:
Omschrijving:
[gedaagde 1]
2 augustus 2020
€ 9.075,00
Factuurnummer 2020033.
5 november 2020
€ 6.050,00
Factuurnummer.2020034, afhandeling.
5 juli 2021
€ 4.956,45
Voorschotten [naam 1] .
10 augustus 2021
€ 596,50
Voorschotten [naam 1] .
Totaal: € 20.677,95
[gedaagde 2]
20 januari 2021
€ 2.100,00
1e termijn groepenkasten [naam VvE 1]
20 februari 2021
€ 700,00
2e termijn groepenkasten [naam VvE 1]
4 maart 2021
€ 1.150,00
Groepenkast winkel
11 maart 2021
€ 2.800,00
Trap met leuning tussen 3e en 4e verd.
28 maart 2021
€ 5.410,00
5 hardhouten deurkozijn combinaties met sloten en beslag. 6 hardhouten kozijnen.
1 april 2021
€ 3.795,00
Balken vloer, tussenvloer en dak. Balken muren. Kepers, tengels en tussen balken dak. Divers verbindings materiaal.
Totaal: € 15.955,00
[gedaagde 3]
17 mei 2021
€ 4.480,00
Elektrische installatie
26 mei 2021
€ 6.602,80
Inkomsten belasting P, D en EE
3 juni 2021
€ 8.900,00
1e fase winkel
Totaal: € 19.982,80
2.8.
De VvE heeft [gedaagden] op 1 oktober 2021 aangeschreven en daarbij gesommeerd om de hiervoor onder 2.6 en 2.7 genoemde bedragen terug te betalen aan de VvE.

3.Het geschil

3.1.
De VvE stelt dat [gedaagde 1] de beheerovereenkomst niet is nagekomen. Dit is volgens de VvE reden om de beheerovereenkomst te ontbinden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moeten daardoor de aan hen betaalde vergoedingen voor beheerwerkzaamheden terugbetalen aan de VvE. De VvE stelt ook dat de betaalde vergoedingen voor beheerwerkzaamheden hoger zijn dan overeengekomen in de beheerovereenkomst. Het meerdere is volgens de VvE onverschuldigd betaald en moet worden terugbetaald aan de VvE. [gedaagde 1] is volgens de VvE bovendien schadeplichtig vanwege het niet nakomen van de verplichtingen uit de beheerovereenkomst.
3.2.
De betalingen voor andere werkzaamheden zijn volgens de VvE onverschuldigd gedaan, omdat de VvE geen opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van die werkzaamheden op kosten van de VvE. De door de VvE aan [gedaagden] betaalde bedragen moeten daarom worden terugbetaald.
3.3.
Op de hiervoor genoemde gronden vordert de VvE om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

Met betrekking tot de beheerovereenkomst:
De beheerovereenkomst te ontbinden wegens toerekenbare tekortkoming aan de zijde van gedaagde sub 1 met veroordeling van gedaagde sub 1 tot terugbetaling van de op basis van die overeenkomst door gedaagde sub 1 aan zichzelf en aan diens dochter (gedaagde sub 2) betaalde totaalbedrag van € 5.381,46 vermeerdert met de wettelijke (handels)rente vanaf de data van betaling tot de dag der algehele voldoening en gedaagde sub 1 te veroordelen tot vergoeden van de schade van eiseres nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Met betrekking tot de overige betalingen:
Primair:
I. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen - des te een betaalt de ander zullen worden gekweten - tot betaling aan eiseres van een bedrag van (€ 61.997,21 minus € 5.381,46 =) € 56.615,75 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover vanaf de afzonderlijke betaaldata tot de dag der algehele voldoening;
II. Gedaagden hoofdelijk - des te een betaalt de anderen zullen worden gekweten - te veroordelen aan eiseres te betalen de buitengerechtelijke kosten van € 3.724,86, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien zij binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis nalatig blijft in het betalen daarvan.
Subsidiair:
III.
- Gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling van een bedrag van (€ 23.934,41 minus € 3.256,46 =) € 20.677,95 aan eiseres te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de afzonderlijke betaaldata tot de dag der algehele voldoening;
- Gedaagde sub 2 te veroordelen tot betaling van een bedrag van (€ 18.080,00 minus € 2.125,00 =) € 15.955,00 aan eiseres te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de afzonderlijke betaaldata tot de dag der algehele voldoening;
- Gedaagde sub 3 te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 19.982,80 aan eiseres te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de afzonderlijke betaaldata tot de dag der algehele voldoening;
Zowel primair als subsidiair:
IV. Gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien zij binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis nalatig blijft in het betalen daarvan.
V. Gedaagden te veroordelen tot betaling aan eiser van eventuele afwikkelingskosten welke door de deurwaarder aan eiser wordt berekend indien deze met de executie van het vonnis wordt belast.”
3.4.
[gedaagden] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van de VvE, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de VvE, met veroordeling van de VvE in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontbinding van de beheerovereenkomst
4.1.
De VvE vordert ontbinding van de beheerovereenkomst. Daaraan legt zij ten grondslag dat [gedaagde 1] de beheerovereenkomst niet is nagekomen. Concreet worden de volgende verwijten gemaakt:
- de leden van de VvE zijn niet aangeschreven terzake bijdragen;
- er is geen advies gegeven voor verwacht onderhoud aan dak en goten;
- kosten van onderhoud zijn niet deugdelijk geadministreerd;
- er is geen staat van kosten en ontvangsten opgesteld;
- er hebben geen jaarlijkse vergaderingen plaatsgevonden.
4.2.
Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat hij nooit is aangeschreven terzake vermeende tekortkomingen en dat daarom de overeenkomst niet kan worden ontbonden. Verder zijn daardoor eventuele aanspraken op basis van wanprestatie vervallen.
4.3.
Artikel 10.2 van de algemene voorwaarden bepaalt dat de VvE de beheerder moet aanschrijven als zij van mening is dat sprake is van tekortschieten aan de zijde van de beheerder en dat een redelijke termijn moet worden gegund om de tekortkoming te herstellen. Ook artikel 6:265 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat, voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is. In dat geval is voor het intreden van verzuim in beginsel een ingebrekestelling bij een schriftelijke aanmaning vereist (artikel 6:82 lid 1 BW).
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is bij geen van de gestelde tekortkomingen sprake van een blijvende of tijdelijke onmogelijkheid tot nakoming. Daarom is een ingebrekestelling vereist alvorens tot ontbinding van de beheerovereenkomst kan worden overgegaan. Uit de overgelegde stukken (productie 4 bij dagvaarding) en uit de stellingen van de VvE blijkt dat [gedaagde 1] is aangeschreven om uitleg te geven over een aantal specifieke betalingen. Andere aanschrijvingen zijn niet gesteld of gebleken. De aanschrijving met betrekking tot de specifieke betalingen kan hooguit worden opgevat als een ingebrekestelling terzake het verwijt dat geen staat van kosten en ontvangsten is opgesteld. Naar aanleiding van dit schrijven heeft [gedaagde 1] echter een (concept) jaarrekening opgesteld waarin de kosten en uitgaven in de periode van zijn beheer zijn opgenomen (productie 7 bij dagvaarding). Daarmee heeft [gedaagde 1] een eventuele tekortkoming op dat vlak hersteld.
4.5.
Voor zover de VvE heeft gesteld dat uit de mededelingen of houding van [gedaagde 1] is gebleken dat ingebrekestelling met betrekking tot de andere verwijten zinloos zou zijn, omdat hij toch geen gevolg daaraan zou geven (daarmee doelend op artikel 6:82 lid 2 of artikel 6:83 BW), merkt de rechtbank het volgende op. De gestelde mededelingen van [gedaagde 1] zagen niet op de door de VvE gestelde tekortkomingen in de nakoming van de beheerovereenkomst. [gedaagde 1] heeft namelijk alleen meegedeeld dat betalingen vanaf de bankrekening van de VvE aan hem zijn gedaan op basis van mondelinge afspraken. De gestelde tekortkomingen in de nakoming van de beheerovereenkomst zien echter niet op die betalingen, maar op andere zaken (het aanschrijven van leden, het organiseren van jaarlijkse vergaderingen, het niet deugdelijk administreren van kosten en het niet adviseren terzake onderhoud). [gedaagde 1] had zich dus (nog) niet uitgelaten over de gestelde tekortkomingen. Hij heeft wel gereageerd op de eerdere brief, zodat aangenomen kan worden dat hij ook zou hebben gereageerd op een aanschrijving terzake de gestelde tekortkomingen. Wat het standpunt zou zijn, wist de VvE op dat moment nog niet. Dat standpunt kon ook niet worden afgeleid uit de eerdere mededeling, omdat die verband hield met een ander onderwerp. Daarom kan niet worden gezegd dat aanschrijving terzake de gestelde tekortkomingen zinloos zou zijn geweest of dat al op voorhand duidelijk was dat [gedaagde 1] de gestelde tekortkomingen niet zou herstellen.
4.6.
Gelet op het voorgaande is er geen grond om de beheerovereenkomst te ontbinden.
Schadevergoeding en terugbetaling van de beheervergoeding
4.7.
De gevorderde schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de beheerovereenkomst zal worden afgewezen. Voor een dergelijke schadevergoeding is namelijk ook vereist dat sprake is van verzuim (artikel 6:74 lid 2 BW). Daarvan is geen sprake, om dezelfde redenen als weergegeven in overwegingen 4.4 en 4.5 hiervoor.
4.8.
De VvE heeft verder terugbetaling van de aan [gedaagde 1] en aan [gedaagde 2] betaalde beheervergoeding gevorderd. Daaraan is enerzijds de gevorderde ontbinding van de beheerovereenkomst ten grondslag gelegd. Aangezien de beheerovereenkomst echter niet wordt ontbonden, kan dit ook niet leiden tot terugbetaling van de betaalde beheervergoeding. Anderzijds heeft de VvE gesteld dat zij (een deel van) de beheervergoeding onverschuldigd heeft betaald. Zij zou namelijk meer hebben betaald dan op grond van de beheerovereenkomst verschuldigd was.
4.9.
Artikel 4 van de beheerovereenkomst bepaalt dat voor het voeren van beheer een vergoeding is verschuldigd van € 425,00 exclusief btw per appartementsrecht per jaar. In dit geval is sprake van drie appartementsrechten, zodat op grond van de beheerovereenkomst per jaar € 1.275,00 exclusief btw verschuldigd was aan [gedaagde 1] . [gedaagde 1] heeft niet betwist dat over een onvolledig jaar de beheervergoeding naar rato moet worden vastgesteld en betaald. De beheertaken van [gedaagde 1] zijn begonnen op 1 november 2019. Voor dat jaar zou dus (1/6 x € 1.275,00 =) € 212,50 exclusief btw zijn verschuldigd op basis van de beheerovereenkomst. Voor de jaren 2020 en 2021 samen zou de VvE (2 x € 1.275,00 =) € 2.550,00 exclusief btw verschuldigd zijn. In totaal zou de VvE dus over de jaren 2019 tot en met 2021 een bedrag van € 2.762,50 exclusief btw aan [gedaagde 1] moeten hebben betaald op grond van de beheerovereenkomst. Inclusief btw komt dit neer op € 3.342,63.
4.10.
[gedaagde 1] heeft gesteld dat hij recht had op een hogere vergoeding omdat hij ook beheertaken uitvoerde voor de VvE [naam VvE 2] . Als dat al zo zou zijn, betekent dat niet dat een geheel andere VvE, namelijk eiseres, daarvoor zou moeten betalen. Dat een overeenkomst is gesloten tussen de VvE en [gedaagde 1] waarbij de VvE zich heeft verbonden om te betalen voor werkzaamheden ten behoeve van die andere VvE, is niet gesteld of gebleken.
4.11.
[gedaagde 1] heeft verder gesteld dat hij recht heeft op betaling van opstartkosten. Hij heeft echter niet toegelicht op grond waarvan die opstartkosten zouden zijn verschuldigd door de VvE. De beheerovereenkomst biedt in ieder geval geen grondslag of aanknopingspunt voor de verschuldigdheid van opstartkosten. Evenmin is gesteld of gebleken dat dit nader tussen partijen is overeengekomen.
4.12.
Gelet op het voorgaande bestaat er geen grond voor een hogere vergoeding dan de in de beheerovereenkomst overeengekomen vergoeding. Dat betekent dat de VvE tot en met 2021 een totaalbedrag van € 3.342,63 inclusief btw verschuldigd was op grond van de beheerovereenkomst.
4.13.
[gedaagde 1] heeft een bedrag van € 3.256,00 inclusief btw ontvangen in verband met zijn beheertaken (productie 9 bij dagvaarding). Aan [gedaagde 2] is daar bovenop nog een bedrag van € 2.125,00 (vrijgesteld van btw) betaald. De VvE heeft gesteld dat voor zover meer is betaald dan verschuldigd op grond van de beheerovereenkomst, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de terugbetaling van dat meerdere.
4.14.
Uit het verweer van [gedaagden] (met name uit punt 14 van de spreekaantekeningen) volgt dat [gedaagde 2] enkel een factuur heeft gestuurd, maar dat zij dit deed op verzoek van [gedaagde 1] , dat [gedaagde 2] niet te eigen bate factureerde, en dat de factuur blijkens de daarop vermelde omschrijving zag op werkzaamheden die (enkel) [gedaagde 1] had verricht. Gelet hierop is sprake van een situatie waarin [gedaagde 2] niet voor zichzelf het geld ontving, maar voor haar vader [gedaagde 1] . Dit kwalificeert als een volmacht als bedoeld in artikel 3:66 BW. Betalingen die zijn verricht aan een gevolmachtigde, binnen de grenzen van diens bevoegdheid, gelden als gedaan aan de volmachtgever. In een dergelijk geval kan de vordering op grond van onverschuldigde betaling enkel worden gericht tegen de volmachtgever (HR 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4470). Dat is in dit geval [gedaagde 1] . Van hoofdelijkheid, zoals door de VvE is betoogd, is dan ook geen sprake.
4.15.
Het voorgaande betekent dat de betaling op de bankrekening van [gedaagde 2] moet worden toegerekend aan [gedaagde 1] en dat alleen [gedaagde 1] kan worden aangesproken voor terugbetaling op grond van onverschuldigde betaling. Uiteindelijk heeft [gedaagde 1] een bedrag van € 5.381,00 ontvangen, terwijl op grond van de beheerovereenkomst slechts € 3.342,63 was verschuldigd. Het verschil van € 2.038,37 is onverschuldigd betaald door de VvE. De vordering tot terugbetaling van de betaalde beheervergoeding is daarom toewijsbaar tot voormeld bedrag.
4.16.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van betaling van het bedrag van € 2.125,00 (4 maart 2021). Tot die tijd was namelijk nog niet te veel (en dus onverschuldigd) betaald. Het betreft hierbij overigens de gewone wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW en niet de handelsrente, omdat de hoofdsom moet worden betaald als gevolg van een verbintenis uit onverschuldigde betaling en niet ter uitvoering van een handelsovereenkomst.
4.17.
Voor zover het beroep op de vervaltermijn in artikel 10.1 van de algemene voorwaarden ook als verweer is bedoeld tegen de gestelde onverschuldigde betaling, merkt de rechtbank op dat dit artikel slechts ziet op schadevergoeding. In het geval van onverschuldigde betaling ontstaat een ongedaanmakingsverbintenis en niet een aanspraak op schadevergoeding. Om die reden kan het beroep op artikel 10.1 van de algemene voorwaarden niet slagen.
4.18.
Partijen hebben nog een discussie gevoerd over het administreren van huurpenningen, maar het verwijt dat die administratie onjuist was, is niet ten grondslag gelegd aan de vorderingen van de VvE. De VvE acht dit zelf namelijk een tekortkoming in de nakoming van een andere overeenkomst, die in een aparte procedure aan bod zou komen (pagina 14 van de dagvaarding). De rechtbank zal daarover dan ook geen oordeel vellen in deze procedure.
4.19.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen strekkende tot ontbinding van de beheerovereenkomst en veroordeling van [gedaagde 1] om de schade wegens tekortschieten in de nakoming van de beheerovereenkomst te vergoeden, worden afgewezen. De vordering strekkende tot terugbetaling van de te veel betaalde beheervergoeding wordt, tot een bedrag van € 2.038,37, wel toegewezen.
Betalingen voor andere werkzaamheden
4.20.
De VvE stelt dat zij nog meer bedragen onverschuldigd heeft betaald aan [gedaagden] Aan [gedaagde 1] is volgens de VvE een bedrag van € 20.677,95 onverschuldigd betaald, aan [gedaagde 2] een bedrag van € 15.955,00 en aan [gedaagde 3] een bedrag van € 19.982,80. Deze kosten zien op andere werkzaamheden dan beheer. Volgens de VvE zijn echter enkel beheerwerkzaamheden opgedragen aan [gedaagde 1] en geen andere werkzaamheden.
4.21.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden] houdt in dat de VvE niet heeft geklaagd binnen de in artikel 12 van de algemene voorwaarden genoemde termijn. Het gevolg daarvan is volgens [gedaagden] dat eventuele aanspraken van de VvE terzake terugbetaling van voormelde bedragen zijn vervallen.
4.22.
[gedaagden] heeft toegelicht dat de facturen met betrekking tot voormelde bedragen zien op renovatiewerkzaamheden en belastingaangiftes en dat aan de uitvoering van die werkzaamheden geen overeenkomst met de VvE ten grondslag lag. De werkzaamheden zijn volgens [gedaagden] uitgevoerd op grond van een overeenkomst met de bestuurders van de VvE in privé. Later zou volgens [gedaagden] zijn afgesproken dat de betalingen voor die privé werkzaamheden door de VvE zouden worden gedaan. Als dit zo is (wat de rechtbank hierna zal beoordelen), dan is sprake van een nieuwe overeenkomst tussen de VvE en [gedaagden] die los staat van de beheerovereenkomst. Waarom [gedaagden] dan bij die nieuwe overeenkomst een beroep zou kunnen doen op algemene voorwaarde die onderdeel uitmaken van een andere overeenkomst, heeft [gedaagden] niet toegelicht. Het beroep op artikel 12 van de algemene voorwaarden slaagt daarom niet. De rechtbank zal dus de stelling van [gedaagden] , dat sprake is van een overeenkomst op grond waarvan de VvE zou betalen voor werkzaamheden ten behoeve van de bestuurders in privé, inhoudelijk beoordelen.
4.23.
[gedaagden] heeft toegelicht dat de werkzaamheden die zijn uitgevoerd in opdracht van de bestuurders van de VvE in privé in eerste instantie ook aan hen in privé zijn gefactureerd en vanuit privémiddelen zijn betaald. Later zouden de bestuurders echter hebben gevraagd om de facturen ook voor deze privékwesties aan de VvE te richten. Volgens [gedaagden] zijn alle facturen telkens ter accordering voorgelegd aan de VvE (althans aan de bestuurders). Pas na akkoordverklaring werden de facturen betaald. De VvE heeft dit betwist.
4.24.
De rechtbank stelt vast dat deze door [gedaagden] gegeven toelichting niet kan kloppen. De door de VvE betaalde kosten zijn niet terug te vinden op de door [gedaagde 1] opgestelde jaarrekening. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] verklaard dat de kosten op de jaarrekening zijn verwerkt in de vlottende activa, als rekening-courant verhouding van de bestuurders van de VvE. De aldaar vermelde bedragen zijn echter veel lager dan de door de VvE betaalde bedragen en voor bestuurster [naam 2] is in het geheel geen rekening-courantvordering op de jaarrekening terug te vinden. Dit is reeds voldoende grond om aan te nemen dat de stelling van [gedaagden] niet juist kan zijn.
4.25.
De rechtbank heeft daarnaast echter ook geconstateerd dat de facturen die door [gedaagden] zijn verstuurd van een latere datum zijn dan de betalingen van diezelfde facturen. Als de facturen eerst ter goedkeuring aan de VvE zouden zijn voorgelegd, zoals [gedaagden] stelt, dan rijst de vraag hoe de betaling al vóór de factuurdatum kan zijn gedaan.
4.26.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn daarom de facturen van 21 januari 2021 (factuurnummer 2021004; betaald op 20 januari 2021) en 5 maart 2021 (factuurnummers 2021006 en 2021007; betaald op 4 maart 2021) aan [gedaagden] voorgehouden met de vraag om uit te leggen hoe de betaling eerder kan zijn gedaan dan de factuurdatum. [gedaagde 1] heeft daarop eerst verklaard dat de door de VvE overgelegde rekeningafschriften niet zouden kloppen. Na vergelijking van de door [gedaagde 1] zelf naar de zitting meegebrachte rekeningafschriften met de rekeningafschriften die door de VvE zijn overgelegd, is vastgesteld dat de afschriften inhoudelijk identiek zijn met betrekking tot in ieder geval de hiervoor genoemde betalingen op 20 januari 2021 en 4 maart 2021.
4.27.
Daarna heeft [gedaagde 1] verklaard dat de belastingdienst ook een in de toekomst gelegen datum op aanslagen vermeldt. De vergelijking met de belastingdienst gaat echter niet op. Tegen een aanslag kan bezwaar worden gemaakt en dat moet binnen een bepaalde termijn gebeuren. De belastingdienst wil de volledige termijn gunnen aan belanghebbenden, ook in die gevallen waarin de post vertraagd is. In dit geval is echter sprake van een ondernemer die facturen stuurt. Ondernemers willen in de regel zo snel mogelijk betaald krijgen. Dit verschil heeft de rechtbank ook aan [gedaagde 1] voorgehouden ter zitting. Daarop heeft [gedaagde 1] verklaard dat hij dan een antwoord schuldig moet blijven. De rechtbank acht de vergelijking met de belastingdienst dan ook ongeloofwaardig.
4.28.
Het voorgaande betekent dat de stelling van [gedaagde 1] , dat sprake is van een overeenkomst op grond waarvan de VvE zou betalen voor werkzaamheden ten behoeve van de bestuurders in privé, onvoldoende onderbouwd is. Voor de VvE bestond dan ook geen betalingsverplichting. De door de VvE gestelde betalingen zoals genoemd in overweging 4.20 van dit vonnis, ten bedrage van in totaal € 56.615,75, zijn daarom onverschuldigd gedaan. [gedaagden] zal worden veroordeeld om deze bedragen terug te betalen aan de VvE.
4.29.
De VvE heeft gevorderd dat de in de vorige overweging bedoelde veroordeling tot terugbetaling hoofdelijk wordt uitgesproken. [gedaagden] heeft daartegen geen verweer gevoerd. Aangezien de VvE terzake haar vordering tot hoofdelijke veroordeling voldoende heeft gesteld, zal de rechtbank de veroordeling hoofdelijk uitspreken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
4.30.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de verschillende betaaldata. Ook hier geldt dat enkel de gewone wettelijke rente is verschuldigd en niet de handelsrente, omdat de hoofdsom moet worden betaald als gevolg van een verbintenis uit onverschuldigde betaling en niet ter uitvoering van een handelsovereenkomst.
Buitengerechtelijke kosten
4.31.
De VvE heeft buitengerechtelijke kosten gevorderd. Die vordering is verder niet toegelicht. Terzake de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten is daarom onvoldoende gesteld. Deze vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
4.32.
[gedaagden] is de partij die (grotendeels) ongelijk krijgt en zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de VvE als volgt vastgesteld (waarbij 1 punt voor de dagvaarding en 1 punt voor de mondelinge behandeling worden toegekend):
- kosten van de dagvaarding
125,75
- griffierecht
2.076,00
- salaris advocaat
2.228,00
(2 punten × € 1.114,00)
Totaal
4.429,75
4.33.
De gevorderde veroordeling in de kosten die de deurwaarder in verband met de eventuele executie van dit vonnis in rekening brengt, is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. Deze kosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Hierbij merkt de rechtbank op dat niet is gevorderd om ook de na dit vonnis ontstane advocaatkosten reeds op voorhand te begroten.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan de VvE te betalen een bedrag van € 2.038,37, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 4 maart 2021 tot de dag van volledige betaling door [gedaagde 1] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, dat wil zeggen de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan de VvE te betalen een bedrag van € 56.615,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de betaaldata van de verschillende bedragen als genoemd in overweging 2.7 van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling door [gedaagden] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, dat wil zeggen de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot dit vonnis vastgesteld op € 4.429,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling door [gedaagden] ,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, dat wil zeggen de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de na dit vonnis ontstane explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken op
18 januari 2023.