ECLI:NL:HR:2010:BK4470

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02055
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • J.C. van Oven
  • W.D.H. Asser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de terugvordering van betalingen aan een factormaatschappij door een onderwijsinstelling na faillissement van de agent

In deze zaak gaat het om een geschil tussen IFN Finance B.V., een factormaatschappij, en de Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs, handelende onder de naam R.O.C. Nova College, over de terugvordering van betalingen die Nova heeft gedaan aan een agent, It Just Works B.V. (IJW), die later failliet werd verklaard. Nova had in het verleden facturen van IJW betaald voor producten die zij had aangeschaft van Aries Technology Incorporated. De betalingen aan IJW waren gedaan op basis van facturen waarop stond vermeld dat de vordering aan IFN was verpand. Na het faillissement van IJW vorderde Nova terugbetaling van de door haar betaalde bedragen, omdat IJW niet bevoegd was om de vorderingen te incasseren.

De rechtbank Rotterdam had de vordering van Nova in eerste instantie afgewezen, maar het gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigde dit vonnis en veroordeelde IFN tot betaling aan Nova. IFN ging in cassatie tegen dit arrest, terwijl Nova incidenteel cassatieberoep instelde. De Hoge Raad oordeelde dat de betalingen die Nova had gedaan aan IJW, die niet bevoegd was om de vorderingen te incasseren, onverschuldigd waren. De Hoge Raad bevestigde dat IFN geen pandrecht had op de vorderingen, omdat IJW niet bevoegd was om deze te incasseren. De Hoge Raad verwierp het principale beroep van IFN en vernietigde het arrest van het hof, waarbij het geding werd verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de betalingen aan IFN als onverschuldigd moesten worden aangemerkt, omdat Nova redelijkerwijs had mogen begrijpen dat IFN als pandhouder optrad. De beslissing van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtsverhouding tussen partijen en de bescherming van de belangen van schuldeisers in het geval van faillissement van een agent.

Uitspraak

29 januari 2010
Eerste Kamer
08/02055
EE/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
IFN FINANCE B.V., handelende onder de naam IFN Commercial Factors,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
STICHTING VOOR EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS, handelende onder de naam R.O.C. Nova College,
gevestigd te Haarlem,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als IFN en Nova.
1. Het geding in feitelijke instanties
Nova heeft bij exploot van 28 april 2004 IFN gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en - na vermindering van eis - gevorderd, kort gezegd, IFN te veroordelen aan Nova te betalen een bedrag van € 22.463,61, met rente en kosten.
IFN heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 14 september 2005 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Nova hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 29 januari 2008 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en IFN veroordeeld aan Nova te betalen een bedrag van € 5.072,87, met rente en kosten. Het meer of anders gevorderde heeft het hof afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft IFN beroep in cassatie ingesteld. Nova heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor IFN toegelicht door zijn advocaat en mede door mr. P.A. Fruytier, advocaat bij de Hoge Raad, en voor Nova door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van het arrest van het hof.
De advocaat van IFN heeft bij brief van 4 december 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Uitgangspunten in cassatie
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Nova, een onderwijsinstelling, heeft in het kader van de door haar verzorgde opleidingen computerprogramma's en bijbehorend studiemateriaal gekocht van Aries Technology Incorporated (hierna: Aries), gevestigd in de Verenigde Staten.
(ii) Aries maakte voor de promotie en de distributie van haar producten op de Nederlandse markt gebruik van een Nederlandse agent, It Just Works B.V. (hierna: IJW). Deze verzorgde de offertes en de leveringen.
(iii) IFN is een factormaatschappij. Zij heeft met IJW een overeenkomst gesloten op grond waarvan IJW openstaande vorderingen aan IFN heeft verpand. IFN incasseerde deze vorderingen op een rekening die zij voor IJW aanhield.
(iv)Tot september 2003 heeft Nova de door haar afgenomen producten rechtstreeks aan Aries betaald op basis van terzake door Aries opgestelde en verzonden facturen.
(v) Nadien is ook IJW aan Nova facturen gaan verzenden voor de door haar geleverde producten van Aries waarbij zij aan Nova berichtte dat Nova vanaf dat schooljaar "de Aries facturen" kon gaan betalen "via" IJW op een door IJW daartoe opgegeven bankrekening.
(vi) Nova heeft vanaf september 2003 vijf facturen die zij voor geleverde producten van Aries van IJW had ontvangen, betaald op genoemde bankrekening.
(vii) Op drie van die facturen stond vermeld "Onze vordering op u is door ons verpand aan IFN Finance B.V. Rechtsgeldige betaling kan uitsluitend geschieden op bankrekeningnummer (...) ten name van It Just Works B.V. bij ABN Amro Bank te Rotterdam, o.v.v. het op de betaling betrekking hebbende factuur- en debiteurennummer".
Het betrof de eerder genoemde bankrekening.
(viii) De hiervoor onder III en V genoemde bankrekening stond op naam van IFN.
(ix) In december 2003 is Nova door Aries aangesproken tot betaling van de vijf openstaande facturen van Aries-producten.
(x) IJW was niet bevoegd tot het innen van de vorderingen voor geleverde Aries-producten. Aries heeft dit aan IFN meegedeeld en IFN gesommeerd haar incassoactiviteiten terzake te staken en de ontvangen bedragen aan Aries over te maken.
(xi) Op 5 februari 2004 is IJW failliet verklaard.
3.2Nova vordert in dit geding hetgeen zij uit hoofde van de in 3.1 (vi) genoemde facturen heeft betaald, van IFN terug.
3.3 Het hof heeft in het bestreden arrest beslist dat IFN de bedragen die Nova heeft betaald ter zake van de hiervoor in 3.1 (vii) genoemde drie facturen van IJW waarop stond vermeld dat de vordering aan IFN was verpand, dient terug te betalen aan Nova en het heeft IFN daartoe veroordeeld. De vordering met betrekking tot de andere twee facturen heeft het hof niet toewijsbaar geoordeeld. Die beslissingen rusten op de volgende, kort samengevatte overwegingen.
Nu IJW niet bevoegd was vorderingen van Aries te incasseren, had IJW ter zake van de levering van producten van Aries geen vorderingen op Nova, zodat deze vorderingen ook niet konden worden verpand aan IFN en IFN dus geen pandrecht terzake heeft (rov. 2).
IFN wordt niet beschermd door art. 3:36 BW. Weliswaar kon IFN uit eerdere betalingen van Nova aan IJW van facturen die IJW op grond van de bestaande rechtsbetrekking tussen Nova en IJW bevoegd was te verzenden, afleiden dat Nova klant van IJW was. Echter, IFN kon noch in uitlatingen noch in gedragingen van Nova aanleiding vinden te veronderstellen dat IJW bevoegd was aan Nova facturen te verzenden voor Aries-producten en dat IJW die facturen dus terecht aan Nova heeft verzonden. Dat Nova de facturen betaalde kan niet als een dergelijke gedraging worden aangemerkt omdat, nu de incasso samenviel met de betaling - waarmee het hof kennelijk bedoelt: de betaling niet aan de incasso voorafging -, IFN die incasso niet op grond van die betaling kan hebben verricht (rov. 3).
IFN kon de bewuste facturen dus niet op grond van haar pandrecht incasseren. IJW had aan IFN ter zake van alle vorderingen van IJW ook een volmacht tot incasso verleend. Bij gebreke van een geldig pandrecht moet worden bezien of IFN niettemin bevoegd was tot incasso op grond van die volmacht (rov. 4).
Zouden de betalingen zijn verricht aan IFN als gevolmachtigde binnen de grenzen van diens bevoegdheid dan gelden deze betalingen als gedaan aan de volmachtgever en zou Nova haar vordering uit onverschuldigde betaling slechts kunnen richten tegen IJW (rov. 5).
Uit de vermelding op de drie bewuste facturen dat de vordering was verpand heeft Nova redelijkerwijs mogen begrijpen dat IFN bij de incasso optrad als pandhouder. Dat brengt mee dat slechts IFN als openbaar pandhouder bevoegd was tot incasso van de desbetreffende vorderingen. Een openbaar pandhouder incasseert de vorderingen op eigen naam en niet ten behoeve van de pandgever. Daarmee verdraagt zich niet dat IFN ter zake van deze vorderingen als gevolmachtigde, dus in naam en ten behoeve van IJW optrad (rov. 6).
De hier bedoelde betalingen zijn dus in het vermogen van IFN gevloeid. De desbetreffende bedragen kan Nova daarom van IFN als onverschuldigd betaald terugvorderen (rov. 7).
Met betrekking tot de twee facturen waarop niet is vermeld dat de vordering aan IFN was verpand, geldt dat Nova niet heeft mogen begrijpen dat IFN ook deze als pandhouder wenste te incasseren en moet worden aangenomen dat IFN deze als gevolmachtigde heeft geïncasseerd. De desbetreffende betalingen hebben dan ook te gelden als betalingen aan IJW, zodat Nova ze niet van IFN kan terugvorderen (rov. 9).
4. Beoordeling van het middel in het principale beroep
Het middel keert zich tegen de hiervoor samengevatte oordelen met een groot aantal klachten. Voorzover de klachten al feitelijke grondslag hebben in de gedingstukken en de bestreden uitspraak, falen zij nu de door de klachten bestreden oordelen, die voor een belangrijk deel berusten op aan het hof voorbehouden waarderingen van feitelijke aard, niet getuigen van een onjuiste rechtsopvatting, niet onvoldoende zijn gemotiveerd en evenmin onbegrijpelijk zijn.
5. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.1 Onderdeel 1 betoogt dat de door het hof in rov. 4 aan de orde gestelde vraag of IFN bevoegd was op grond van haar volmacht de bewuste vorderingen te incasseren, niet anders dan in ontkennende zin zou hebben kunnen worden beantwoord nu de beslissing van het hof dat de vorderingen van IJW op Nova met betrekking tot de door Aries geleverde materialen niet hebben bestaan en daarom niet konden worden verpand, meebrengt dat IFN evenmin bevoegd kon zijn tot incasso van die niet-bestaande vorderingen op grond van de volmacht. Dit uitgangspunt is evenwel onjuist, omdat het niet bestaan van de vorderingen niet zonder meer meebrengt dat IFN niet krachtens de volmacht de bevoegdheid had namens IJW de door Nova in verband met de bewuste facturen verrichte betalingen in ontvangst te nemen, maar wel ertoe kon leiden dat een betaling aan IFN als gevolmachtigde van IJW, omdat zij zonder rechtsgrond was gedaan, als onverschuldigd moet worden aangemerkt. Het onderdeel faalt.
5.2 Onderdeel 2, keert zich tegen rov. 9 en betoogt dat het uitgangspunt van het hof dat IFN de betreffende vorderingen (als gevolmachtigde) heeft geïncasseerd feitelijke grondslag mist in de gedingstukken. Het onderdeel faalt. Het gaat ten onrechte ervan uit dat, wil van incasseren sprake zijn, dit gepaard dient te gaan met incassoactiviteiten. Het hof heeft dan ook uit het door het hof blijkens rov. 1 in aanmerking genomen vaststaande feit dat de betaling van de bewuste facturen is verricht op de rekening van IFN, kunnen afleiden, zoals het kennelijk heeft gedaan, dat IFN die vorderingen heeft geïncasseerd.
5.3 Op grond hiervan faalt ook onderdeel 3. Het in de toelichting op het onderdeel vervatte, maar niet in het onderdeel terug te vinden en reeds daarom te passeren, betoog dat Nova niet wist dat IFN als gevolmachtigde van IJW optrad en dat zij steeds heeft gemeend aan IJW zelf te betalen, kan haar bij gebrek aan belang niet baten, omdat ook dan de bewuste betalingen hebben te gelden als aan IJW gedaan met als gevolg dat Nova tegen IFN geen aanspraak heeft tot terugbetaling. Dat betoog zou dus reeds daarom niet hebben kunnen leiden tot een ander dan het ermee bestreden oordeel.
5.4 Onderdeel 4 klaagt dat het hof niet (gemotiveerd) heeft beslist op de door Nova mede onder haar vordering gelegde grondslag dat IFN door de ontvangst van de betalingen ongerechtvaardigd is verrijkt. Deze klacht slaagt nu het hof de vordering tot betaling van hetgeen Nova op de in rov. 9 genoemde facturen aan IFN heeft betaald, niet had mogen afwijzen zonder een gemotiveerde beantwoording van de vraag of de vordering op die grondslag zou kunnen worden toegewezen.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt IFN in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nova begroot op € 477,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 januari 2008;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt IFN in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Nova begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 januari 2010.