In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en Varianthuis B.V. De eisers hebben een aannemingsovereenkomst met Varianthuis gesloten voor de bouw van een woning. Na constatering van gebreken in de uitvoering hebben de eisers de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 6:265 lid 1 BW. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers deels geslaagd zijn in het bewijs van de gebreken en heeft de ontbinding van de overeenkomst bevestigd. De rechtbank heeft de eisers een schadevergoeding van € 29.380,19 toegewezen, alsook een aanvullende schadevergoeding van € 25.852,79, en heeft Varianthuis veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. De rechtbank heeft de vorderingen van Varianthuis in reconventie afgewezen, en geoordeeld dat het door Varianthuis gelegde beslag niet onrechtmatig was. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.