ECLI:NL:RBLIM:2023:7525

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
C/03/313325 / FA RK 23-78
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststellen van een definitieve zorgregeling in het kader van een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de zorgregeling voor hun kinderen. De moeder had verzocht om een definitieve zorgregeling en vervangende toestemming om met de kinderen naar Essen (Duitsland) te reizen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een definitieve zorgregeling niet kon worden ingediend, omdat er een echtscheidingsprocedure aanhangig was. Tijdens een echtscheidingsprocedure kan een verzoek over de zorgregeling alleen als nevenverzoek of als voorlopige voorziening worden ingediend. De moeder werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag hebben en dat de kinderen op het moment van de indiening van het verzoek in Nederland verbleven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de moeder op basis van de expliciete toestemming van de vader al met de kinderen naar Essen kan reizen, waardoor er geen geschil meer was over dit aspect. De moeder had daarnaast verzocht om een gedetailleerde vakantieregeling en videobelcontact met de kinderen tijdens de vakanties, maar ook deze verzoeken werden afgewezen omdat de rechtbank van oordeel was dat deze verzoeken niet in deze procedure konden worden behandeld.

De rechtbank heeft de vader's verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen en bepaald dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door de betrokken partijen in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 15 december 2023
Zaaknummer: C/03/313325 / FA RK 23-78
Beschikking over een geschil over de gezagsuitoefening en de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de zaak van:
[de moeder] ,
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. J.M.E. van den Heuvel, kantoorhoudend te Landgraaf,
en
[de vader] ,
wederpartij, verder te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. R.P.H.W. Haas, kantoorhoudend te Heerlen
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, verder te noemen: de Raad,
locatie Maastricht, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de moeder, ontvangen op 10 januari 2023;
  • het aanvullend verzoekschrift van de moeder, ontvangen op 29 juni 2023;
  • het aanvullend verzoekschrift van de moeder, ontvangen op 15 november 2023;
  • het verweerschrift van de vader, ontvangen op 17 november 2023.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de zitting van 17 november 2023, waar zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Duitse taal;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader zijn op 26 november 2012 in Essen (Duitsland) met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit het huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2015;
  • [minderjarige 2] , te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2017;
  • [minderjarige 3] , te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 3] 2019.
2.3.
De moeder en de vader hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de vader. [minderjarige 3] verblijft bij de moeder.
2.4.
De moeder en de vader hebben de Duitse nationaliteit.
2.5.
Bij de rechtbank is aanhangig een verzoek tot echtscheiding (zaaknummer C/03/307505 / FA RK 22-2737) en een verzoek tot verdeling van de gemeenschap (zaaknummer 318424 / FA RK 23-2018).
2.6.
Daarnaast heeft de moeder op 29 september 2023 een verzoek tot vaststelling voorlopige voorzieningen ingediend (zaaknummer C/03/322815 / FA RK 23-3734). In deze zaak is op 2 oktober 2023 een beschikking gegeven, waarbij de rechtbank voorlopig een regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) heeft bepaald, waarbij onder andere is bepaald dat de herfst- en de kerstvakantie bij helfte wordt verdeeld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt (kort samengevat) haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te reizen naar Essen (Duitsland) en daar tijdelijk (tijdens de contactmomenten met de kinderen) te verblijven. Daarnaast verzoekt ze een gedetailleerde vakantieregeling zoals opgenomen in het aanvullende verzoekschrift van 29 juni 2023. Tot slot verzoekt de moeder de rechtbank te bepalen dat zij tijdens de vakanties bij de vader op dinsdag en donderdag van 18.00 uur tot 18.15 uur een videobelcontact met de kinderen heeft.
3.2
De vader voert verweer tegen de verzoeken van de moeder. Hij verzoekt de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel die verzoeken af te wijzen én de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.3
De stellingen van de moeder en de vader zullen hierna voor zover aan de orde inhoudelijk worden besproken.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, nu de gewone verblijfplaats van de kinderen op het moment van de indiening van het verzoekschrift in Nederland gelegen was (en nog steeds is). Gelet hierop is Nederlands recht op de verzoeken van toepassing.
Vervangende toestemming reizen en verblijf in Essen
4.2
De ouders kunnen een geschil over de uitoefening van het gezamenlijk gezag (in dit geval over het reizen naar en het verblijf van de kinderen in Essen) voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank neemt dan een beslissing die in het belang van de kinderen is. Dat volgt uit artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3
De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor het reizen naar en het verblijf van de kinderen in Essen, af. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.4
De moeder vraagt vervangende toestemming van de rechtbank om met de kinderen naar Essen te reizen en daar te mogen verblijven, zodat ze met haar kinderen haar familie in Essen kan bezoeken. De rechtbank stelt vast dat de vader in december 2022 heeft aangegeven dat hij geen toestemming meer geeft voor het reizen naar en het verblijf van de kinderen in Essen. Tijdens de zitting is gebleken dat de vader inmiddels wel weer expliciet en zonder voorwaarden, toestemming geeft voor het reizen en het verblijf van de kinderen in Essen. De moeder heeft tijdens de zitting ook erkend dat zij inmiddels al weer enige tijd, op basis van deze toestemming van de vader, met de kinderen naar Essen reist en daar met hen verblijft. De vader heeft daarnaast onbetwist gesteld dat hij ook in een e-mail aan de moeder heeft laten weten dat hij toestemming geeft voor het reizen van de kinderen naar en het verblijf in Essen. De rechtbank stelt dan ook vast dat de ouders hierover geen geschil hebben. De stelling van de moeder dat zij geen vertrouwen heeft in de vader en bang is dat hij zijn toestemming in de toekomst weer intrekt, maakt niet dat de moeder op dit moment enig belang heeft bij toewijzing van haar verzoek. Op basis van de expliciete toestemming die de vader heeft gegeven kan zij op dit moment namelijk met de kinderen naar Essen reizen en daar met hen verblijven.
Vakantieregeling
4.5
De moeder verzoekt de rechtbank een gedetailleerde definitieve vakantieregeling vast te leggen en te bepalen dat zij in de vakanties videobelcontact heeft met de kinderen. Partijen verschillen van mening over de vraag of de moeder die verzoeken in deze procedure (op grond van artikel 1:253a BW) aan de rechtbank kan voorleggen, terwijl er tussen hen ook een echtscheidingsprocedure loopt.
4.6
De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoeken over de verdeling van de vakanties en het videobelcontact tijdens de vakanties. Dat betekent dat de rechtbank deze verzoeken (en het advies van de Raad daarover) niet inhoudelijk beoordeelt. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.7
De moeder verzoekt de rechtbank in deze procedure in het kader van de zorgregeling om een verdeling van de vakanties te bepalen en te bepalen dat zij en de kinderen tijdens deze vakanties videobelcontact hebben. Die verzoeken zijn gebaseerd op artikel 1:253a BW. Daarnaast loopt tussen partijen een echtscheidingsprocedure bij deze rechtbank (zaaknummer C/03/307505 / FA RK 22-2737). De rechtbank is met de vader van oordeel dat tijdens een echtscheidingsprocedure geen aparte procedure kan worden gevoerd over de definitieve zorgregeling op grond van artikel 1:253a BW. Dit oordeel van de rechtbank sluit aan bij de beschikking van de Hoge Raad van 31 augustus 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1414) waarin is geoordeeld dat tijdens de echtscheidingsprocedure geen ruimte is voor een verzoek tot voorlopige voorziening op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.8
De moeder kan een verzoek om een definitieve zorgregeling als nevenverzoek in de echtscheidingsprocedure doen. In artikel 827 lid 1 Rv is namelijk expliciet opgenomen dat een nevenvoorziening kan worden getroffen over de zorgregeling. Als, zoals de moeder stelt, de behandeling van zo’n nevenverzoek te lang duurt, kan de moeder om een voorlopige voorziening vragen. Dat is geregeld in artikel 822 lid 1 onder d Rv, waarbij de zorgregeling als onderwerp voor een voorlopige voorziening wordt genoemd. In dat kader heeft de voorzieningenrechter ook al eerder voor de vader en de moeder een voorlopige zorgregeling en een verdeling van de herfst- en kerstvakantie bepaald (zaaknummer C/03/322815 / FA RK 23-3734). Als de moeder voorafgaand aan de beslissing op een nevenverzoek over de zorgregeling wijziging of aanvulling op die voorlopige regeling wenst, dan kan zij dat dus voorleggen aan de voorzieningenrechter.
4.9
De hiervoor beschreven regeling van de echtscheidingsprocedure en de daarbij horende nevenverzoeken en voorlopige voorzieningen is een bijzondere regeling (lex specialis) ten opzichte van de algemeen geldende regeling (lex generalis) van artikel 1:253a BW. Een verzoek over de zorgregeling op grond van artikel 1:253a BW doorkruist de bijzondere regel van het doen van een nevenverzoek/verzoek tot voorlopige voorziening op grond van artikel 822 ev Rv. De rechtbank is van oordeel dat die doorkruising niet is toegestaan. Het moet namelijk voorkomen worden dat er tegenstrijdige beslissingen (kunnen) worden genomen. Daarbij kan de rechtbank in de echtscheidingsprocedure de nevenverzoeken in samenhang beoordelen. Zo kan bij de verdeling van de vakanties bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de definitieve zorgregeling. Zo’n samenhangende beoordeling kan de rechtbank nu, in het kader van artikel 1:253a BW, niet maken. Dat de moeder tijdens de echtscheidingsprocedure dus is aangewezen op een voorlopige regeling en geen definitieve regeling kan krijgen zoals zij uitdrukkelijk wenst, maakt niet dat alsnog op de verzoeken in het kader van artikel 1:253a BW kan worden beslist. Daarbij heeft een voorlopige regeling over de vakanties (die loopt totdat er op een nevenverzoek over de zorgregeling is beslist) feitelijk geen ander gevolg dan een definitieve regeling over de vakanties.
4.1
De rechtbank merkt op dat wat hiervoor is beschreven niet geldt voor alle geschillen die in het kader van artikel 1:253a BW aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. Zo wordt bijvoorbeeld het verzoek tot vervangende toestemming om met de kinderen naar het buitenland te reizen en daar te verblijven (zoals aan de orde in het verzoek waarop in 4.2 t/m 4.4 is geoordeeld) niet in de limitatieve opsomming van nevenverzoeken en voorlopige voorzieningen genoemd. De rechtbank is daarom van oordeel dat een dergelijk verzoek wel tijdens een echtscheidingsprocedure op grond van artikel 1:253a BW kan worden voorgelegd.
4.11
Voor de volledigheid merkt de rechtbank op dat de vader en de moeder deels overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de vakanties. Zij zijn het er namelijk over eens dat:
  • de kinderen tijdens de één wekelijkse vakantie van vrijdag na school tot woensdag 12.00 uur bij de ene ouder verblijven en van woensdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de andere ouder verblijven, waarbij de kinderen starten bij de ouder bij wie ze in het kader van de reguliere zorgregeling al verblijven;
  • de kinderen tijdens de tweewekelijkse vakantie de ene week van vrijdag na school tot de daaropvolgende zondag om 17.00 uur bij de ene ouder verblijven en de andere week van zondag 17.00 uur tot de zondag voorafgaand aan de start van de school bij de andere ouder verblijven, waarbij de kinderen starten bij de ouder bij wie ze in het kader van de reguliere zorgregeling al verblijven.
Proceskostenveroordeling
4.13
De vader verzoekt om een proceskostenveroordeling omdat de moeder nodeloos zou hebben geprocedeerd. De rechtbank wijst dit verzoek af. In familierechtelijke zaken is het gebruikelijk de kosten te compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat van dit uitgangspunt wordt afgeweken, zodat de proceskosten zullen worden gecompenseerd zoals hierna in het dictum is bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming af;
5.2
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoeken over de vakantieregeling en het videobelcontact tijdens de vakanties;
5.3
wijst het verzoek van de vader tot proceskostenveroordeling af en bepaalt dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J. Vogels, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van E.H.C.M. Franssen-Peeters, griffier op 15 december 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.