In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de zorgregeling voor hun kinderen. De moeder had verzocht om een definitieve zorgregeling en vervangende toestemming om met de kinderen naar Essen (Duitsland) te reizen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de moeder tot het vaststellen van een definitieve zorgregeling niet kon worden ingediend, omdat er een echtscheidingsprocedure aanhangig was. Tijdens een echtscheidingsprocedure kan een verzoek over de zorgregeling alleen als nevenverzoek of als voorlopige voorziening worden ingediend. De moeder werd daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag hebben en dat de kinderen op het moment van de indiening van het verzoek in Nederland verbleven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de moeder op basis van de expliciete toestemming van de vader al met de kinderen naar Essen kan reizen, waardoor er geen geschil meer was over dit aspect. De moeder had daarnaast verzocht om een gedetailleerde vakantieregeling en videobelcontact met de kinderen tijdens de vakanties, maar ook deze verzoeken werden afgewezen omdat de rechtbank van oordeel was dat deze verzoeken niet in deze procedure konden worden behandeld.
De rechtbank heeft de vader's verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen en bepaald dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door de betrokken partijen in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen drie maanden na de uitspraak.