ECLI:NL:RBLIM:2023:7515

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
C/03/324341 / KG ZA 23-421
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot ontruiming woning in kort geding na beëindiging bruikleenovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 27 december 2023, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen gedaagden met als doel de ontruiming van een woning. De eisers, die de woning in bruikleen hadden gegeven aan de gedaagden, stelden dat de bruikleenovereenkomst op 15 november 2023 was geëindigd. De gedaagden, die de woning nog steeds bewoonden, voerden aan dat zij pas per 2 februari 2024 de woning moesten verlaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de overeenkomst inderdaad als een bruikleenovereenkomst gekwalificeerd moest worden, omdat er geen tegenprestatie voor het gebruik van de woning was afgesproken. De rechter concludeerde dat de gedaagden de woning per 15 november 2023 hadden moeten verlaten en dat het spoedeisend belang van de vordering tot ontruiming gegeven was. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die op € 1.654,12 werden vastgesteld, vermeerderd met wettelijke rente. De reconventionele vordering van de gedaagden werd afgewezen, omdat deze te laat was ingediend en er geen spoedeisend belang was aangetoond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rolnummer: C/03/324341 / KG ZA 23-421
Vonnis in kort geding van 27 december 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. B. van Duijn te Weert,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat: mr. B.A.L.H. Robijns te Heerlen.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 november 2023 met de producties 1 tot en met 16,
  • de op 11 december 2023 ontvangen akte houdende aanvullende producties 17 tot en met 22 van de zijde van [eisers] ,
  • de op 11 december 2023 ontvangen akte houdende producties 1 en 2 van de zijde van [gedaagden] ,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 12 december 2023, waarbij van de zijde van [gedaagden] spreekaantekeningen (waarbij mr. Robijns heeft aangegeven dat randnummers 26 t/m 28 komen te vervallen), tevens houdende eis in reconventie met bijlage 1, zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 24 november 2021 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten waarbij [eisers] tegen een koopprijs van € 140.000,- de onroerende zaken gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] te [woonplaats] (hierna: de woningen) van [gedaagden] hebben gekocht.
2.2.
[eisers] en [gedaagden] hebben op 20 juli 2021 een overeenkomst gesloten getiteld “huurovereenkomst woonruimte” (hierna: de overeenkomst) inzake het pand aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning). [gedaagden] verblijven momenteel in de woning.
2.3.
In de overeenkomst staat onder meer vermeld:
“(…)
Duur, verlenging en opzegging
(…)
3.1
Deze huurovereenkomst is aangegaan voor een duur van maximaal twee (2) jaarof korter(zelfstandige woonruimte)/maximaal vijf (5) jaar of korter (onzelfstandige woonruimte), te weten 24 [maanden/jaar], ingaande op 15-11-2021 en lopende tot en met 15-11-2023.
(…)
Betalingsverplichting, betaalperiode
(…)
€ 0,00
€ 0,00
4.5
Per betaalperiode van één maand bedraagt
- de huurprijs
-het voorschot op de vergoeding in verband met de
levering van elektriciteit, gas en water voor het verbruik in het
woonruimte gedeelte van het gehuurde op basis van een zich in
dat gedeelte bevindende individuele meter
-
het voorschot op de vergoeding voor de overige zaken en
diensten die geleverd worden in verband met de bewoning
van het gehuurde
Zodat huurder per maand in totaal heeft te voldoen
Zegge nihil.
(…)”
2.4.
Bij notariële akte van levering van 2 februari 2022 zijn de woningen geleverd aan [eisers] .

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagden] zal veroordelen om de onroerende zaak (woning met aanhorigheden, kadastraal bekend [kadasternummer] ) staande en geleden te [woonplaats] aan de [adres 1] , te verlaten en te ontruimen, met medeneming van al het hunne en de hunnen, waaronder de in het pand door [gedaagden] toegelaten gebruikers en alle zich daarin bevindende zaken, en de woning leeg en in goede staat ter algehele en vrije beschikking van [eisers] te stellen onder afgifte der sleutels, zulks;
 Primair: binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis;
 Subsidiair: uiterlijk op een door de voorzieningenrechter te bepalen datum zo kort mogelijk na 15 november 2023, althans zo kort mogelijk na 24 november 2023 gelegen;
 Meer subsidiair: uiterlijk op 3 februari 2024;
II. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen om aan [eisers] (al dan niet bij wijze van voorschot) te betalen een bedrag van € 1.549,50;
III. [gedaagden] zal veroordelen tot betaling van de proceskosten, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te vermeerderen met de nakosten van € 173,- of indien een reconventionele vordering mocht worden ingesteld € 271,-, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente indien betaling binnen zeven dagen na het wijzen van het vonnis mocht uitblijven. In geval betekening van het vonnis noodzakelijk mocht zijn en betaling veertien dagen nadien mocht uitblijven en [gedaagden] tevens te veroordelen tot betaling van de betekeningskosten.
3.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen – samengevat – ten grondslag dat op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst, die door [eisers] als bruikleenovereenkomst wordt gekwalificeerd, omdat [gedaagden] geen tegenprestatie voor de ter beschikking stelling van de woning verschuldigd zijn, [gedaagden] per 15 november 2023 de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] hadden moeten verlaten. Aangezien [gedaagden] de woning inmiddels nog steeds niet hebben verlaten wordt ontruiming gevorderd, aldus [eisers] .
3.3.
[gedaagden] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis:
I. [eisers] zal veroordelen tot betaling van het bedrag ad € 1.954,32, als zijnde onverschuldigd betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van zitting tot aan de dag der algehele voldoening,
II. [eisers] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.6.
[gedaagden] leggen aan hun reconventionele vordering – samengevat – ten grondslag dat uit de door [eisers] ingebrachte producties 19 tot en met 21 blijkt dat [gedaagden] te veel aan energiekosten hebben betaald aan [eisers] .
3.7.
[eisers] voeren formeel verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De in conventie en reconventie door partijen ingenomen stellingen en de daarop
gebaseerde vorderingen lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling.
Toestaan eis in reconventie?
4.2.
Het staat vast dat de eis in reconventie te laat is ingediend, aangezien [gedaagden] de tegenvordering pas voor het eerst ter zitting schriftelijk heeft medegedeeld aan de wederpartij en de voorzieningenrechter. Dit is in beginsel in strijd met artikel 7.2 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel en familie, waaruit volgt dat een tegenvordering minstens 24 uur vóór de mondelinge behandeling schriftelijk moet worden medegedeeld. Mr. Robijns stelt zich op het standpunt dat zij de tegenvordering niet eerder kon indienen, omdat de op 11 december 2023 door mr. Van Duijn ingediende producties 17 tot en met 22 pas aanleiding gaven tot het instellen van die tegenvordering. Mr. Van Duijn heeft tijdens de zitting formeel bezwaar gemaakt tegen de niet tijdig ingediende eis in reconventie.
4.3.
Ondanks dat de eis in reconventie te laat is ingediend, acht de voorzieningenrechter dit niet in strijd met de goede procesorde, mede gelet op hetgeen hierna zal volgen, nu niet uitgesloten is dat [gedaagden] pas eerst door de producties 17 tot en met 22 gebleken is van een (mogelijke) tegenvordering. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had het
mr. Robijns wel gepast om mr. Van Duijn in ieder geval voorafgaand aan de zitting, vooral nu partijen bijna één uur hebben gewacht op de aanvang van de mondelinge behandeling, op de eis in reconventie te attenderen en alvast een afschrift daarvan aan hem te overhandigen.
Energiekosten
4.4.
Ten aanzien van de vordering van [gedaagden] tot restitutie van een bedrag van
€ 1.954,32 aan energiekosten en de vordering van [eisers] tot betaling van de energiekosten ten bedrage van € 1.549,50, wordt het volgende overwogen. Bij een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.5.
Voor wat betreft de eis in reconventie heeft mr. Van Duijn aangegeven dat voor hem tijdens de mondelinge behandeling geen gelegenheid bestond om inhoudelijk op de tegenvordering te reageren, aangezien hij pas voor het eerst ter zitting de cijfermatige onderbouwing van de reconventionele vordering onder ogen heeft gekregen. Om die reden heeft de voorzieningenrechter hem toegestaan – indien nodig – alsnog inhoudelijk te reageren bij akte. Zover komt het in dit geval echter niet. Niet gesteld of anderszins gebleken is immers dat [gedaagden] een spoedeisend belang bij hun vordering hebben. De voorzieningenrechter zal de eis in reconventie dan ook afwijzen.
4.6.
De conventionele vordering van [eisers] met betrekking tot de energiekosten zal door de voorzieningenrechter ook worden afgewezen nu het vereiste spoedeisendheid belang eveneens ontbreekt. Weliswaar is door [eisers] gesteld dat [gedaagden] van plan zijn om definitief naar Polen te verhuizen, waarbij de voorzieningenrechter zich kan voorstellen dat dit complicerend kan zijn om de gestelde vordering op [gedaagden] te kunnen verhalen, maar dat maakt niet dat [eisers] daarmee ook een spoedeisend belang bij hun vordering verkrijgen. Aan [eisers] staan ook andere juridische middelen ter beschikking ter verzekering van de door hen gestelde rechten.
Ontruiming
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang van de vordering tot ontruiming gegeven met de aard van de vordering.
4.8.
Tussen partijen lijkt discussie te bestaan over de vraag of de tussen hen gesloten overeenkomst kwalificeert als een huurovereenkomst, dan wel een overeenkomst van bruikleen. Volgens [gedaagden] is er sprake van huur omdat de tegenprestatie voor het ter beschikking stellen van de woning bestond uit de vermindering van de koopprijs met een bedrag van € 20.000,00.
4.9.
Met [eisers] is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat een tegenprestatie voor het ter beschikking stellen van de woning verschuldigd is door [gedaagden] , omdat nergens uit blijkt dat die afspraak is gemaakt. Integendeel, uit de WhatsApp-berichten van 30 maart 2021 lijkt juist te volgen dat de vraagprijs voor de woningen van meet af aan € 140.000,- was (productie 22 van de zijde van [eisers] ). Bovendien volgt uit artikel 4.5 van de overeenkomst expliciet dat géén huurprijs verschuldigd is. Om die reden acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van bruikleen.
4.10.
De hamvraag in deze procedure is wanneer [gedaagden] de woning moeten verlaten of reeds hadden moeten verlaten. [eisers] stellen primair dat [gedaagden] per 15 november 2023 de woning hadden moeten verlaten. [gedaagden] betwisten dit en voeren aan dat ze pas per 2 februari 2024 de woning dienen te verlaten. Volgens [gedaagden] is het immers altijd de bedoeling van partijen geweest dat [gedaagden] twee jaar na het passeren van de akte van levering bij de notaris de woning zouden verlaten.
4.11.
Met [eisers] is de voorzieningenrechter van oordeel dat aannemelijk is dat partijen zijn overeengekomen dat de bruikleenovereenkomst per 15 november 2023 is geëindigd. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt. Ten eerste wordt 15 november 2023 expliciet als einddatum genoemd in artikel 3.1 van de overeenkomst. De pagina van de overeenkomst waarop de einddatum wordt vermeld, is door beide partijen geparafeerd. Daarnaast blijkt uit de WhatsApp-berichten van 19 juli 2021, dat [gedaagden] juist hebben afgezien van een einddatum in februari, omdat het dan winter is. [gedaagden] hebben [eisers] zelf verzocht om een periode van twee jaar na het sluiten van de koopovereenkomst aan te houden (productie 16 bij de dagvaarding). Deze berichten hebben partijen slechts één dag voor het ondertekenen van de bruikleenovereenkomst met elkaar uitgewisseld. De inhoud van die WhatsApp-berichten verhoudt zich niet goed met de eigen stelling van [gedaagden] dat zij de woning pas per 2 februari 2024 zouden moeten verlaten. Desgevraagd hebben [gedaagden] tijdens de mondeling behandeling daar ook geen enkele plausibele verklaring voor kunnen geven.
4.12.
Gelet op dit alles is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagden] per 15 november 2023 de woning hadden moeten ontruimen en verlaten. Dat hebben zij niet gedaan. De voorzieningenrechter zal [gedaagden] daarom tot ontruiming veroordelen en ziet daarbij aanleiding om de termijn van ontruiming op veertien dagen na betekening van dit vonnis te stellen.
Proceskosten in conventie
4.13.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eisers] worden veroordeeld. De gevorderde rente over de proceskosten zal ook worden toegewezen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- dagvaarding
261,12
(2 x € 130,56)
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.654,12
4.14.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).
Proceskosten in reconventie
4.15.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eisers] worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] begroot op € 539,50 (salaris advocaat 0,5 x € 1.079,00).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.16.
[eisers] hebben ook gevorderd dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Nu dit niet door [gedaagden] is betwist en gelet op het belang van [eisers] dat de ontruiming zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden, zal de voorzieningenrechter het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om de onroerende zaak (woning met aanhorigheden, kadastraal bekend [kadasternummer] ) staande en geleden te [woonplaats] aan de [adres 1] , te verlaten en te ontruimen, met medeneming van al het hunne en de hunnen, waaronder de in het pand door [gedaagden] toegelaten gebruikers en alle zich daarin bevindende zaken, en de woning leeg en in goede staat ter algehele en vrije beschikking van [eisers] te stellen onder afgifte der sleutels, zulks binnen
veertiendagen na betekening van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten aan de zijde van [eisers] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op € 1.654,12, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf zeven dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.5.
wijst het gevorderde af,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten aan de zijde van [eisers] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op € 539,50,
5.7.
verklaart de in rov. 5.6. genoemde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023. [1]

Voetnoten

1.type: DS