3.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 31 oktober 2022 had op de kruising Randweg-Zuid, Lindenstraat en Staterweg gelegen te gemeente Nederweert een verkeersongeval plaatsgevonden. Op een kruising die werd geregeld door een verkeersregelinstallatie waren een personenauto komende van de Randweg-Zuid en een motorfiets komende van de Staterweg in botsing gekomen.
Op basis van het onderzoek naar de werking van de verkeersregelinstallatie op de plaats van het ongeval en de analyse van de verkregen VRI data in relatie tot het verkeersongeval, werd door ons het navolgende bevonden: uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de personenauto de stopstreep komende uit de richting van Randweg Zuid was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten 22 seconden rood licht uitstraalden. De bestuurder van de motorfiets was de stopstreep komende uit de richting van de Staterweg gepasseerd, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde.
[slachtoffer]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 31 oktober 2022 reed ik met mijn motor op de Staterweg en was ik voornemens de Rand-Zuid (
de rechtbank verstaat: Randweg-Zuid)over te steken om te gaan in de richting van de Lindenstraat. Toen ik de kruising met de Randweg-Zuid naderde, zag ik dat het verkeerslicht voor mij op groen ging. Ik keek naar links en vervolgens naar rechts en reed vervolgens de kruising op. Op de kruising werd ik toen aangereden door een voor mij van links komende personenauto. Mijn letsel bestond uit: gekneusde linker hak; knie bot van mijn linkerknie gekneusd; gekneusde rug; schaafwonden op rechter ellenboog; licht gekneusde duim. Nu, ongeveer drie weken verder, ben ik nog altijd niet aan het werk. Dat lukt vanwege het letsel tot nu toe niet.
Verbalisant [verbalisant 4]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ontving op meerdere momenten van [slachtoffer] via e-mail informatie over het door hem opgelopen letsel.
Email 20-12-2022:
De verwachting is dat er geen blijvend letsel aan mijn knie zal zijn, echter kreeg ik te horen dat een volledig herstel minimaal 6 maanden zal duren.
Email 16-01-2023:
Inmiddels ben ik voor 50% aan het werk.
[getuige]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik stond bij de verkeerslichten op de Lindenstraat in Nederweert. Aan de overzijde van het kruispunt zag ik een politie-motorrijder stoppen. Ik zag dat de gehele N275 in beide richtingen tot stilstand kwam. Ik zag de politiemotor aan mijn overzijde wegrijden. Op het volgende moment zie ik vanuit mijn rechterzijde, vanuit de richting van Weert over de N275 een auto die de motoragent aan de voorkant raakt. Ik zag dat de auto niet remde. Ik zag hem niet remmen voordat de daadwerkelijke botsing plaatsvond.
Bij het proces-verbaal Forensisch onderzoek is een afbeelding gevoegd, inhoudende een topografisch overzicht. Op dit topografisch overzicht is onder meer waar te nemen dat de Rijksweg-Zuid wordt aangeduid als de N275.
De verdachteheeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik reed met mijn auto de kruising op en op dat moment kwam er een motorrijder aangereden die mij kruiste. Ik kon deze motorrijder niet meer ontwijken en toen heeft de aanrijding plaatsgevonden.
Artikel 6 WVW
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Handelen dat enkel als ‘onvoorzichtig’ kan worden aangemerkt, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WvW). Van dergelijke schuld is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens de Hoge Raad komt het bij beoordeling van de mate van schuld aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het begaan van één enkele verkeersfout is in beginsel onvoldoende om te spreken van dergelijke schuld. De ernst van het eventuele letsel van het slachtoffer is niet mede bepalend voor de vraag of sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WvW. Het enkele feit dat door een verdachte niet is gezien wat wel zichtbaar moet zijn geweest, volstaat niet voor het aannemen van aanmerkelijke schuld (Hoge Raad 29 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0544). De rechtbank stelt vast dat de verdachte met zijn personenauto op een kruispunt het voor hem geldende verkeerslicht is gepasseerd, terwijl dat verkeerslicht op dat moment al 22 seconden rood licht uitstraalde. Hij is het kruispunt gepasseerd zonder zichtbaar snelheid te verminderen en heeft hierbij [slachtoffer] op zijn motorfiets aangereden. Of de verdachte het verkeerslicht bewust heeft genegeerd kan de rechtbank niet vaststellen. Gelet op het feit dat het verkeerslicht al 22 seconden op rood stond toen de verdachte de kruising op reed, kan echter niet gesproken worden van een tijdelijke onoplettendheid. De verdachte heeft, door geen vaart te minderen en door rood te rijden, niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Als gevolg daarvan heeft het ongeval plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WvW. Zijn handelen, zoals hiervoor omschreven, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden en gelet op de aard en ernst van de verkeersovertreding aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank is aldus, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er geen sprake is van ernstige schuld. Naar het oordeel van de rechtbank kan hiervan geen sprake zijn nu louter is gebleken dat de verdachte door rood is gereden en niet heeft afgeremd voor de kruising. Niet is gebleken dat de verdachte te hard heeft gereden of van overige omstandigheden op grond waarvan een zwaardere variant van schuld bewezen kan worden verklaard.
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] diverse kneuzingen opgelopen. Volledig herstel zou 6 maanden duren. Bovendien heeft [slachtoffer] enkele weken niet kunnen werken en kon hij enkele maanden na het ongeval slechts voor 50% werken. Hiermee is bewezen dat [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat er tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.