ECLI:NL:RBLIM:2023:7470

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
03.137525.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met letsel door het negeren van een rood verkeerslicht

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 oktober 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met zijn auto een kruispunt op terwijl het verkeerslicht voor hem al 22 seconden op rood stond. Hierdoor botste hij tegen een politieagent op een motorfiets, die als gevolg van de aanrijding letsel opliep en enkele weken niet kon werken. De officier van justitie had ernstige schuld betoogd, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van aanmerkelijke schuld. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen en onvoldoende aandacht had voor de verkeerssituatie, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte het bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.137525.23
verstek
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adresgegevens verdachte] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2023. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn raadsvrouw mr. S.C.H. Rutjens, advocaat kantoorhoudende te Roermond, die verklaarde niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om namens de verdachte de verdediging te voeren.
Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
dan weldat de verdachte zich gevaarlijk en/of hinderlijk heeft gedragen in het verkeer.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Er is sprake van ernstige schuld. Uit het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse blijkt immers dat het verkeerslicht aan de kant van de verdachte op het moment dat hij dit passeerde al 20 seconden rood was en het verkeerslicht aan de kant van het slachtoffer sinds 2 seconden op groen stond. Ook uit de getuigenverklaringen blijkt dat het verkeerslicht van het slachtoffer op groen stond en dat het overige verkeer aan de kant van de verdachte stilstond voor de verkeerslichten. Nu het verkeerslicht aan de kant van verdachte al langere tijd op rood stond en er sprake was van een overzichtelijke kruising zonder belemmering qua zicht op de verkeerslichten, is er volgens de officier van justitie geen sprake van een tijdelijke onoplettendheid.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Bij de politie heeft de verdachte zich op het standpunt gesteld dat hij het verkeerslicht is gepasseerd toen het licht groen uitstraalde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [2]
Op 31 oktober 2022 had op de kruising Randweg-Zuid, Lindenstraat en Staterweg gelegen te gemeente Nederweert een verkeersongeval plaatsgevonden. Op een kruising die werd geregeld door een verkeersregelinstallatie waren een personenauto komende van de Randweg-Zuid en een motorfiets komende van de Staterweg in botsing gekomen.
Op basis van het onderzoek naar de werking van de verkeersregelinstallatie op de plaats van het ongeval en de analyse van de verkregen VRI data in relatie tot het verkeersongeval, werd door ons het navolgende bevonden: uit de analyse van het faselog bleek dat de bestuurder van de personenauto de stopstreep komende uit de richting van Randweg Zuid was gepasseerd, terwijl de voor hem geldende verkeerslichten 22 seconden rood licht uitstraalden. De bestuurder van de motorfiets was de stopstreep komende uit de richting van de Staterweg gepasseerd, terwijl het voor hem geldende verkeerslicht groen licht uitstraalde.
[slachtoffer]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [3]
Op 31 oktober 2022 reed ik met mijn motor op de Staterweg en was ik voornemens de Rand-Zuid (
de rechtbank verstaat: Randweg-Zuid)over te steken om te gaan in de richting van de Lindenstraat. Toen ik de kruising met de Randweg-Zuid naderde, zag ik dat het verkeerslicht voor mij op groen ging. Ik keek naar links en vervolgens naar rechts en reed vervolgens de kruising op. Op de kruising werd ik toen aangereden door een voor mij van links komende personenauto. Mijn letsel bestond uit: gekneusde linker hak; knie bot van mijn linkerknie gekneusd; gekneusde rug; schaafwonden op rechter ellenboog; licht gekneusde duim. Nu, ongeveer drie weken verder, ben ik nog altijd niet aan het werk. Dat lukt vanwege het letsel tot nu toe niet.
Verbalisant [verbalisant 4]relateerde – zakelijk weergegeven – als volgt: [4]
Ik ontving op meerdere momenten van [slachtoffer] via e-mail informatie over het door hem opgelopen letsel.
Email 20-12-2022:
De verwachting is dat er geen blijvend letsel aan mijn knie zal zijn, echter kreeg ik te horen dat een volledig herstel minimaal 6 maanden zal duren.
Email 16-01-2023:
Inmiddels ben ik voor 50% aan het werk.
[getuige]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [5]
Ik stond bij de verkeerslichten op de Lindenstraat in Nederweert. Aan de overzijde van het kruispunt zag ik een politie-motorrijder stoppen. Ik zag dat de gehele N275 in beide richtingen tot stilstand kwam. Ik zag de politiemotor aan mijn overzijde wegrijden. Op het volgende moment zie ik vanuit mijn rechterzijde, vanuit de richting van Weert over de N275 een auto die de motoragent aan de voorkant raakt. Ik zag dat de auto niet remde. Ik zag hem niet remmen voordat de daadwerkelijke botsing plaatsvond.
Bij het proces-verbaal Forensisch onderzoek is een afbeelding gevoegd, inhoudende een topografisch overzicht. Op dit topografisch overzicht is onder meer waar te nemen dat de Rijksweg-Zuid wordt aangeduid als de N275. [6]
De verdachteheeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [7]
Ik reed met mijn auto de kruising op en op dat moment kwam er een motorrijder aangereden die mij kruiste. Ik kon deze motorrijder niet meer ontwijken en toen heeft de aanrijding plaatsgevonden.
Artikel 6 WVW
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Handelen dat enkel als ‘onvoorzichtig’ kan worden aangemerkt, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WvW). Van dergelijke schuld is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens de Hoge Raad komt het bij beoordeling van de mate van schuld aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het begaan van één enkele verkeersfout is in beginsel onvoldoende om te spreken van dergelijke schuld. De ernst van het eventuele letsel van het slachtoffer is niet mede bepalend voor de vraag of sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WvW. Het enkele feit dat door een verdachte niet is gezien wat wel zichtbaar moet zijn geweest, volstaat niet voor het aannemen van aanmerkelijke schuld (Hoge Raad 29 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0544).
De rechtbank stelt vast dat de verdachte met zijn personenauto op een kruispunt het voor hem geldende verkeerslicht is gepasseerd, terwijl dat verkeerslicht op dat moment al 22 seconden rood licht uitstraalde. Hij is het kruispunt gepasseerd zonder zichtbaar snelheid te verminderen en heeft hierbij [slachtoffer] op zijn motorfiets aangereden. Of de verdachte het verkeerslicht bewust heeft genegeerd kan de rechtbank niet vaststellen. Gelet op het feit dat het verkeerslicht al 22 seconden op rood stond toen de verdachte de kruising op reed, kan echter niet gesproken worden van een tijdelijke onoplettendheid. De verdachte heeft, door geen vaart te minderen en door rood te rijden, niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse. Als gevolg daarvan heeft het ongeval plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 WvW. Zijn handelen, zoals hiervoor omschreven, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden en gelet op de aard en ernst van de verkeersovertreding aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank is aldus, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat er geen sprake is van ernstige schuld. Naar het oordeel van de rechtbank kan hiervan geen sprake zijn nu louter is gebleken dat de verdachte door rood is gereden en niet heeft afgeremd voor de kruising. Niet is gebleken dat de verdachte te hard heeft gereden of van overige omstandigheden op grond waarvan een zwaardere variant van schuld bewezen kan worden verklaard.
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] diverse kneuzingen opgelopen. Volledig herstel zou 6 maanden duren. Bovendien heeft [slachtoffer] enkele weken niet kunnen werken en kon hij enkele maanden na het ongeval slechts voor 50% werken. Hiermee is bewezen dat [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat er tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 31 oktober 2022 in de gemeente Nederweert als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Randweg Zuid, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, niet of onvoldoende heeft gelet op de weg voor hem en (daarbij) in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, het kruispunt gevormd door voornoemde Randweg Zuid, Lindenstraat en Staterweg is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts komende motorfiets reeds zo dicht was genaderd dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de bestuurder van die motorfiets (zijnde voornoemde [slachtoffer] ) althans diens motorfiets.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een geldboete van € 3.000,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 31 oktober 2022 een aanrijding met [slachtoffer] veroorzaakt door een rood licht te passeren en vervolgens een kruising op te rijden. Deze aanrijding had voorkomen kunnen worden als de verdachte zich oplettender en voorzichtiger in het verkeer had gedragen. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel opgelopen waardoor hij langere tijd pijn heeft gehad en enige tijd niet heeft kunnen werken. Daarna heeft hij nog enige tijd slechts gedeeltelijk kunnen werken. Het behoeft geen betoog dat deze gevolgen voor [slachtoffer] ingrijpend geweest moeten zijn.
Blijkens het strafblad van de verdachte is hij niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de mate van de aan de verdachte toegerekende schuld. Nu de officier van justitie is uitgegaan van ernstige schuld waar de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van aanmerkelijke schuld, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank zal aan de verdachte een geldboete van € 1.000,00 opleggen en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00;
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
- legt aan de verdachte op een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L.L. Ruijters, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2023.
Buiten staat
Mr. Bastiaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 in de gemeente Nederweert als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Randweg Zuid, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, niet of onvoldoende heeft gelet op de weg voor hem en/of (daarbij) in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, het kruispunt gevormd door voornoemde Randweg Zuid, Lindenstraat en Statenweg is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts komende motorfiets reeds zo dicht was genaderd dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de bestuuder van die motorfiets (zijnde voornoemde [slachtoffer] ) althans diens motorfiets;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 oktober 2022 in de gemeente Nederweert als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Randweg Zuid, niet of onvoldoende heeft gelet op de weg voor hem en/of (daarbij) in strijd met een voor hem, verdachte, geldend rood licht uitstralend verkeerslicht, het kruispunt gevormd door voornoemde Randweg Zuid, Lindenstraat en Statenweg is opgereden op het moment dat een voor hem, verdachte, van rechts komende motorfiets reeds zo dicht was genaderd dat een botsing althans aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de bestuuder van die motorfiets althans diens motorfiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Oost-Brabant, proces-verbaalnummer PL2300-2022169790, gesloten d.d. 9 januari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 49.
2.Het proces-verbaal Forensisch onderzoek van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 8 december 2022, pg. 11-12, 17-18.
3.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 18 november 2022, pg. 44-45.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] d.d. 2 februari 2023, met proces-verbaalnummer PL2300-2022169790-11.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 31 oktober 2022, pg. 40.
6.Figuur 1 behorende bij het proces-verbaal Forensisch onderzoek van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 8 december 2022, pg. 12.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 oktober 2022, pg. 33.