ECLI:NL:RBLIM:2023:7469

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
03.132424.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor artikel 6 Wegenverkeerswet voor dodelijk verkeersongeval door kort moment van onoplettendheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 24 augustus 2022 op de A73 ter hoogte van Sint Odiliënberg. De verdachte reed met zijn voertuig, een Skoda, achterop een Peugeot die in een file stond, waardoor de inzittende van de Peugeot, [slachtoffer], kwam te overlijden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, namelijk het veroorzaken van de dood van [slachtoffer] door aanmerkelijke onvoorzichtigheid, omdat er enkel sprake was van een kort moment van onoplettendheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet meer kon worden verweten dan onvoldoende letten op de rijstrook voor hem. De verdachte was afgeleid door een ijsje dat hij aan het eten was, wat leidde tot een tijdelijke onoplettendheid. De rechtbank concludeerde dat dit moment van onoplettendheid niet voldoende was om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Echter, de rechtbank kwam wel tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, omdat hij gevaar op de weg had veroorzaakt door niet tijdig te remmen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 20.000,00 toegewezen aan de benadeelde partij, [benadeelde partij], voor affectieschade, met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.132424.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Oude Breuil, advocaat kantoorhoudende te Enschede.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De nabestaande, [benadeelde partij] , van het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] is komen te overlijden,
dan weldat de verdachte zich gevaarlijk en/of hinderlijk heeft gedragen in het verkeer.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Op de camerabeelden van de snelweg is namelijk te zien dat er sprake was van filevorming op de rechterrijbaan. Meerdere voertuigen wijken met een redelijke snelheid uit voor de file. Te zien is dat de Peugeot (met daarin het slachtoffer) aansluit in de file waarna er enkele seconden geen voertuig meer over de rechterbaan rijdt. Vervolgens is het voertuig van de verdachte te zien die tegen de Peugeot aanrijdt. De verdachte heeft verklaard dat hij tijdens het rijden een ijsje aan het eten was. Dit ijsje lekte op zijn shirt waardoor de verdachte naar zijn shirt keek en zijn hoofd omhoog deed om het lekkende ijs op te vangen. De verdachte was hierdoor afgeleid en niet gefocust op het verkeer. Zijn volledige focus had moeten liggen op het verkeer, zeker gelet op het feit dat dit een deel van de snelweg is waar geregeld filevorming voorkomt, al helemaal op het tijdstip van het ongeval.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Er is geen sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid maar slechts van een moment van onoplettendheid door het inrijden op een file. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet met zekerheid vastgesteld worden dat de verdachte ten tijde van het ongeval met een ijsje bezig was, maar zelfs al was dit het geval, dan gaat het alsnog om een tijdelijke onoplettendheid.
De verdediging heeft zich wat betreft het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Artikel 6 WvW
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval. Handelen dat enkel als ‘onvoorzichtig’ kan worden aangemerkt, is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WvW). Van dergelijke schuld is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens de Hoge Raad komt het bij beoordeling van de mate van schuld aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het begaan van één enkele verkeersfout is in beginsel onvoldoende om te spreken van dergelijke schuld. De ernst van het eventuele letsel van het slachtoffer is niet mede bepalend voor de vraag of sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 6 WvW. Het enkele feit dat door een verdachte niet is gezien wat wel zichtbaar moet zijn geweest, volstaat niet voor het aannemen van aanmerkelijke schuld (Hoge Raad 29 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0544).
Op grond van de inhoud van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 augustus 2022 omstreeks 16:03 uur vond op de A73 ter hoogte van Sint Odiliënberg, gemeente Roerdalen, een verkeersongeval plaats. De verdachte reed als bestuurder van een personenvoertuig, een Skoda met kenteken [kenteken 1] , op de rechterbaan. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat sprake was van filevorming waarbij de bestuurders die vóór de verdachte op de rechterbaan reden hun voertuigen tijdig tot stilstand, dan wel nagenoeg tot stilstand hebben gebracht of hebben uitgeweken naar de linker rijbaan. De verdachte heeft zijn voertuig echter niet tijdig tot stilstand gebracht. De Skoda van de verdachte is hierdoor gebotst tegen de achterzijde van de Peugeot met kenteken [kenteken 2] die werd bestuurd door [naam bestuurder] en waar [naam passagier] en [slachtoffer] zijn passagiers waren. De Peugeot kwam hierdoor met de rechterflank aan de voorzijde van het voertuig in botsing met de achterzijde aan de linkerkant/de linkerflank van een BMW met Duits kenteken [kenteken 3] .
Uit het schouwverslag volgt dat als gevolg van dit ongeval [slachtoffer] hersenletsel opgelopen heeft waaraan hij op 25 augustus 2022 is komen te overlijden. [naam bestuurder] en [naam passagier] hebben ook letsel opgelopen.
De verdachte heeft verklaard dat hij bekend was met de situatie ter plaatse van het ongeval en dat er de dag van de aanrijding sprake was van normale verkeersdrukte. Hij verklaart dat hij een ijsje had gekocht bij een tankstation enkele kilometers voor de plaats van het ongeval. Dit ijsje was hij aan het opeten in de auto. Hij verklaart een fractie afgeleid te zijn doordat het ijsje lekte. Hierbij heeft hij zijn hoofd eerst naar beneden bewogen om te kijken naar zijn shirt. Hij zag toen dat zijn ijsje nog meer lekte, waarna hij zijn hoofd naar boven heeft bewogen om het lekkende ijsje op te vangen. Hij heeft de file op de rijbaan voor zich niet opgemerkt. Hij herinnert zich dat hij kort getoeter hoorde en dat er daarna een klap was.
Uit het proces-verbaal van VerkeersOngevallenAnalyse blijkt dat het ten tijde van het ongeval droog en helder weer was en het wegdek droog. De maximum toegestane snelheid op het moment van het ongeval was 100 kilometer per uur. De snelheid waarmee de verdachte heeft gereden kort voorafgaand aan het ongeval was een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur. De Skoda is vervolgens zonder te remmen in botsing gekomen met de nagenoeg stilstaande Peugeot. De camerabeelden waarop het ongeval te zien is, zijn beschreven door verbalisanten. Hieruit volgt niet dat remlichten en/of alarmlichten bij de betrokken Peugeot en/of BMW zichtbaar waren vlak voor het ongeval. Tevens is beschreven hoe de Skoda van de verdachte met onverminderde snelheid in botsing komt met de achterzijde van de Peugeot, waarna de BMW wordt geraakt.
De camerabeelden zijn aan het dossier toegevoegd. Op de camerabeelden is te zien dat, nadat de betrokken BMW en Peugeot zijn aangesloten bij het stilstaand verkeer, een drietal voertuigen met een redelijke snelheid van de rechterbaan naar de linkerbaan uitwijken en langs de op de rechterrijbaan beginnende file rijden. Vlak nadat de botsing heeft plaatsgevonden is op de beelden te zien dat een vrachtwagen met flinke snelheid achter het voertuig van de verdachte rijdt. Deze komt (net) op tijd tot stilstand.
Uit het procesdossier blijkt niet vanaf welk punt op de snelweg en sinds wanneer er sprake was van filevorming. Noch blijkt uit het dossier of deze filevorming werd aangegeven op de matrixborden langs de snelweg.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat het verkeersgedrag van de verdachte niet van dien aard en ernst is geweest dat bewezen kan worden dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld.
De rechtbank stelt vast dat er wel sprake is geweest van een kort moment van onoplettendheid aan de zijde van de verdachte door onvoldoende te letten op het voor hem rijdende verkeer. Een dergelijk kort moment van onoplettendheid is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om reeds daaruit te concluderen dat er sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WvW. Er zijn geen feiten en omstandigheden aan te geven waaruit blijkt dat de verdachte meer kan worden verweten dan het onvoldoende letten op de rijstrook voor hem. Hierbij weegt mee dat uit het dossier is gebleken dat de verdachte niet harder heeft gereden dan ter plaatste was toegestaan en dat niet is gebleken dat op matrixborden naast de snelweg een filewaarschuwing werd getoond. Daarbij komt dat niet duidelijk is vanaf waar en wanneer de filevorming begon. Daardoor is niet vast te stellen binnen welke reactietijd de verdachte op de filevorming had moeten reageren. Bovendien blijkt uit de camerabeelden dat ook andere voertuigen met een flinke snelheid kwamen aanrijden op de file en moesten uitwijken hiervoor. Ook het voertuig achter het voertuig van de verdachte kwam aanrijden met een flinke snelheid, hetgeen de indruk wekt dat de file voor meerdere automobilisten onverwacht was. Voorts overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte door het eten van zijn ijsje langer dan een fractie van een seconde was afgeleid. Het feit dat dit een fatale fractie van een seconde is geweest, maakt dit niet anders. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat het enkele moment van onoplettendheid, veroorzaakt door het eten van een ijsje, weliswaar verwijtbaar is maar onder deze omstandigheden onvoldoende is voor de conclusie dat de verdachte met aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid heeft gehandeld.
De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Artikel 5 WvW
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie afgelegd; [2]
- het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 9 mei 2023. [3]
Bij de beoordeling of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 5 WvW dient te worden vastgesteld of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg werd gehinderd of kon worden gehinderd.
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 24 augustus 2022 als bestuurder van een personenauto heeft gereden op de A73 en dat hij daarbij (kennelijk door het eten van een ijsje) een kort moment in onvoldoende mate op de rijbaan voor hem is blijven letten. Vervolgens is de verdachte met onverminderde snelheid op een Peugeot voor hem gebotst, welke Peugeot vervolgens tegen de BMW daarvoor is gebotst. [slachtoffer] , inzittende van de Peugeot, is ten gevolge hiervan komen te overlijden. [naam bestuurder] en [naam passagier] hebben als gevolg van de botsing lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door dit moment van onoplettendheid gevaar heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WvW, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt. De subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WvW kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 24 augustus 2022 te Sint Odiliënberg, in de gemeente Roerdalen, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg A73, terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende motorrijtuigen bevond, niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en het zich daarop bevindende verkeer en in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en met een (nagenoeg) onverminderde snelheid op de voor verdachte zich op die weg bevindende file is ingereden en (daarbij) tegen een voor hem, verdachte op die weg nagenoeg stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot) is gebotst of aangereden, waarna door de krachtsinwerking van die botsing/aanrijding dat andere motorrijtuig tegen de linker achterzijde/linkerflank van een voor dat andere motorrijtuig zich bevindend ander motorrijtuig (personenauto, merk BMW) is gebotst/aangereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 1 jaar met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen straf dient te worden opgelegd nu het opleggen van een straf geen enkel doel dient, subsidiair dat een eventuele taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid enkel voorwaardelijk opgelegd dienen te worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 24 augustus 2022 als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval veroorzaakt door zonder snelheid te minderen in te rijden op de nagenoeg stilstaande voertuigen voor hem. Hij raakte daarbij de Peugeot voor hem, die op zijn beurt de BMW voor hem raakte. Het verkeersongeval heeft grote gevolgen gehad. [slachtoffer] is als gevolg van het ongeval komen te overlijden en [naam bestuurder] en [naam passagier] zijn gewond geraakt.
De rechtbank merkt op dat zij zich er ten volle van bewust is dat het verkeersongeval een leven heeft geëist en dat geen enkele strafoplegging het verdriet en het gemis van de nabestaanden kan compenseren. Zij realiseert zich ook dat het ongeval grote indruk zal hebben gemaakt op de andere inzittenden van de Peugeot. Niet alleen omdat zij in de auto zaten en gewond zijn geraakt, maar ook omdat ze bevriend waren met de overledene.
Zoals hierboven uitgelegd zijn de gevolgen van een ongeval echter niet bepalend voor de mate van schuld. Die wordt enkel bepaald door het handelen (of nalaten) van de verdachte. De mate van schuld die de verdachte aan het verkeersongeval heeft, maakt dat het verkeersongeval naar het oordeel van de rechtbank geen misdrijf, maar een overtreding oplevert. De op te leggen straf dient daarbij passend te zijn.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij niet eerder in aanraking met politie en justitie is gekomen.
De rechtbank weegt daarnaast in strafverminderende zin mee dat ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte nog altijd gebukt gaat onder de gevolgen van het ongeval. Hij heeft spijt van het ongeval, heeft zijn verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen en heeft zich open en meewerkend opgesteld tijdens het onderzoek en ter terechtzitting. Hij heeft aan de slachtoffers een brief geschreven en bloemen gestuurd en stond open voor mediation. Met de nabestaanden van [slachtoffer] heeft een geslaagde mediation plaatsgevonden, waarin de moeder van [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij niet wil dat de verdachte verder gestraft wordt voor het verkeersongeval nu hij al genoeg is gestraft door de last die hij zijn hele leven met zich zal dragen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte voor zijn werk dagelijks onderweg is en daarvoor zijn rijbewijs nodig heeft.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met de soort en de hoogte van de straffen die normaliter voor dit soort verkeersovertredingen worden opgelegd, te weten geldboetes en ontzeggingen van de rijbevoegdheid.
Nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van het primair tenlastegelegde, komt zij ook tot een substantieel lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een ontzegging van de rijbevoegdheid gelet op de begane overtreding en de persoon van de verdachte. Ondanks dat de moeder van [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij niet wil dat de verdachte nog meer gestraft wordt voor het verkeersongeval, zijn er ook nog twee andere slachtoffers in deze zaak. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een straf passend is in deze zaak nu de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank zal aan de verdachte derhalve een geldboete van € 1.000,00 opleggen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 20.000,00 in de vorm van affectieschade. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag voor toewijzing in aanmerking komt. De raadsman heeft toewijzing niet betwist en verzocht om maatwerk te leveren. De rechtbank zal, gelet op het Besluit vergoeding affectieschade, het volledig gevorderde bedrag van € 20.000,00 toewijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c en 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000,00;
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe, en veroordeelt de verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij een bedrag van € 20.000,00 aan affectieschade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2022 tot aan de dag van volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] van een bedrag van € 20.000,00, ter vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2022 tot aan de dag van volledige voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 135 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Hermanides, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.L.L. Ruijters, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te Sint Odiliënberg, in de gemeente Roerdalen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, Rijksweg A73, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende motorrijtuigen bevond en/of niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct
voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet
de snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of met een (nagenoeg) onverminderde snelheid op de voor verdachte zich op die weg bevindende file is ingereden en/of (daarbij) tegen een voor hem, verdachte op die weg (nagenoeg) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), met als passagier voornoemde [slachtoffer] , is gebotst of aangereden, waarna door de krachtsinwerking van die botsing/aanrijding dat andere motorrijtuig tegen de linker achterzijde/linkerflank van een voor dat andere motorrijtuig zich bevindend ander motorrijtuig (personenauto, merk BMW) is gebotst/aangereden;/aangereden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2022 te Sint Odiliënberg, in de gemeente Roerdalen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Rijksweg A73,
terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende motorrijtuigen bevond, niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor verdachte gelegen weggedeelte van die weg en/of het zich daarop bevindende
verkeer en/of in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door verdachte bestuurde motorrijtuig op zodanige wijze heeft
geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover verdachte die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of met een (nagenoeg) onverminderde snelheid op de voor verdachte zich op die weg bevindende file is ingereden en/of (daarbij) tegen een voor hem, verdachte op die weg (nagenoeg) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), is gebotst of aangereden, waarna door de krachtsinwerking van die botsing/aanrijding dat andere motorrijtuig tegen de linker achterzijde/linkerflank van een voor dat andere motorrijtuig zich bevindend ander motorrijtuig (personenauto, merk BMW) is gebotst/aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022131538, gesloten d.d. 21 mei 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 178.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 september 2022, pg. 20-25.
3.het proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 9 mei 2023, pg. 47-70.