ECLI:NL:RBLIM:2023:7459

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
ROE 23 / 2075 en ROE 23 / 2082
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een niet tijdig beslissen op aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

Op 21 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Eiser had op 22 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet, maar verweerder had deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Eiser stelde dat hij het besluit van 5 juli 2023 nooit had ontvangen en dat verweerder niet had voldaan aan zijn bekendmakingsplicht. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder het bezwaar van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag had moeten doorsturen naar de rechtbank als een beroep niet tijdig. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was, omdat het bestreden besluit in strijd was met de wet.

Eiser had ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar de voorzieningenrechter wees dit verzoek af. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien eiser inmiddels een bijstandsuitkering was toegekend met terugwerkende kracht tot 10 juni 2023. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser geen proceskosten had gemaakt die vergoed konden worden en dat verweerder geen griffierecht aan eiser hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/2075 en 23/2082
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 december 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder,
(gemachtigde: mr. V. van den Heuvel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiser. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Met het bestreden besluit van 1 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit een beroep ingediend. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/2082. Daarnaast heeft eiser een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer ROE 23/2075.
1.3.
Verweerder heeft op het verzoek en het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Verzoeker is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.5.
Bij brief van 4 oktober 2023 heeft de rechtbank eiser in dertien zaken (waaronder ROE 23/2075 en ROE 23/2082) uitgenodigd voor een zitting op vrijdag 27 oktober 2023.
1.6.
Bij brief van 10 oktober 2023 heeft eiser een wrakingsverzoek ingediend.
1.7.
De wrakingskamer heeft dit verzoek bij beslissing van 10 november 2023 afgewezen.
1.8.
Bij brief van 28 november 2023 heeft de rechtbank eiser in zes zaken (waaronder ROE 23/2075) uitgenodigd voor een zitting op dinsdag 12 december 2023.
1.9.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 21 juni 2023 heeft eiser zich bij verweerder gemeld voor een uitkering op grond van de Participatiewet (PW). Op 22 juni 2023 heeft eiser zijn aanvraag ingediend.
2.1.
Bij besluit van 5 juli 2023 heeft verweerder deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
2.2.
Op 10 augustus 2023 heeft eiser opnieuw een aanvraag om bijstand op grond van de PW ingediend.
2.3.
Bij brief van 25 augustus 2023 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag van 22 juni 2023.
2.4.
Eveneens bij brief van 25 augustus 2023 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend tegen een fictieve beslissing aanvraag PW.
2.5.
Het in de brief van 25 augustus 2023 ingediende bezwaarschrift heeft verweerder bij beslissing op bezwaar van 1 september 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
2.6.
Bij brief van 1 september 2023 heeft eiser bij de rechtbank een beroep ingediend tegen het bestreden besluit van 1 september 2023.
2.7.
Bij brief van 6 september 2023 heeft eiser een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Eiser verzoekt de voorzieningenrechter hem vanaf 10 juni 2023 algemene bijstand dan wel een voorziening levensonderhoud toe te kennen.
2.8.
Bij besluit van 18 oktober 2023 heeft verweerder eiser met ingang van 10 juni 2023 een bijstandsuitkering op grond van de PW toegekend.
2.9.
Bij brief van 28 november 2023 heeft de rechtbank eiser een brief gestuurd en gevraagd om een onderbouwing van zijn actuele (financiële) spoedeisende belang.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening aangemerkt als zijnde connex aan het beroep tegen het bestreden besluit van 1 september 2023.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, omdat verweerder het bezwaar tegen het niet tijdig beslissen op eisers aanvraag van 22 juni 2023 aan de rechtbank had moeten doorsturen als een beroep niet tijdig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ten aanzien van het beroep tegen het bestreden besluit (ROE 23/2082)
4. Eiser stelt dat hij het besluit van 5 juli 2023 nooit heeft ontvangen. Hij zwierf op straat in Heerlen en hij had op dat moment nog geen briefadres. Verweerder was daarvan op de hoogte. Verweerder heeft volgens eiser niet voldaan aan zijn bekendmakingsplicht. Eiser beschikt pas per 10 augustus 2023 over een briefadres. Eiser wil dat zijn aanvraag van 22 juni 2023 wordt beoordeeld.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een beroep niet tijdig alleen kan worden ingediend zodra (1) het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en (2) twee weken zijn verstreken na de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke is gesteld. Aan beide voorwaarden was niet voldaan. Volgens verweerder betekent dit dat ook de rechtbank niet bevoegd was daarop te beslissen. Verweerder is van mening dat hij de brief van 25 augustus 2023 daarom terecht niet heeft doorgezonden als een beroep niet tijdig.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het bezwaarschrift van 25 augustus 2023 op grond van artikel 6:15, tweede lid, van de Awb als beroepschrift (niet tijdig) had moeten doorsturen naar de rechtbank. [1] Dit is niet gebeurd. Dit betekent dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het beroep niet tijdig niet-ontvankelijk verklaren, omdat verweerder bij het besluit van 5 juli 2023 al op de aanvraag van eiser van 22 juni 2023 had beslist. De bekendmaking van het besluit van 5 juli 2023 acht de voorzieningenrechter correct. Het is gestuurd naar het laatst bekende briefadres in [plaats] . Dit adres heeft eiser overigens zelf op zijn aanvraag om bijstand vermeld.
Ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorzieningen (ROE 23/2075)
7. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
8. Nu eiser met ingang van 10 juni 2023 recht heeft op een PW-uitkering heeft de voorzieningenrechter per brief van 28 november 2023 en op de zitting geïnformeerd naar het spoedeisend belang. Eiser heeft toegelicht dat zijn verzoek ook strekt tot het verkrijgen van een mobiele telefoon (smartphone) en een mobiele personal computer (laptop), omdat hij daarmee een bankrekening kan openen. Er staan diverse potjes geld voor hem klaar van het Uwv en de gemeente Heerlen, maar hij kan er niet bij, omdat hij geen bankrekening heeft en het lukt hem ook niet om er een te openen zonder smartphone en laptop.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiser met zijn verzoek om voorlopige voorziening heeft beoogd een PW-uitkering te krijgen. Deze uitkering is hem inmiddels bij besluit van 18 oktober 2023 toegekend. De conclusie is dat er geen enkel spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter ziet verder niet in waarom eiser niet nog een keer eenmalig gebruik zou kunnen maken van de bankrekening van een derde en dat hij dan met het gepinde geld een smartphone kan kopen om vervolgens een bankrekening te openen. Een dergelijke voorziening kan de voorzieningenrechter niet treffen.
10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 6:15, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat verweerder het bezwaarschrift van 25 augustus 2023 had moeten doorsturen als een beroep niet tijdig. De voorzieningenrechter vernietigt daarom het bestreden besluit. De voorzieningenrechter neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb nu zelf een beslissing en bepaalt dat het beroep niet tijdig niet-ontvankelijk is.
12. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Omdat eiser geen griffierecht heeft betaald, hoeft verweerder geen griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 22 juni 2023 niet-ontvankelijk is;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Vonk-Menger, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december. .
De griffier is verhinderd
deze uitspraak mede te
ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 21 december 2023.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1635.