3.3.1De bewijsmiddelen
De moeder van [slachtoffer] , [benadeelde partij] , heeft – na een informatief gesprek op 18 mei 2021 –namens haar dochter op 1 juni 2021 aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader, hierin heeft zij – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Vraag verbalisanten
O: Opmerking verbalisanten
A: Antwoord/opmerking aangeefster
V: Vertel eens in je eigen woorden waar je aangifte van komt doen.A: Seksueel grensoverschrijdend gedrag. Wat mijn dochter heeft verteld over iets tussen haar en haar vader.
(…)
V: Daar willen wij het nu over gaan hebben. Wat wil je daarover vertellen?
A: Ik was vergeten dat ik op dat moment zeg maar toen ik op mijn slaapkamer zat toen ik met de televisie bezig was. [naam] zat op zijn kamer. Ik hoorde een 'stilte' tussen [verdachte] en [slachtoffer] en daarna gefluister en daarom was ik getriggerd om stiekem naar haar kamer te lopen.
V: Wanneer was dat?
A: 17 maart 2021.
V: Wat zag je toen je daar stiekem ging kijken bij de kamer van [slachtoffer] ?
A: Ten eerste [slachtoffer] lag met haar benen wijd open. Haar bovenlichaam was wat hoger dan de rest.
(…)
V: En toen?
A: Haar benen waren wijd open en gebogen. Aan haar linkerbeen had ze aan haar voet haar pyjamabroek. [verdachte] zat naast haar voeten. Hij was gedraaid naar haar toe. Het gezicht van [verdachte] was in de richting van haar onderlichaam met zijn blik tussen haar benen.
V: En hoe kon jij dat zien waar hij naar keek?
A: Zijn ogen waren gericht naar het onderste gedeelte van haar lichaam, haar benen. Zijn ogen waren heel nieuwsgierig.
(…)
V: Op welk moment zien zij jou?A: Dat ik hun zag was misschien een paar seconden. Daarna was een seconde een stilte. Wij keken elkaar aan. [verdachte] stond op (…) en liep naar beneden.V: En dan?A: Ik keek [slachtoffer] aan en ik deed de deur dicht van haar kamer en wij gingen zachtjes praten. (…) Ik vroeg aan haar was dit was. Er was toen een stilte. Ik zei toen tegen [slachtoffer] dat ze alles tegen mij mag vertellen. [slachtoffer] zei: Maar dat is een geheimpje van mij en papa.
De uitwerking van de audio-opname van het taxatiegesprek van de vertrouwensarts werkzaam bij Veilig Thuis met [slachtoffer] d.d. 10 mei 2021, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
V: Vertrouwensarts Veilig Thuis
S: Slachtoffer
V: Ja. Oké. Hey, je vertelde mij papa wil. Wil dan vaak aan mijn spleetje likken en heeft dat ook vaak gedaan. Kun je je ook nog herinneren wanneer de aller- allereerste keer was?
S: Al vorig jaar of zo toen ik, toen ik in groep 3 was.
De uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer] dat op 9 juni 2021 is afgenomen, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Op de vraag waar getuige over kwam praten verklaarde getuige:Dat papa slechte dingen met mij doet.Op de vraag wat papa dan doet antwoord de getuige:
Bij mijn spleetje deed hij heel vaak liken. Ik zeg steeds ‘stop hou op het kietelt’, maar hij stopt niet.
Desgevraagd waar en wanneer de eerste keer was dat het gebeurde en over de strafbare handelingen en omstandigheden verklaarde de getuige:
Dat het boven op haar kamer gebeurde vanaf dat ze naar groep 4 ging.
(…)
Het spleetje likken is vaker gebeurd.
Dan gaat de broek uit, onderbroek uit en dan begint hij te likken en dat vindt ze
niet leuk. Hij likt aan haar spleetje. Met haar spleetje kan ze plassen. Hij likt met zijn tong. Hij raakt met zijn handen haar spleetje aan. Hij likt in het midden van het spleetje, daar waar de plas uitkomt.
Tijdens het likken aan het spleetje voelt [slachtoffer] iets nats aan haar spleetje, niet leuk.
Over de kleding/houdingen verklaarde [slachtoffer] desgevraagd:
'Alleen het bovenste was aan het benedenste heeft papa uitgedaan, de broek en
onderbroek. De onderbroek was bij de voeten (beide enkels). [slachtoffer] ligt dan op de buik. Papa op de grond op de knieën.
Opmerking verbalisant: [slachtoffer] doet haar houding voor. Ze zit op haar knieën met het
hoofd omlaag en de billen omhoog. Papa zit dan achter haar. Papa heeft kleren aan. De deur is dicht.
3.3.2De bewijsoverweging
Het juridisch kader
De wet heeft in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering een bewijsminimum geformuleerd. Een bewezenverklaring van een strafbaar feit mag niet gebaseerd worden op alleen de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door de getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. (HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094) Deze zaak betreft een zedenzaak. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat er maar twee personen bij de seksuele handelingen aanwezig zijn geweest en waarin de verklaring van het slachtoffer vaak lijnrecht staat tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval. Dat leidt vervolgens tot de vraag of het bewijsminimum wel is gehaald. Als die vraag met “nee” moet worden beantwoord, zal dat tot vrijspraak moeten leiden. Het feit dat de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en betrouwbaar wordt bevonden maakt dat niet anders. Dit wordt evenmin anders als het slachtoffer aan meerdere personen haar ervaringen met de verdachte heeft verteld. De belastende inhoud van die verklaring is dan immers nog altijd uit één bron afkomstig, één getuige.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat, als de rechtbank de verklaring van het vermeende slachtoffer betrouwbaar acht, steunbewijs bijvoorbeeld ontleend kan worden aan verklaringen van anderen die waarnemingen hebben gedaan in relatie tot de emotionele of fysieke toestand van het vermeende slachtoffer op het moment van de gebeurtenis of vlak daarna. Het ondersteunend bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van het slachtoffer en dit bewijsmateriaal moet bovendien uit een andere bron stammen.
De rechtbank dient dus te beoordelen of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar acht en of haar verklaring voldoende wordt ondersteund door (een) ander(e) bewijsmiddel(en) in het dossier. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] ?
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] consistent, gedetailleerd en authentiek zijn. De manier waarop en met welke woorden [slachtoffer] over haar ervaring vertelt, acht de rechtbank passend bij een kind van – destijds – zes jaar oud. De rechtbank acht de verklaringen afgelegd door [slachtoffer] zodoende betrouwbaar en geloofwaardig, mede omdat ze in enkele gevallen nauwkeurig kan duiden wanneer een en ander heeft plaatsgevonden en ze vertelt over haar gewaarwording tijdens de handelingen (het kietelt en het is nat).
In het procesdossier ziet de rechtbank ook geen contra-indicaties voor de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid. De verklaring van [slachtoffer] acht de rechtbank dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Feit 3: het tonen van schadelijke filmpjes?
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, onvoldoende steunbewijs dat de verklaringen van [slachtoffer] objectiveert voor wat betreft het tonen van de schadelijke (dat wil in dit geval zeggen pornografische) filmpjes en komt daardoor tot een vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Er zijn weliswaar foto’s van Barbies in lingerie aangetroffen op de telefoon van de verdachte en [slachtoffer] heeft onder andere verklaard dat zij filmpjes heeft gezien van Barbies en robots. De rechtbank is echter van oordeel dat de beschrijving van de filmpjes die in de tenlastelegging is opgenomen in een te ver verwijderd verband staat van de foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte. De rechtbank hecht geloof aan de verklaringen van [slachtoffer] , maar er is in het dossier onvoldoende wat voor dit tenlastegelegde feit als steunbewijs kan dienen.
Feit 2: het seksueel binnendringen?
De rechtbank komt op basis van hetgeen [slachtoffer] zelf heeft verklaard evenmin tot een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen van [slachtoffer] en komt daardoor tot een vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat haar vader zijn penis in haar mond wilde stoppen, maar dat zij haar mond heeft dichtgehouden. Ze heeft verklaard dat ze de penis tegen haar lippen heeft gevoeld. Ze heeft niet verklaard dat de penis daadwerkelijk in haar mond is geweest. De rechtbank overweegt dientengevolge dat op basis van de eigen verklaringen van [slachtoffer] moet worden vastgesteld dat er geen sprake was van seksueel binnendringen.
Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat haar vader met zijn handen haar spleetje heeft opengedaan en haar spleetje heeft gelikt. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het likken aan het spleetje als seksueel binnendringen kan worden gezien. Zij overweegt hiertoe dat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende specifiek zijn om te kunnen spreken van seksueel binnendringen.
Feit 1: het plegen van ontucht?
De rechtbank komt mede gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en haar moeder wel tot een bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] door de verdachte. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt dat er voor dit feit voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] . Haar moeder heeft immers verklaard dat zij in de avond van 17 maart 2021 [slachtoffer] en haar vader op bed in een vreemde pose heeft aangetroffen. De verdachte keek met een merkwaardige blik tussen de benen van [slachtoffer] terwijl zij geen pyjama broek aanhad. Deze waarneming van de moeder van [slachtoffer] staan naar het oordeel van de rechtbank in een voldoende verband met de verklaringen van [slachtoffer] om als steunbewijs te kunnen dienen.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank voor oordeel is dat het likken aan de vagina van [slachtoffer] kan worden bewezen. Dit geldt niet voor het laten likken door [slachtoffer] van de penis van de verdachte. Uit de verklaringen van [slachtoffer] volgt namelijk dat zij de penis van haar vader moest likken, echter heeft zij haar mond dichtgehouden. [slachtoffer] heeft niet verklaard dat zij de penis van haar vader daadwerkelijk heeft gelikt.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte de vader van [slachtoffer] is. De verdachte heeft derhalve ontuchtige handelingen verricht bij zijn minderjarige dochter.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] kan worden afgeleid dat deze handelingen op drie verschillende momenten hebben plaatsgevonden vanaf het moment dat zij in groep 3 zat en bijna naar groep 4 ging. De rechtbank heeft dit teruggerekend en komt zodoende uit op een periode van 1 september 2019 (aanvang schooljaar groep 3) tot en met 17 maart 2021.