ECLI:NL:RBLIM:2023:7282

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
03.025371.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige dochter, vrijspraak voor seksueel binnendringen en tonen van schadelijke filmpjes

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dochter in de periode van 1 september 2019 tot en met 17 maart 2021. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent, gedetailleerd en authentiek beoordeeld, en deze verklaringen werden ondersteund door de getuigenis van de moeder van het slachtoffer. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldigingen van seksueel binnendringen en het tonen van schadelijke filmpjes aan zijn dochter, omdat er onvoldoende bewijs was om deze feiten te ondersteunen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 5 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer werd gedeeltelijk afgewezen, omdat de rechtbank het bedrag aan immateriële schade als onredelijk hoog beschouwde en het causaal verband tussen de schade en het bewezenverklaarde niet kon vaststellen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.025371.22
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens 1] 1977,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.M. Handring, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2023. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ), alsook haar moeder [benadeelde partij] , hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partijen is op de zitting gehoord hun advocaat mr. J.B.G. Gelissen. Mevrouw [benadeelde partij] heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: in de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 maart 2021 meerdere keren ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter;
Feit 2: in diezelfde periode het lichaam van zijn dochter meerdere keren seksueel is binnengedrongen, terwijl zij jonger dan 12 jaar was;
Feit 3: in diezelfde periode filmpjes heeft getoond aan zijn dochter, terwijl zij jonger was dan 16 jaar, waarvan vertoning schadelijk voor haar is te achten..

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle drie aan de verdachte ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft zij verwezen naar de aangifte van de moeder waarin wordt verklaard dat zij heeft waargenomen dat de verdachte tussen de benen van [slachtoffer] keek met een merkwaardige blik. De moeder vond dit verdacht en heeft [slachtoffer] hierop bevraagd, waarop [slachtoffer] met haar verhaal naar buiten is gekomen. De officier van justitie acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en authentiek gelet op de consistentie, gedetailleerdheid en de wijze waarop deze tot stand is gekomen. Haar verklaring vindt niet alleen steun in de aangifte van haar moeder, maar ook in het proces-verbaal van bevindingen waarin het onderzoek naar de telefoon van de verdachte is opgenomen. Op de telefoon van de verdachte zijn afbeeldingen gevonden van in lingerie geklede barbiepoppen en hij zou vaker hebben gezocht naar pornosites. De periode die is opgenomen in de tenlastelegging is lang, maar dit volgt uit de verklaring van [slachtoffer] die zegt vanaf groep 3 te zijn misbruikt door haar vader.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, nu de verdenking enkel is gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer] en er onvoldoende steunbewijs is. Het feit dat zij deze verklaring meerdere keren consistent en gedetailleerd heeft verklaard, maakt dit niet anders. Uit vaste jurisprudentie volgt dat steunbewijs kan worden ontleend uit verklaringen van getuigen als het gaat over eigen waarnemingen van de emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer vlak na het voorval. In deze zaak heeft niemand verklaard over een waargenomen emotionele of fysieke toestand van [slachtoffer] . De door de moeder beschreven gedragsverandering van [slachtoffer] kan ook hebben plaatsgevonden omdat de ouders op een vervelende manier uit elkaar zijn gegaan en hoeft niet meteen een gevolg te zijn van het ten laste gelegde. Hetgeen op de telefoon van de verdachte is gevonden, heeft geen verband met datgene wat [slachtoffer] heeft verklaard over wat zij gezien zou hebben op de filmpjes. De verklaringen van de getuigen waarnaar de officier van justitie verwijst, zijn verklaringen van horen zeggen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen
De moeder van [slachtoffer] , [benadeelde partij] , heeft – na een informatief gesprek op 18 mei 2021 –namens haar dochter op 1 juni 2021 aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader, hierin heeft zij – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard: [2]
V: Vraag verbalisanten
O: Opmerking verbalisanten
A: Antwoord/opmerking aangeefster
V: Vertel eens in je eigen woorden waar je aangifte van komt doen.A: Seksueel grensoverschrijdend gedrag. Wat mijn dochter heeft verteld over iets tussen haar en haar vader.
(…)
V: Daar willen wij het nu over gaan hebben. Wat wil je daarover vertellen?
A: Ik was vergeten dat ik op dat moment zeg maar toen ik op mijn slaapkamer zat toen ik met de televisie bezig was. [naam] zat op zijn kamer. Ik hoorde een 'stilte' tussen [verdachte] en [slachtoffer] en daarna gefluister en daarom was ik getriggerd om stiekem naar haar kamer te lopen.
V: Wanneer was dat?
A: 17 maart 2021.
V: Wat zag je toen je daar stiekem ging kijken bij de kamer van [slachtoffer] ?
A: Ten eerste [slachtoffer] lag met haar benen wijd open. Haar bovenlichaam was wat hoger dan de rest.
(…)
V: En toen?
A: Haar benen waren wijd open en gebogen. Aan haar linkerbeen had ze aan haar voet haar pyjamabroek. [verdachte] zat naast haar voeten. Hij was gedraaid naar haar toe. Het gezicht van [verdachte] was in de richting van haar onderlichaam met zijn blik tussen haar benen.
V: En hoe kon jij dat zien waar hij naar keek?
A: Zijn ogen waren gericht naar het onderste gedeelte van haar lichaam, haar benen. Zijn ogen waren heel nieuwsgierig.
(…)
V: Op welk moment zien zij jou?A: Dat ik hun zag was misschien een paar seconden. Daarna was een seconde een stilte. Wij keken elkaar aan. [verdachte] stond op (…) en liep naar beneden.V: En dan?A: Ik keek [slachtoffer] aan en ik deed de deur dicht van haar kamer en wij gingen zachtjes praten. (…) Ik vroeg aan haar was dit was. Er was toen een stilte. Ik zei toen tegen [slachtoffer] dat ze alles tegen mij mag vertellen. [slachtoffer] zei: Maar dat is een geheimpje van mij en papa.
De uitwerking van de audio-opname van het taxatiegesprek van de vertrouwensarts werkzaam bij Veilig Thuis met [slachtoffer] d.d. 10 mei 2021, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: [3]
V: Vertrouwensarts Veilig Thuis
S: Slachtoffer
V: Ja. Oké. Hey, je vertelde mij papa wil. Wil dan vaak aan mijn spleetje likken en heeft dat ook vaak gedaan. Kun je je ook nog herinneren wanneer de aller- allereerste keer was?
S: Al vorig jaar of zo toen ik, toen ik in groep 3 was.
De uitwerking van het studioverhoor van [slachtoffer] dat op 9 juni 2021 is afgenomen, houdt – voor zover hier van belang – het volgende in: [4]
Op de vraag waar getuige over kwam praten verklaarde getuige:Dat papa slechte dingen met mij doet.Op de vraag wat papa dan doet antwoord de getuige:
Bij mijn spleetje deed hij heel vaak liken. Ik zeg steeds ‘stop hou op het kietelt’, maar hij stopt niet.
Desgevraagd waar en wanneer de eerste keer was dat het gebeurde en over de strafbare handelingen en omstandigheden verklaarde de getuige:
Dat het boven op haar kamer gebeurde vanaf dat ze naar groep 4 ging.
(…)
Het spleetje likken is vaker gebeurd.
Dan gaat de broek uit, onderbroek uit en dan begint hij te likken en dat vindt ze
niet leuk. Hij likt aan haar spleetje. Met haar spleetje kan ze plassen. Hij likt met zijn tong. Hij raakt met zijn handen haar spleetje aan. Hij likt in het midden van het spleetje, daar waar de plas uitkomt.
Tijdens het likken aan het spleetje voelt [slachtoffer] iets nats aan haar spleetje, niet leuk.
Over de kleding/houdingen verklaarde [slachtoffer] desgevraagd:
'Alleen het bovenste was aan het benedenste heeft papa uitgedaan, de broek en
onderbroek. De onderbroek was bij de voeten (beide enkels). [slachtoffer] ligt dan op de buik. Papa op de grond op de knieën.
Opmerking verbalisant: [slachtoffer] doet haar houding voor. Ze zit op haar knieën met het
hoofd omlaag en de billen omhoog. Papa zit dan achter haar. Papa heeft kleren aan. De deur is dicht.
3.3.2
De bewijsoverweging
Het juridisch kader
De wet heeft in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering een bewijsminimum geformuleerd. Een bewezenverklaring van een strafbaar feit mag niet gebaseerd worden op alleen de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door de getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. (HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094)
Deze zaak betreft een zedenzaak. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat er maar twee personen bij de seksuele handelingen aanwezig zijn geweest en waarin de verklaring van het slachtoffer vaak lijnrecht staat tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval. Dat leidt vervolgens tot de vraag of het bewijsminimum wel is gehaald. Als die vraag met “nee” moet worden beantwoord, zal dat tot vrijspraak moeten leiden. Het feit dat de verklaring van het slachtoffer geloofwaardig en betrouwbaar wordt bevonden maakt dat niet anders. Dit wordt evenmin anders als het slachtoffer aan meerdere personen haar ervaringen met de verdachte heeft verteld. De belastende inhoud van die verklaring is dan immers nog altijd uit één bron afkomstig, één getuige.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat, als de rechtbank de verklaring van het vermeende slachtoffer betrouwbaar acht, steunbewijs bijvoorbeeld ontleend kan worden aan verklaringen van anderen die waarnemingen hebben gedaan in relatie tot de emotionele of fysieke toestand van het vermeende slachtoffer op het moment van de gebeurtenis of vlak daarna. Het ondersteunend bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van het slachtoffer en dit bewijsmateriaal moet bovendien uit een andere bron stammen.
De rechtbank dient dus te beoordelen of zij de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar acht en of haar verklaring voldoende wordt ondersteund door (een) ander(e) bewijsmiddel(en) in het dossier. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] ?
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] consistent, gedetailleerd en authentiek zijn. De manier waarop en met welke woorden [slachtoffer] over haar ervaring vertelt, acht de rechtbank passend bij een kind van – destijds – zes jaar oud. De rechtbank acht de verklaringen afgelegd door [slachtoffer] zodoende betrouwbaar en geloofwaardig, mede omdat ze in enkele gevallen nauwkeurig kan duiden wanneer een en ander heeft plaatsgevonden en ze vertelt over haar gewaarwording tijdens de handelingen (het kietelt en het is nat).
In het procesdossier ziet de rechtbank ook geen contra-indicaties voor de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid. De verklaring van [slachtoffer] acht de rechtbank dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Feit 3: het tonen van schadelijke filmpjes?
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, onvoldoende steunbewijs dat de verklaringen van [slachtoffer] objectiveert voor wat betreft het tonen van de schadelijke (dat wil in dit geval zeggen pornografische) filmpjes en komt daardoor tot een vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Er zijn weliswaar foto’s van Barbies in lingerie aangetroffen op de telefoon van de verdachte en [slachtoffer] heeft onder andere verklaard dat zij filmpjes heeft gezien van Barbies en robots. De rechtbank is echter van oordeel dat de beschrijving van de filmpjes die in de tenlastelegging is opgenomen in een te ver verwijderd verband staat van de foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte. De rechtbank hecht geloof aan de verklaringen van [slachtoffer] , maar er is in het dossier onvoldoende wat voor dit tenlastegelegde feit als steunbewijs kan dienen.
Feit 2: het seksueel binnendringen?
De rechtbank komt op basis van hetgeen [slachtoffer] zelf heeft verklaard evenmin tot een bewezenverklaring van het seksueel binnendringen van [slachtoffer] en komt daardoor tot een vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat haar vader zijn penis in haar mond wilde stoppen, maar dat zij haar mond heeft dichtgehouden. Ze heeft verklaard dat ze de penis tegen haar lippen heeft gevoeld. Ze heeft niet verklaard dat de penis daadwerkelijk in haar mond is geweest. De rechtbank overweegt dientengevolge dat op basis van de eigen verklaringen van [slachtoffer] moet worden vastgesteld dat er geen sprake was van seksueel binnendringen.
Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat haar vader met zijn handen haar spleetje heeft opengedaan en haar spleetje heeft gelikt. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het likken aan het spleetje als seksueel binnendringen kan worden gezien. Zij overweegt hiertoe dat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende specifiek zijn om te kunnen spreken van seksueel binnendringen.
Feit 1: het plegen van ontucht?
De rechtbank komt mede gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en haar moeder wel tot een bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] door de verdachte. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt dat er voor dit feit voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [slachtoffer] . Haar moeder heeft immers verklaard dat zij in de avond van 17 maart 2021 [slachtoffer] en haar vader op bed in een vreemde pose heeft aangetroffen. De verdachte keek met een merkwaardige blik tussen de benen van [slachtoffer] terwijl zij geen pyjama broek aanhad. Deze waarneming van de moeder van [slachtoffer] staan naar het oordeel van de rechtbank in een voldoende verband met de verklaringen van [slachtoffer] om als steunbewijs te kunnen dienen.
Het voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank voor oordeel is dat het likken aan de vagina van [slachtoffer] kan worden bewezen. Dit geldt niet voor het laten likken door [slachtoffer] van de penis van de verdachte. Uit de verklaringen van [slachtoffer] volgt namelijk dat zij de penis van haar vader moest likken, echter heeft zij haar mond dichtgehouden. [slachtoffer] heeft niet verklaard dat zij de penis van haar vader daadwerkelijk heeft gelikt.
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte de vader van [slachtoffer] is. De verdachte heeft derhalve ontuchtige handelingen verricht bij zijn minderjarige dochter.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] kan worden afgeleid dat deze handelingen op drie verschillende momenten hebben plaatsgevonden vanaf het moment dat zij in groep 3 zat en bijna naar groep 4 ging. De rechtbank heeft dit teruggerekend en komt zodoende uit op een periode van 1 september 2019 (aanvang schooljaar groep 3) tot en met 17 maart 2021.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
in de periode van 1 september 2019 tot en met 17 maart 2021 te Reuver,
meermalen,
ontucht heeft gepleegd
met zijn minderjarig kind genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens 2] ,
door telkens
te likken aan de vagina van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. feit 1:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met de jonge leeftijd van het slachtoffer, het feit dat het een langere periode betrof waarin het misbruik heeft plaatsgevonden en dat het om de dochter van de verdachte gaat. Het vertrouwen van [slachtoffer] in mensen is hierdoor geschonden en verdachtes handelen heeft heftige gevolgen voor [slachtoffer] en haar familie. De verdachte neemt ook geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden. De officier van justitie ziet geen reden om af te wijken van de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie ziet op dit moment geen aanleiding om een contactverbod tussen de verdachte en zijn familie te eisen, zoals de moeder van [slachtoffer] heeft verzocht. Afgezien van een incident via Whatsapp, heeft de verdachte niet geprobeerd met hen in contact te komen; zodoende acht de officier van justitie een contactverbod niet geboden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de straf aangevoerd dat er geen conclusies kunnen worden getrokken uit het feit dat de verdachte niet aanwezig is bij het onderzoek ter terechtzitting. Niemand weet waarom de verdachte er niet is dus hiermee kan niet worden gezegd dat hij geen verantwoordelijkheid neemt. Dit kan dientengevolge niet als strafverzwarend worden bestempeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in de periode van 1 september 2019 tot en met 17 maart 2021 meerdere keren ontucht gepleegd met zijn dochter. [slachtoffer] was pas 6 jaar oud toen het misbruik begon. Hij was als ouder een eerste vertrouwenspersoon en zij had bij hem zondermeer veilig moeten zijn. De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij het in hem gestelde vertrouwen heeft misbruikt.
De verdachte heeft voor zijn eigen gerief meerdere malen de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] op grove wijze geschonden. Hij heeft zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen voor [slachtoffer] heeft of in de toekomst nog kan hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat het plegen van ontucht vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. Uit de door de moeder van [slachtoffer] op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de stukken die ter onderbouwing bij de verzoeken tot schadevergoeding zijn gevoegd, blijkt dat het misbruik door de verdachte voor haar buitengewoon ingrijpend is geweest en ook nu nog is, evenals voor haar familie.
De verdachte heeft, door stellig te blijven ontkennen, geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit een vrijheidsbenemende straf de enige passende straf.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van een contactverbod. Zij ziet evenmin aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen, nu er niets bekend is over de verdachte en een recent reclasseringsrapport ontbreekt.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij niet eerder in aanraking is geweest met justitie voor soortgelijke feiten. De redelijke termijn ex artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is bovendien overschreden, doch nu de verdachte zelf heeft bijgedragen aan deze overschrijding, zal de rechtbank dit buiten beschouwing laten.
Alles afwegend acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 maanden.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] en [benadeelde partij] vorderen beiden een schadevergoeding. De vordering van [slachtoffer] is opgebouwd uit de navolgende posten:
  • immateriële schade: € 10.000,-
  • studievertraging: € 6.675,-
De vordering van [benadeelde partij] bestaat uit de navolgende posten:
  • immateriële schade: € 2.000,-
  • reiskosten: € 343,50
  • herinrichtingskosten van de slaapkamer: € 888,-
  • proceskosten.
Zij hebben verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Alleen de schadepost betreffende de herinrichting van de slaapkamer acht zij niet toewijsbaar. Dit is te ver verwijderd van het ten laste gelegde waardoor niet meer kan worden gesproken van rechtstreekse schade.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank zal de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren. De schadepost van € 10.000,- aan immateriële schade is onredelijk hoog. Bovendien is het te ingewikkeld om vast te stellen of er een causaal verband is tussen de immateriële schade en het bewezenverklaarde. De rechtbank acht het een onevenredige belasting van het strafgeding om dit nu nog te laten constateren. Wat betreft de schadepost van de studievertraging kan de rechtbank niet objectief vaststellen dat de benadeelde partij deze vertraging daadwerkelijk heeft opgelopen. Mede gelet op het feit dat de advocaat van de benadeelde partij hier subsidiair expliciet toe heeft verzocht, zal de rechtbank bepalen dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij [benadeelde partij]
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het deel dat ziet op de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu het te ingewikkeld is om te constateren of er een causaal verband is tussen het ten laste gelegde en haar klachten, en wederom gezien de advocaat de rechtbank hiertoe subsidiair heeft verzocht. Het deel van de schade dat ziet op de herinrichting van de slaapkamer van het slachtoffer zal de rechtbank afwijzen, omdat deze schade in een te ver verwijderd verband staat tot het ten laste gelegde, waardoor niet langer kan worden gesproken van rechtstreekse schade. De gevorderde reiskosten van in totaal € 343,50 komen voor vergoeding in aanmerking, aangezien dit kosten zijn die de benadeelde partij daadwerkelijk heeft gemaakt ten gevolge van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht deze kosten ook redelijk en zal daarom de vordering wat betreft de materiële schade tot dat bedrag toewijzen. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2021 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ter zake de gemaakte proceskosten door de benadeelde partij zal eveneens bij de burgerlijke rechter dienen te worden aangebracht, nu het overgrote deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard c.q. wordt afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling van een bedrag van € 343,50, bestaande uit materiële schade;
  • vermeerdert dit bedrag met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • wijst de vordering van [benadeelde partij] voor zover deze ziet op de materiële schade van de herinrichting van de slaapkamer af (het gaat om een bedrag van € 888,-);
  • bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering voor zover deze ziet op de immateriële schade (een bedrag van € 2000,-) niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de door de benadeelde partij [benadeelde partij] gevorderde proceskosten bij de burgerlijke rechter dienen te worden aangebracht;
  • veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij] , van een bedrag van € 343,50;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 6 dagen;
  • bepaalt dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. S.A.M.C. van de Winkel en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 december 2023.
Buiten staat
Mr. S.A.M.C. van de Winkel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 maart 2021 te Reuver, in de gemeente Beesel,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) ontucht heeft gepleegd
met zijn minderjarig kind genaamd [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens 2] ,
door (telkens)
- te likken aan de vagina van die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, penis te laten likken door die [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 maart 2021 te Reuver, in de gemeente Beesel,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens 2] ,
zijnde zijn, verdachtes, kind,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het duwen/brengen van zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] ;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 maart 2021 te Reuver, in de gemeente Beesel,
een afbeelding en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar,
heeft vertoond aan een minderjarige van wie hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat deze jonger was dan zestien jaar, te weten aan [slachtoffer] , geboren op [geboortegegevens 2] ,
immers heeft hij, verdachte, één of meer filmpjes vertoond aan die [slachtoffer] waarin seksuele gedragingen te zien waren die (onder andere) bestonden uit
- het vaginaal en/of anaal en/of oraal penetreren (met de penis en/of de tong) van het lichaam van (een) perso(o)n(en) en/of van (een) animatiefigu(u)r(en) en/of
- het betasten van de geslachtsdelen van (een) perso(o)n(en) en/of van (een) animatiefigu(u)r(en);

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, proces-verbaalnummer PL2300-2021040543, gesloten d.d. 27 januari 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 105.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2021, pg. 8, 17.
3.Het onderzoeksverslag van de uitwerking van de audio van het taxatiegesprek d.d. 22 juli 2021, pg. 34, 39.
4.De uitwerking van het studioverhoor d.d. 9 juni 2021, pg. 67-69.