Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
wonend te [woonplaats 1] ,
1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,
2.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ,
wonend te [woonplaats 3] ,
[naam 1],
hierna te noemen: [naam 1] ,
gedaagde in conventie,
4.De procedure
- het tussenvonnis van 23 augustus 2023 (hierna: het tussenvonnis),
- de antwoordakte van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op de rol van 13 september 2023.
de Ghein’ (prod. 2.1 dv);
op zee’ (prod. 2.2 dv);
4. V. Kulagina: ‘Wielrenner’ (prod. 2.4 dv);
5. Vitracier Japy: emailplaat ‘Thé de Cine’ (Kaketoe) (prod. 2.5 dv);
7. J.J. Tischbein: Schilderij op koper ‘Kampement met soldaten’ (prod. 2.6 dv); en
8. Atelier Mussard: emailplaat ‘Lot en zijn dochter’ (prod. 4 dv).
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft toen de bereidheid getoond om de kunstwerken te verkopen aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , die interesse heeft getoond om ze te kopen. Onduidelijk is of op dat moment bindende afspraken zijn gemaakt en zo ja, welke (zie de rov. 7.2., 7.5. en 7.6.).
Vervolgens zijn [naam neef 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] met de kunstwerken naar Best gereden. Op de parkeerplaats van een restaurant in Best heeft [naam neef 2] [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] achtergelaten en is hij met de kunstwerken doorgereden naar de woning van [naam neef 1] in [woonplaats 5] . Daar zijn de kunstwerken genoemd in rov. 5.1. onder 1.-7. uitgeladen en naar de woning van [naam neef 1] gebracht. Het kunstwerk genoemd in rov. 5.1. onder 8. is in de auto van [naam neef 2] achtergebleven en is op een later moment door deze aan [naam 1] gegeven.
rov. 5.1. onder 1.-7. aangetroffen in de woning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in [woonplaats 1] . Zij zijn door de politie meegenomen en door het OM vervolgens in (strafrechtelijk) beslag genomen
(prod. 2 dv).
3.-6. (prod. 18 en 19 dv). De vier kunstwerken zijn overgedragen aan [naam 1]
De kunstwerken genoemd in rov. 5.1. onder 1., 2. en 7. zijn door het OM elders ondergebracht, ook hier onder handhaving van het gelegde beslag.
Bij beschikking van 11 december 2018 zijn het beklag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en het beklag van
[naam 1] ongegrond verklaard (prod. 17 dv).
1.-7. (prod. 24 dv). In de woning van [naam 1] zijn toen de kunstwerken genoemd in rov. 5.1. onder 3.-5. aangetroffen, in beslag genomen en in gerechtelijke bewaring gegeven aan
[naam gerechtsdeurwaarder] , gerechtsdeurwaarder (hierna: [naam gerechtsdeurwaarder] ). De kunstwerken genoemd in rov. 5.1. onder 6. en 8. zijn niet aangetroffen bij [naam 1] en evenmin bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] .
Het beslag onder het OM heeft geen consequenties gehad voor het eerder door het OM gelegde beslag, dat tot op 15 september 2020 heeft voortgeduurd (zie rov. 5.12.).
haar.
Eenzelfde klaagschrift is ingediend door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] Het klaagschrift strekte tot opheffing van het strafrechtelijke beslag op de kunstwerken genoemd in rov. 5.1. onder 2.-8. en tot teruggave van de kunstwerken onder 2.-6. en 8. aan [naam 1] en van het kunstwerk onder 7. aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] .
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in een zelfstandig klaagschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klaagschriften van Altena en van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] .
Bij beschikking van 15 september 2020 (prod. 6 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] ) is het beklag van Altena ongegrond verklaard. Bij dezelfde beschikking is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag voor zover het betrekking heeft op het kunstwerk genoemd in rov. 5.1.
onder 8.; voor het overige is het beklag van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ongegrond verklaard.
Het beklag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is daarentegen gegrond verklaard, waarna de rechtbank de teruggave aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft gelast van alle zeven in juli 2018 onder hem in beslag genomen kunstwerken, deze teruggave te effectueren door afgifte van de zeven kunstwerken aan [naam gerechtsdeurwaarder] .
Waar het kunstwerk genoemd in rov. 5.1. onder 8. (‘Lot en zijn dochter’) zich bevindt is tot op heden eveneens onbekend gebleven.
6.Het geschil
In conventie
Deze vordering luidt dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primairde overeenkomst, al dan niet, met terugwerkende kracht op basis van
• Atelier Mussard: ‘Lot en zijn dochter’, emailplaat (prod. 4);
subsidiairde overeenkomst op grond artikel 6:265 BW ontbindt, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen een bedrag van
€ 150.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2018 tot de dag der algehele voldoening, binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en onder afgifte van de kunstwerken die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder zich heeft;
meer subsidiair[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van het bedrag van € 150.000,-, wegens onverschuldigde betaling, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
meer en meer subsidiairde overeenkomst te vernietigen wegens één of meer wilsgebreken en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen een bedrag ad € 150.000,-, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
uiterst subsidiair[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen van schadevergoeding ter hoogte van € 103.000,-, wegens onrechtmatige daad, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
Deze vordering luidt dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primairde overeenkomst met terugwerkende kracht op basis van onvoorziene omstandigheden ontbindt en aan deze ontbinding de voorwaarden verbindt als genoemd onder punt 5 van de akte houdende vermeerdering tevens wijziging van eis;
subsidiairde overeenkomst op grond artikel 6:265 BW ontbindt en aan deze ontbinding de voorwaarden verbindt als genoemd onder punt 5 van de akte houdende vermeerdering tevens wijziging van eis;
meer subsidiair[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het bedrag van € 150.000,- te betalen, wegens onverschuldigde betaling, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
meer en meer subsidiairde overeenkomst vernietigt wegens één of meer wilsgebreken en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen een bedrag ad € 150.000,-, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
uiterst subsidiair[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 103.000,-, wegens onrechtmatige daad, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2018 tot de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten in reconventie;
subsidiair
I.
primairverklaart voor recht dat er tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen (rechtsgeldige)
subsidiair, voor het geval de rechtbank wel uitgaat van een koopovereenkomst tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] die ziet op de onder (a) tot en met (e) genoemde kunstwerken met wederzijds goedvinden is ontbonden, dan wel deze overeenkomst ontbindt op grond van een aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst doordat de koopsom niet aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] is voldaan;
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dat gedaan in zijn antwoordakte op de rol van 13 september 2023. Primair heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] met een beroep op de goede procesorde bezwaar gemaakt tegen de wijziging van eis (en van grondslag) als zodanig. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dient de rechtbank de gewijzigde eis buiten beschouwing te laten. Subsidiair heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] inhoudelijk verweer gevoerd.
Redenen om de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten zijn de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank zal dan ook - voor zover het [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betreft - recht doen op de gewijzigde eis zoals weergegeven in rov. 6.8.
7.De beoordeling
In conventie
(a) is op 16 april 2018 ter zake de kunstwerken een koopovereenkomst gesloten?,
en als een koopovereenkomst is gesloten:
(b) wie zijn opgetreden als verkopers?,
(c) wat is de overeengekomen koopprijs?,
(d) zijn de kunstwerken geleverd aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ?, en
(e) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de koopprijs betaald?
Met name [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ook wel gesuggereerd dat tussen de bezichtiging in Berg en Terblijt en het moment waarop de koopovereenkomst is gesloten enige tijd is verstreken, waarin is onderhandeld over de koopprijs. Ook als hiervan zou worden uitgegaan, ligt het, gelet op de in de schriftelijke verklaring vermelde datum, voor de hand dat de koopovereenkomst is gesloten op 16 april 2018 en dat ook de gebeurtenissen in Best hebben plaatsgevonden op die dag. Ook dat staat echter niet onomstotelijk vast.
Voor de door de rechtbank te nemen beslissingen is deze onzekerheid, uiteindelijk, niet van belang: de zaak betreft één koopovereenkomst tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] enerzijds en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] anderzijds, met daarvoor relevante gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in Berg en Terblijt en in Best.
De rechtbank zal hierna vasthouden aan 16 april 2018 als de datum waarop de genoemde gebeurtenissen in Berg en Terblijt en Best hebben plaatsgevonden en zal de geconstateerde onzekerheid uitdrukken door daarbij steeds te vermelden ‘of omstreeks’.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de in rov. 5.1. onder 1.-8. genoemde kunstwerken voor € 150.000,- gekocht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] Zij moeten worden gezien als de gezamenlijke eigenaren van de kunstwerken en daarmee als de gezamenlijke verkopers ervan aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ; [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mocht daar althans van uitgaan. De koopovereenkomst is gesloten in Berg en Terblijt, op (of omstreeks) 16 april 2018. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] is hier mede namens [naam 1] opgetreden; [eiser in conventie, verweerder in reconventie] mocht daar althans van uitgaan. De kunstwerken zijn, met uitzondering van het kunstwerk ‘Lot en zijn dochter’ (zie rov. 5.1. onder 8.), op (of omstreeks) 16 april 2018 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geleverd. Dat is gedaan door tussenkomst van [naam neef 1] , die ze namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in Best van [naam neef 2] , die optrad namens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] , in ontvangst heeft genomen. De koopprijs is door [naam neef 1] namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] in persoon betaald. Dat is gebeurd in contanten, op de parkeerplaats bij een restaurant in Best, eveneens op (of omstreeks) 16 april 2018. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ten bewijze van de nakoming over en weer de schriftelijke verklaring (door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ‘de kwitantie’ genoemd, zie rov. 5.3.) getekend.
Primairvordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daartoe ontbinding - met terugwerkende kracht - van de koopovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW). Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] een valse aangifte jegens hem gedaan, waarmee zij een strafrechtelijke procedure jegens hem hebben uitgelokt. Daarmee is volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] het ‘contractsdoel’ van de koopovereenkomst verijdeld. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie] immers het genot van de kunstwerken ontnomen, zodat deze voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen waarde meer hebben.
Subsidiairvordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ontbinding van de koopovereenkomst op grond van een (toerekenbare) tekortkoming van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] in de nakoming van hun verplichtingen als (gezamenlijke) verkopers (art. 6:265 BW). Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] plotseling, een maand nadat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de koopprijs had voldaan en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ten blijke daarvan de kwitantie had ondertekend, aangifte gedaan van oplichting en verduistering door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . In dat kader hebben zij verklaard dat zij geen enkele betaling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben ontvangen. De aangifte berust niet op waarheid. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] zijn daarmee tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst jegens hun wederpartij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
Meer subsidiairvordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] teruggave van de door hem betaalde koopsom ad € 150.000,- wegens onverschuldigde betaling. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] blijkt uit de handelwijze van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] dat bij hen de wil heeft ontbroken om de eigendom van de kunstwerken aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] over te dragen en heeft hij daarom de koopprijs onverschuldigd betaald.
Meer en meer subsidiairvordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling (art. 6:228 BW) of bedrog (art. 3:44 lid 3 BW), veroorzaakt door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en
[naam 1] Zij hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voorgespiegeld dat de koopovereenkomst betrekking had op zeer waardevolle en in goede staat verkerende kunstwerken; dat blijkt niet het geval te zijn.
Uiterst subsidiairvordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , enkel voor zover de koopovereenkomst ter zake de kunstwerken in stand zou blijven, een schadevergoeding uit hoofde van de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gepleegde onrechtmatige daad. Volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft hij, door
€ 150.000,- te betalen, circa driemaal de echte waarde van de kunstwerken betaald en lijdt hij daarom schade.
Op alle aangevoerde gronden (behoudens de laatste) dienen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] € 150.000,- aan hem (terug) te betalen. Bij de vordering uit onrechtmatige daad dient daarvan het bedrag van € 47.000,- (de door [naam taxateur] getaxeerde waarde; zie rov. 5.6.), te worden afgetrokken. Jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat deze hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van het volledige bedrag ad € 150.000,- (of € 103.0000,-). Voor zover geen hoofdelijke aansprakelijkheid wordt aangenomen, zijn [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] voor ongelijke delen aansprakelijk, namelijk voor dát deel dat overeenstemt met hun aandeel in de verkoop van de kunstwerken, als eigenaren en/of consignatiehouders.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] handelden in 2018 beiden in kunst. Zij verkochten kunstwerken die hun eigendom waren, maar ook kunstwerken die zij van derden in consignatie hadden.
Van de acht kunstwerken in deze zaak was er één eigendom van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] (‘de Tischbein’, rov. 5.1. onder 7.), één van Altena (de ‘Mondriaan’, rov. 5.1. onder 1., door Altena in consignatie gegeven aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ) en één van de heer [naam 3] (‘de Mesdag’, rov. 5.1. onder 2., door [naam 3] in consignatie gegeven aan [naam 1] ). Vijf kunstwerken waren eigendom van [naam 1] (rov. 5.1. onder 3.-6. en 8.).
Het was [naam neef 2] die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft aangedragen als potentiële koper van kunstwerken. Op verzoek van [naam neef 2] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , in overleg met [naam 1] , daarna een portefeuille van te verkopen kunstwerken samengesteld. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft deze (acht) kunstwerken bekeken op (of omstreeks) 16 april 2018 in Berg en Terblijt, in het bijzijn van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam neef 2] . Op dat moment (of een moment niet lang daarna) is een koopovereenkomst gesloten tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] (mede ten behoeve van Altena en [naam 3] ) en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De overeenkomst had betrekking op alle acht getoonde kunstwerken; de kooprijs bedroeg € 330.000,-.
Om kunstwerken te leveren en om de koopprijs in ontvangst te nemen zijn [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam neef 2] op (of omstreeks) 16 april 2018 naar Best gereden. Daar heeft [naam neef 2] [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] achtergelaten op de parkeerplaats van een restaurant. Dat was niet zo afgesproken. Na korte tijd is [naam neef 2] teruggekeerd, zonder de kunstwerken, maar ook zonder de afgesproken koopprijs. Volgens [naam neef 2] zou [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] die koopprijs ontvangen in Valkenburg aan de Geul, later op de avond. [naam neef 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] zijn daartoe naar (het casino in) Valkenburg gereden, maar vergeefs, want ook in Valkenburg heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] de koopprijs niet ontvangen. Inmiddels had [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] wel onder druk van [naam neef 2] het schriftelijke stuk zoals opgenomen in rov. 2.3. getekend, dat niet mag worden gezien als kwitantie voor de ontvangst van € 150.000,-.
Al met al zijn de kunstwerken mede door toedoen van [naam neef 2] uit de macht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] geraakt. Van een levering in juridische zin is geen sprake geweest. Levering had alleen kunnen plaatsvinden onder gelijktijdige betaling van de afgesproken koopprijs; op iets anders was de wil van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] niet gericht. De koopprijs hebben [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] nooit ontvangen en ook niet het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] genoemde bedrag van € 150.000,-. [naam neef 2] heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] naderhand nog wel bewogen tot het doen van betalingen (ruim € 12.000,-), waarbij werd voorgespiegeld dat het ging om kosten om de kunstwerken terug te kunnen krijgen. Deze betalingen hebben geen resultaat opgeleverd, aldus nog steeds [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [naam 1] .
De gegrondheid van de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt, onder meer gelet op het voorgaande, door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] bestreden.
In zijn antwoordakte wijziging van eis, tevens uitlating producties heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] gesteld dat op (of omstreeks) 16 april 2018 ter zake de acht kunstwerken een koopovereenkomst is gesloten met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , met een koopprijs van € 150.000,-. Voor het overige is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , voor zover van belang, bij het verweer gebleven zoals eerder gevoerd: de kunstwerken zijn [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] in Best afhandig gemaakt; van een levering in juridische zin is geen sprake geweest; de overeengekomen koopprijs is nimmer betaald; wel heeft [naam 1] - vergeefs - geld betaald aan [naam neef 2] om de kunstwerken terug te krijgen.
(a) dat de wil van [naam 1] niet was gericht op het sluiten van een koopovereenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , zodat, wat er ook zij van het op (of omstreeks) 16 april 2018 gebeurde (de bezichtiging in Berg en Terblijt, de ondertekening van de schriftelijke verklaring door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ), [naam 1] daardoor niet wordt gebonden;
(b) voor het geval dat zou komen vast te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op (of omstreeks) 16 april 2018 de koopprijs van € 150.000,- aan [naam neef 1] heeft gegeven, om door te betalen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] : dat heel goed mogelijk is dat [naam neef 1] en [naam neef 2] zich vervolgens het geld van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben toegeëigend en het dus niet hebben doorbetaald aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , en
(c) voor het geval dat zou komen vast te staan dat [naam neef 1] op (of omstreeks) 16 april 2018 namens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] € 150.000,- heeft betaald aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] : dat ook heel goed mogelijk is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] zich de volledige koopprijs heeft toegeëigend en niet een deel ervan heeft doorbetaald aan
[naam 1]
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] hebben wisselend gesteld over de koopovereenkomst (zie de rov. 7.5., 7.6. en 7.7.), maar hebben steeds ontkend dat zij op 16 april 2018 of daarna enig bedrag van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben ontvangen.
Gelet op deze laatste betwisting is het aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om zijn genoemde stellingen, en met name de stelling inzake de overhandiging van € 150.000,- in contanten op (of omstreeks) 16 april 2018 (hierna: de overhandiging), te bewijzen.
7.9. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zijn advocaat besproken of, gegeven de inhoud van het dossier op dat moment, aanvullend bewijs voorhanden was inzake de overhandiging (in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling minder juist ‘betaling’ genoemd).
Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is toen gesteld dat als aanvulling op het reeds in het geding gebrachte schriftelijk bewijs nog het volledige strafdossier, de sepotbeslissing en een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst in het geding konden worden gebracht, en voorts de audio-opname van het gesprek met [naam 1] (zie rov. 7.3. onder 1.-3. en 5). Zijdens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is toen geen (aanvullend) getuigenbewijs aangeboden.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om de door hem genoemde bewijsstukken in het geding te brengen en heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt ten tijde van het nemen van zijn conclusie van repliek in conventie en in reconventie. Ook in dat processtuk heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen (aanvullend) getuigenbewijs aangeboden.
De rechtbank zal hierna beoordelen of [eiser in conventie, verweerder in reconventie] erin is geslaagd om te bewijzen dat de overhandiging heeft plaatsgevonden zoals door hem gesteld.
1. en 2.) in voldoende mate het bewijs kan ontlenen dat hij op 16 april 2018 beschikte over
€ 150.000,- in contanten. Daarmee is echter niets gezegd over de overhandiging. Ook de sepotbeslissing door het OM levert ter zake geen bewijs op. Datzelfde geldt voor de inhoud van de verklaring van [naam 1] (waaruit ten hoogste zou kunnen volgen dat de koopprijs
€ 150.000,- heeft bedragen). Ten slotte levert ook de schriftelijke verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] geen bewijs op ter zake de overhandiging. Gesteld al dat sprake is van een document dat rechtskracht heeft (zie rov. 7.3.: volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] is de schriftelijke verklaring onder dwang getekend) kan uit de inhoud ervan uitsluitend worden afgeleid dat op (of omstreeks) 16 april 2018 de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gestelde koopovereenkomst is gesloten, niet ook de overhandiging van de kooprijs. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft zijn andersluidende standpunt onvoldoende onderbouwd.
Daarmee staat vast dat groot belang toekomt aan de betrouwbaarheid van de diverse genoemde verklaringen.
“ [naam neef 2] was namelijk door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ‘ingehuurd’ om hem te ondersteunen en stond aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ”.
‘Tijdens het onderzoek werd het telecommunicatieverkeer, gevoerd via diverse telefoonaansluitingen, krachtens een bevel ex artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering opgenomen en beluisterd.
‘Verdachte( [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , rechtbank)
verklaarde dat hij afgesproken had om [naam neef 1] een vergoeding te geven voor verrichte diensten. Met [naam neef 2] had hij geen afspraak gemaakt. Verdachte verklaarde wel dat hij aan [naam neef 2] een bedrag van 12.000 euro had geleend omdat hij krap bij kas zat. Dit bedrag had hij [naam neef 2] gegeven op de dag dat hij de schilderijen naar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] had gebracht. Hiervan is niets schriftelijk vast gelegd. Verdachte [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wilde de schilderijen laten restaureren en vervolgens verkopen. Verdachte had niemand benaderd om de schilderijen voor hem te verkopen. Verdachte [eiser in conventie, verweerder in reconventie] werd geconfronteerd dat gedurende het onderzoek telecom (spraaktap) is gebleken dat hij meer dan 100 keer contact heeft gehad met verdachte [naam neef 2] . Dit in tegenstelling tot zijn verklaring dat hij maar 4-5 maal contact had gehad met [naam neef 2] . Verdachte verklaarde dat [naam neef 2] was die hem steeds belde.’;
‘Op donderdag 2 augustus 2018, omstreeks 12:00 uur, werd verdachte [naam neef 2] gehoord. Kort en zakelijk weergegeven verklaarde verdachte dat hij van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] een vergoeding voor de gemaakte kosten zou krijgen. Hij heeft geen vergoeding gekregen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] of [naam neef 1] . Verdachte verklaarde nog nooit thuis te zijn geweest bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en 1-3 keer telefonisch contact met hem te hebben gehad. Verdachte wordt geconfronteerd met enkele spraaktapgesprekken waarin over de schilderijen wordt gesproken. Verdachte beriep zich voor het merendeel van de vragen op zijn zwijgrecht. Eén gesprek zou betrekking hebben op schilderijen die bij verdachte in het tuinhuisje staan.
Reeds om deze, feitelijke, reden kan van toewijzing van enige door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ingestelde vordering geen sprake zijn. De vorderingen in conventie zullen dan ook integraal worden afgewezen.
Gelet op deze te nemen beslissing laat de rechtbank in het midden of de opstelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de onderhavige procedure neerkomt op een schending van de waarheidsplicht ex artikel 21 Rv., en zo ja, welke consequenties daaraan zouden moeten worden verbonden.
De rechtbank laat ook de stellingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] over de gebrekkige juridische onderbouwing van de diverse vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (en zijn reactie daarop) onbesproken.
De rechtbank laat ten slotte onbesproken of, wellicht, reden bestaat om ten aanzien van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] anders te oordelen dan ten aanzien van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ; dat zou enkel het geval kunnen zijn als de overhandiging als zodanig zou zijn komen vast te staan, hetgeen niet het geval is.
Nadere bewijslevering is, gelet op hetgeen werd overwogen in de rov. 7.8. en 7.9., niet aan de orde.
De rechtbank zal daarbij onderscheid maken tussen de proceskosten die zijn gemaakt in de periode dat de beide gedaagden door één advocaat werden bijgestaan en de kosten die zijn gemaakt in de periode daarna. De rechtbank zal de kosten die zijn gemaakt ten behoeve van de procedure in conventie én ten behoeve van de procedure in reconventie gelijkelijk over beide procedures verdelen.
Gelet hierop:
€ 4.427,50.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is het volgende van belang.
Van toewijzing van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] (primaire) vorderingen onder I. en II. kan daarom geen sprake zijn.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft (subsidiair) gesteld dat deze niet-betaling een tekortkoming van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] oplevert die hem, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , het recht geeft om de koopovereenkomst te ontbinden of te doen ontbinden, dit een en ander op grond van het bepaalde in artikel 6:265 BW. Deze stelling is door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet weersproken (anders dan met het inmiddels verworpen verweer dat hij de koopprijs wel heeft betaald), zodat de subsidiaire vordering onder III. toewijsbaar is.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft niet gesteld dat de koopovereenkomst reeds buitengerechtelijk is ontbonden. De rechtbank zal de koopovereenkomst daarom ontbinden, in die zin dat zij de op (of omstreeks) 16 april 2018 tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , mede namens [naam 1] , en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesloten koopovereenkomst inzake de kunstwerken zal ontbinden.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1]aanspraak kan maken op teruggave van enig kunstwerk, omdat het aan hem toebehoort of om een andere deugdelijke reden.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft gesteld dat hij eigenaar is van het in rov. 5.1. onder 7. genoemde kunstwerk (‘de Tischbein’). Die stelling heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank zal uitgaan van het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] gestelde.
Ten gevolge van het eerder door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gelegde beslag tot afgifte (zie rov. 5.11.) bevindt het kunstwerk zich thans in bewaring onder [naam gerechtsdeurwaarder] (zie rov. 5.15.). [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in staat om het kunstwerk te retourneren aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] (door de deurwaarde dienovereenkomstig te instrueren) en zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Daarbij verdient opmerking dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft gesteld (en gemotiveerd) dat (en waarom) het gelegde beslag tot afgifte, bij afweging van de wederzijdse belangen, dient voort te duren, ook al worden de vorderingen in conventie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] volledig afgewezen.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft gesteld dat hij het in rov. 5.1. onder 1. genoemde kunstwerk (‘de Mondriaan’) in consignatie had van eigenaar Altena, met het doel om het kunstwerk ten behoeve van Altena te verkopen aan een derde. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft deze stelling niet deugdelijk gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank opnieuw zal uitgaan van het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] gestelde. Dit betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , als bewaarnemer ten behoeve van Altena, jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook aanspraak kan maken op teruggave van ‘de Mondriaan’. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] zich met Altena zal verstaan over de verdere gang van zaken in verband met ‘de Mondriaan’.
De vordering onder IV. zal daarom ook met betrekking tot dit kunstwerk worden toegewezen.
De rechtbank zal aan de veroordeling tot teruggave van de beide kunstwerken een dwangsomveroordeling verbinden, op na te melden wijze.
Voor zover de vordering tot afgifte (die betrekking heeft op ‘alle kunstwerken’) ziet op het kunstwerk zoals genoemd in rov. 5.1. onder 8. (‘Lot en zijn dochter’) zal zij worden afgewezen. Dit kunstwerk is, voor zover na te gaan (zie rov. 5.2.), nimmer in handen geweest van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] heeft niet gesteld dat en waarom [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niettemin in staat is om het terug te geven aan hem (of aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ). De vordering onder IV. zal dan ook worden afgewezen voor zover zij ziet op ‘Lot en zijn dochter’.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2]jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is het volgende van belang.
Deze stelling kan niet overtuigen. De rechtbank heeft in rov. 7.17.1. reeds geoordeeld dat de schriftelijke verklaring van 16 april 2018 ten hoogste de bevestiging op papier is van een eerder op die dag (in Berg en Terblijt) mondeling gesloten overeenkomst. Dat oordeel is in overeenstemming met de stellingen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , maar ook [naam 1] heeft steeds verklaard (tegenover de politie, zie rov. 5.4.) en gesteld (in de conclusie van eis in reconventie, zie rov. 7.5.) dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] op (of omstreeks) 16 april 2018 in Berg en Terblijt mede namens hem een koopovereenkomst heeft gesloten met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Gelet hierop is het ‘nieuwe’ standpunt van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering onder I. primair dan ook afwijzen.
De rechtbank kan zich met deze stellingname verenigen en verwijst ter onderbouwing van dit oordeel naar hetgeen werd overwogen in rov. 7.17.2., dat van overeenkomstige toepassing is op de rechtsverhouding tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
De rechtbank zal de vordering onder I. subsidiair dan ook toewijzen, in die zin dat zij ook waar het [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] betreft de op (of omstreeks) 16 april 2018 tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , mede namens [naam 1] , en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesloten koopovereenkomst inzake de kunstwerken zal ontbinden.
7.18.3. De ontbinding verplicht partijen om reeds verrichte prestaties ongedaan te maken. De daarop betrekking hebbende vordering onder II. is in beginsel toewijsbaar, maar alleen voor zover
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2]aanspraak kan maken op teruggave van enig kunstwerk, omdat het aan hem toebehoort of om een andere deugdelijke reden.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft steeds gesteld dat hij eigenaar is van de in rov. 5.1. onder 3.-6. genoemde kunstwerken. Die stelling heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de rechtbank zal uitgaan van het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] gestelde. Dit betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
- in beginsel, zie hierna - aanspraak kan maken op teruggave van de in rov. 5.1. onder 3.-6. genoemde kunstwerken.
In verband met ‘de Mesdag’ (rov. 5.1. onder 2.) heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] wisselend gesteld. De rechtbank zal uitgaan van de laatst-ingenomen stelling (cvd 5.60), die erop neerkomt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ‘de Mesdag’ in consignatie had van eigenaar [naam 3] , met het doel om het kunstwerk ten behoeve van [naam 3] te verkopen aan een derde. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft deze stellig niet
weersproken, zodat de rechtbank opnieuw zal uitgaan van het door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] gestelde. Dit betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , als bevoegde bewaarnemer ten behoeve van [naam 3] , jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ook aanspraak kan maken op teruggave van ‘de Mesdag’. De rechtbank gaat ervan uit dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] zich met [naam 3] zal verstaan over de verdere gang van zaken in verband met
‘de Mesdag’.
Ten gevolge van het eerdergenoemde beslag tot afgifte bevinden de kunstwerken zoals genoemd in rov. 5.1. onder 2.-5. zich thans in bewaring onder [naam gerechtsdeurwaarder] . [eiser in conventie, verweerder in reconventie] is in staat om deze kunstwerken te retourneren aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] (door de deurwaarder dienovereenkomstig te instrueren) en zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Daarbij verdient (opnieuw) opmerking dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet heeft gesteld (en gemotiveerd) dat (en waarom) het gelegde beslag tot afgifte, bij afweging van de wederzijdse belangen, dient voort te duren, ook al worden de vorderingen in conventie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] volledig afgewezen. De rechtbank zal aan de veroordeling tot teruggave een dwangsomveroordeling verbinden, op na te melden wijze.
Vast staat dat het kunstwerk zoals genoemd in rov. 5.1. onder 6. (de ‘Casteleijn’) in oktober 2018 door het OM aan [naam 1] in bewaring is gegeven en daarna niet meer is gesignaleerd (zie de rov. 5.7. en 5.15.). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft niet gesteld dat en waarom [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niettemin in staat is om het aan hem terug te geven. De vordering onder II. zal dan ook worden afgewezen voor zover zij ziet op ‘de Casteleijn’.
Gelet hierop:
8.De beslissing
a. P. Mondriaan: ‘Tree Growth’, alternatieve titel ‘Begin van het riviertje de Ghein’,
d. V. Kulagina: ‘Wielrenner’,
e. Vitracier Japy: emailplaat ‘Thé de Cine’ (Kaketoe),
g. J.J. Tischbein: Schilderij op koper ‘Kampement met soldaten’, en
h. Atelier Mussard: emailplaat ‘Lot en zijn dochter’,
8.6. beveelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om - zonder nadere voorwaarden - binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de in rov. 8.4. onder b., c., d. en e. genoemde kunstwerken aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- (met een maximum van € 20.000,-) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dit bevel niet volledig naleeft,