In deze zaak vordert de eiser, [eiser], huurprijsvermindering en herstel van gebreken in de door hem gehuurde woonruimte van de gedaagde partij, Parochie H. Pancratius. De huurovereenkomst dateert van 28 maart 2019 en de huurprijs bedraagt bij aanvang € 500,00, later verhoogd naar € 525,00. De eiser heeft op 29 november 2022 een inspectie laten uitvoeren door een deskundige, die gebreken constateerde zoals schimmel, vochtproblemen en lekkages. De eiser vordert een huurprijsvermindering van 70% of 60% over een bepaalde periode en herstel van de gebreken door de gedaagde.
De gedaagde, Pancratius, verzet zich tegen de vorderingen van de eiser en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de eiser. In reconventie vraagt Pancratius de rechter om het tijdstip vast te stellen waarop de huurovereenkomst eindigt. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van gebreken die voor rekening van de verhuurder komen, en dat de eiser recht heeft op huurprijsvermindering van 15% vanaf 16 juni 2021. De gedaagde wordt veroordeeld tot herstel van de gebreken binnen twee maanden na betekening van het vonnis en tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiser.
In reconventie wijst de kantonrechter de vorderingen van Pancratius af, omdat de gronden voor beëindiging van de huurovereenkomst niet zijn aangetoond. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde in het ongelijk wordt gesteld en veroordeelt hem in de proceskosten van de eiser.