In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade. De vergunninghouder had op 17 november 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het uitbreiden van een woning en het realiseren van een inpandig zwembad. Eiser, die in de naastgelegen woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld. Eiser betoogde dat de vergunning ten onrechte was verleend, omdat de uitbreiding van de woning en het zwembad in strijd zouden zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vergunning terecht was verleend. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onevenredig nadelige gevolgen voor de bezonning en daglichttoetreding van eisers perceel, en dat de gebruiksmogelijkheden van eisers grond niet onevenredig werden aangetast. De rechtbank heeft ook overwogen dat de oppervlakte van de bijgebouwen niet groter was dan toegestaan en dat de bouw van het zwembad niet in strijd was met de bestemmingsplanregels.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning geldig blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.