In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 23 november 2023, wordt het beroep van de Vereniging van Eigenaars tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht beoordeeld. Het college had op 24 november 2021 besloten om de huisnummers van twee objecten in te trekken, omdat deze niet voldeden aan de voorwaarden voor een eigen huisnummer. De vereniging, vertegenwoordigd door mr. Ö. Ekinci, stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat de intrekking gevolgen had voor de splitsingsaktes van het gebouw waar de objecten deel van uitmaken.
De rechtbank oordeelt echter dat de vereniging geen belanghebbende is bij het intrekkingsbesluit. Volgens de rechtbank is de vereniging niet de rechthebbende of gebruiker van de objecten en wordt zij niet in een eigen belang geraakt door de intrekking van de huisnummers. De rechtbank concludeert dat het college het bezwaar van de vereniging ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard. Daarom vernietigt de rechtbank de bestreden besluiten en verklaart het bezwaar van de vereniging niet-ontvankelijk. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de vereniging, die zijn vastgesteld op € 1.674,00.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in bestuursrechtelijke procedures, waarbij enkel diegenen die rechtstreeks door een besluit worden geraakt, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank stelt dat de indirecte gevolgen voor de vereniging niet voldoende zijn om haar als belanghebbende te kwalificeren.