200907558/1/M1.
Datum uitspraak: 14 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging van Huiseigenaren Florence Nightingale Park, gevestigd te Den Haag,
appellante,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Bij besluit van 19 augustus 2009 heeft het college aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een warmtecentrale ten behoeve van het stadsverwarmingsnet aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 20 augustus 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft de vereniging Vereniging van Huiseigenaren Florence Nightingale Park (hierna: VVE FNP) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[Vergunninghoudster], het college en VVE FNP hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2010, waar VVE FNP, vertegenwoordigd door W. Strelitski en F.J.M. Baptist, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.N. Goudswaard, ir. M.A.J. Coolen, ing. R.P. van der Geugten en ing. J.A.M. Jongeling, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. E.H.P. Brans, advocaat te Den Haag, en [directeur A] en [directeur B], van [vergunninghoudster], als partij daar gehoord.
2.1. [Vergunninghoudster] stelt zich op het standpunt dat het beroep van VVE FNP niet-ontvankelijk is. Uit artikel 2, eerste en tweede lid, van de statuten van VVE FNP in onderlinge samenhang bezien volgt volgens [vergunninghoudster] niet dat ook het voeren van een juridische procedure tegen het besluit van 19 augustus 2009 van de gemeente tot het verlenen aan [vergunninghoudster] van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer voor het oprichten en in werking hebben van een warmtecentrale tot de middelen kunnen worden gerekend die kunnen worden ingezet om het doel van de vereniging te bewerkstelligen.
2.2. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 maart 2008 in zaak nr.
200702359/1) komt een belangenorganisatie die voor het belang van haar leden opkomt, daarmee op voor een collectief belang, tenzij het tegendeel blijkt. In geval van een splitsing in appartementsrechten als bedoeld in titel 9 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is ingevolge artikel 112 voorzien in de verplichting tot oprichting van een vereniging van eigenaars die ten doel heeft het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaars. Hieruit volgt dat, ook indien dit niet uitdrukkelijk in de statuten is vermeld, een vereniging van eigenaars uit haar aard in beginsel opkomt voor de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars. In voorliggend geval is niet gebleken dat VVE FNP niet opkomt voor het gemeenschappelijk belang van haar leden. In aanmerking genomen dat de appartementen die de leden in eigendom hebben zich in de nabijheid van het perceel [locatie] te Den Haag bevinden, dient deze vereniging daarom te worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van 19 augustus 2009.
Gelet op het vorenstaande bestaat er geen aanleiding VVE FNP op dit punt in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3. Op 1 januari 2010 is onderdeel e van Bijlage 1 bij het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) ingetrokken (Stb. 2009, 513). Dit betekent dat voor het oprichten en in werking hebben van de warmtecentrale geen vergunning krachtens de Wet milieubeheer meer is vereist omdat zich daarin een broeikasgasinstallatie bevindt.
2.4. Omdat met ingang van deze datum ook geen andere in Bijlage 1 genoemde categorie op de in de aanvraag omschreven inrichting van toepassing is, volgt hieruit dat voor de bij het bestreden besluit vergunde activiteiten geen vergunning meer is vereist. De bij dat besluit verleende vergunning is vervallen.
Niet is gebleken dat VVE FNP niettemin belang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit.
2.5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010