ECLI:NL:RBLIM:2023:6729

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/2522
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

Op 17 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening tegen de sluiting van een woning op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van de gemeente Roerdalen had op 11 oktober 2023 besloten de woning van verzoekers voor drie maanden te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoekers, die in de woning wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 9 november 2023 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoekers als de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de noodzaak om de woning te sluiten onvoldoende was gemotiveerd. De burgemeester had niet overtuigend aangetoond dat de sluiting noodzakelijk was voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter wees erop dat de burgemeester onvoldoende bewijs had geleverd dat de aangetroffen drugs daadwerkelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Bovendien werd de evenredigheid van de sluiting in twijfel getrokken, vooral gezien de psychische situatie van verzoeker sub 3, die afhankelijk was van de stabiliteit van de woning.

Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter het bestreden besluit te schorsen tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De burgemeester werd ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten aan verzoekers. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het toepassen van bestuursdwang op basis van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2522

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 november 2023 in de zaak tussen

1.[verzoekers]

, uit [woonplaats] , verzoeker
samen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. J.K.T. Schoffelen),
en

de burgemeester van de gemeente Roerdalen (hierna: de burgemeester)

(gemachtigde: mr. J.R.P. Lamers).

Inleiding

In het besluit van 11 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester bepaald dat de woning aan de [adres] in [plaats] (de woning) moet worden gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers sub 1 en 2, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

1. Verzoeker sub 1 is eigenaar van de woning. Verzoekers zijn woonachtig in de woning. Op 24 mei 2023 heeft er door de Koninklijke Marechaussee (KMar) een onderzoek plaatsgevonden in de woning naar aanleiding van een onderzoek naar de handel in anabole steroïde/geneesmiddelen en groeihormonen door een militair. Deze militair verklaarde ten overstaan van de Kmar dat hij zijn handelswaar afnam van [naam 1] , zoon en broer van verzoekers, en ophaalde bij de woning. Tijdens de doorzoeking in de woning werd (kort gezegd) het volgende aangetroffen:
- 1.186 ampullen/tabletten anabolen/geneesmiddel/groeihormonen;
- ongeveer 500 injectienaalden;
- € 9.023,05 aan cash geld;
- 2.052,20 gram bruto aan hennep.
De bevindingen van het onderzoek zijn opgenomen in een bestuurlijke rapportage van de KMar van 6 oktober 2023 en bestuurlijke rapportages van de politie van 19 juni 2023 en 3 augustus 2023.
1.1.
Op 18 augustus 2023 (verzonden 24 augustus 2023) heeft de burgemeester zijn voornemen tot sluiting van de woning aan verzoekers bekend gemaakt en hen in de gelegenheid gesteld hierop hun zienswijze te geven, van welke gelegenheid zij gebruik hebben gemaakt. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter ziet in de aangekondigde woningsluiting een voldoende spoedeisend belang, zoals dat voor het treffen van een voorlopige voorziening is vereist. Nu verzoekers een spoedeisend belang hebben, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening inhoudelijk beoordelen.
2.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beoordelingskader
3. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaarschrift van verzoekers kans van slagen heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot sluiting van een woning als in dat pand softdrugs (een middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of als de softdrugs met dat doel aanwezig zijn. De burgemeester legt dan een last onder bestuursdwang op.
3.2.
Ter uitvoering van de bevoegdheid van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet heeft verweerder beleidsregels vastgelegd, die zijn neergelegd in het “Damoclesbleid Roerdalen 2020” (het beleid), vastgesteld op 9 juli 2020. In het beleid is bepaald dat indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs, de woning in beginsel wordt gesloten voor de duur van drie maanden, tenzij sluiting onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van sluiting in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Dan wordt volstaan met een waarschuwing dat de verkoop, aflevering of verstrekking van softdrugs dient te worden gestaakt [1] .
3.3.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader, zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), in haar uitspraak van 28 augustus 2019 (hierna: de overzichtsuitspraak) [2] uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst geoordeeld te worden in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De sluiting van een woning moet, indien bevoegd genomen, geschikt en noodzakelijk zijn om de beoogde doelen te bereiken en de sluiting dient ook evenredig te zijn [3] .
Bevoegdheid tot sluiten
4. Verzoekers hebben ter zitting toegelicht dat de bevoegdheid om de woning te sluiten niet wordt betwist, zodat hierna van die bevoegdheid wordt uitgegaan.
Noodzaak om de woning te sluiten
5. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde [4] . Uit de overzichtsuitspraak volgt dat onder meer de hoeveelheid aangetroffen drugs en ook de soort drugs daarbij van belang kan zijn. In beginsel zal bij een handelshoeveelheid harddrugs de noodzaak om tot sluiting over te gaan dan ook groter zijn dan bij softdrugs.
5.1.
In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens.
5.2.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de sluiting nodig is voor de bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde in de buurt. Er is volgens de burgemeester sprake van een ernstige situatie, onder andere door de grote hoeveelheid hennep die is aangetroffen in de woning. Ook is de openbare orde in en rondom de woning door illegale activiteiten aangetast en bestaat er een gevaar op herhaling, omdat de oudste zoon van verzoekers sub 1 en 2 bekend staat om de handel in verdovende middelen en anabole steroïden en er in 2019 al een melding is gedaan van drugshandel vanuit de woning, aldus de burgemeester.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de woning een hoeveelheid softdrugs is aangetroffen, die de maximale toegestane gebruikershoeveelheid (van 5 gram) fors overschrijdt. Het is voor de voorzieningenrechter onduidelijk of de aangetroffen softdrugs in of vanuit de woning werden verhandeld. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt niet dat er in de woning attributen zijn aangetroffen, die duiden op handel van drugs in of vanuit de woning, zoals gripzakjes of een weegschaal. Voorafgaand aan het onderzoek van de KMar zijn geen overlastmeldingen geweest, die specifiek zagen op het dealen van drugs. Wel blijkt uit de bestuurlijke rapportage van de KMar dat er op 27 januari 2019 de volgende anonieme melding is gedaan: “
Drugshandel in [naam 2] . Vanuit de woning aan [adres] in [plaats] wordt gehandeld in pillen. Er komen veel klanten uit Duitsland en Oost Europese landen”. Nog afgezien van het feit dat deze melding van ruim vier jaar geleden is, stelt de voorzieningenrechter vast dat deze gaat over pillen en niet over hennep, terwijl de melding evenzeer kan zien op de handel in anabole steroïden, een middel dat
nietstaat op lijst I of II van de Opiumwet. De burgemeester heeft niet de bevoegdheid om de woning van verzoekers te sluiten vanwege het aantreffen van die middelen. In de bestuurlijke rapportage van de politie van 3 augustus 2023 is verder aangegeven dat uit gesprekken is gebleken dat omwonenden gedurende lange tijd overlast hebben ervaren van af en aan rijden van auto’s al dan niet met Nederlandse kentekens. Wat er ook zij van deze meldingen, niet duidelijk naar voren komt of deze zien op de handel in anabole steroïden of de handel in softdrugs of beiden, waarbij de voorzieningenrechter nogmaals opmerkt dat de burgemeester niet bevoegd is om een woning te sluiten als het handel in anabole steroïden betreft. Daarnaast hebben verzoekers de gestelde openbare ordeverstoring betwist door hangende bezwaar en ter zitting verklaringen over te leggen van de directe buren, die verklaren nooit overlast te hebben ervaren van verzoekers. Gelet op het voorgaande, heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende concreet gemaakt dat er sprake is van verbondenheid tussen de in de woning aangetroffen handelshoeveelheid softdrugs en de door de burgemeester gestelde aan de woning gerelateerde overlast en verstoring van de openbare orde. De noodzaak tot het sluiten van de woning is daarom onvoldoende gemotiveerd.
5.4.
De voorzieningenrechter merkt in dit kader nog op dat voor zover de burgemeester vreest voor herhaling van de aantasting van de openbare orde, omdat de oudste zoon van verzoekers sub 1 en 2 bekend staat om de handel in verdovende middelen en anabole steroïden, ter zitting duidelijk is geworden dat verzoekers sub 1 en 2 na het onderzoek van de KMar het contact met hun oudste zoon hebben verbroken.
Evenredigheid
6. Verzoekers hebben aangevoerd dat de sluiting van de woning onevenredig is. Door de psychische situatie (depressieve stoornis) van verzoeker sub 3 dient de burgemeester volgens verzoekers af te zien van de woningsluiting en te volstaan met een waarschuwing. Verzoeker sub 3 heeft naast depressiviteit ook last van paniekaanvallen, smetvrees en dwanghandelingen. Verzoeker sub 3 voelt zich alleen veilig in de eigen woning. Volgens verzoekers is hij zeer kwetsbaar. Verzoekers hebben medische stukken overgelegd om hun standpunt te onderbouwen. Volgens verzoekers heeft de burgemeester in het kader van de belangenafweging onvoldoende rekening gehouden met de medische omstandigheden van verzoeker sub 3.
6.1.
Uit de door verzoekers overgelegde medisch stukken van de MET ggz blijkt dat verzoeker sub 3 bij tegenslag (en zoals ook nu bij de onderhavige dreigende woningsluiting) door stress, spanning en angst, onder meer suïcidale gedachten ontwikkeld. De huisarts heeft in zijn verklaring van 23 oktober 2023 aangegeven dat ten aanzien van verzoeker sub 3 sprake is van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. De burgemeester betwist de medische klachten van verzoeker sub 3 niet en stelt in het bestreden besluit alleen dat uit de overgelegde medische stukken niet blijkt dat verzoeker sub 3 een binding heeft met de woning. Dit laatste heeft de huisarts in de hiervoor genoemde verklaring tegengesproken door zich op het standpunt te stellen dat de slaapkamer in de woning op dit moment de enige stabiliteit is, die verzoeker sub 3 heeft. De burgemeester is dan ook in het bestreden besluit onvoldoende inhoudelijk ingegaan op de belangen van verzoeker sub 3 en de gevolgen van de woningsluiting voor hem. De voorzieningenechter acht het bestreden besluit op dit onderdeel van de evenredigheid van de sluiting dan ook onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de noodzaak om de woning te sluiten op dit moment onvoldoende is gemotiveerd. Dat geldt ook voor de evenredigheid van de sluiting. Het belang van verzoekers en dan met name verzoeker sub 3 om hangende de behandeling van het bezwaar in de woning te kunnen blijven, weegt zwaarder dan het belang van de burgemeester om op dit moment de sluiting te kunnen realiseren. De voorzieningenrechter ziet dan ook voldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Het bestreden besluit wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de burgemeester de woning gedurende deze periode niet mag sluiten.
7.1.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. Ook veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,00 aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 november 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 3, eerste lid, van het beleid.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1913.