ECLI:NL:RBLIM:2023:6724

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
ROE 23/2567
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor huisvesting arbeidsmigranten

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 17 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, eigenaar van panden in de gemeente Gulpen-Wittem, had bezwaar gemaakt tegen een door de burgemeester opgelegde last onder dwangsom. Deze last was opgelegd ter voorkoming van een herhaalde overtreding van artikel 2:80, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) betreffende de huisvesting van arbeidsmigranten. De burgemeester had vastgesteld dat in de panden meer dan acht arbeidsmigranten verbleven zonder de vereiste exploitatievergunning, wat volgens hem een overtreding van de APV vormde.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond. Hoewel verzoeker stelde dat hij financieel benadeeld werd en dat de leegstand van de panden zou leiden tot verloedering, oordeelde de rechter dat deze argumenten onvoldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter volgde de burgemeester in zijn standpunt dat de twee panden samen als één huisvestingsvoorziening moeten worden beschouwd, en dat het bestreden besluit naar verwachting in de bezwaarprocedure stand zal houden.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen evident onrechtmatig besluit is en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Dit betekent dat de last onder dwangsom van de burgemeester in stand blijft, en verzoeker geen recht heeft op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2567

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 november 2023

in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.A. Stoks),
en

de burgemeester van Gulpen-Wittem (de burgemeester)

(gemachtigden: B.J. Molin en de heer J.M.P. Spelthan)

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker tegen de aan hem opgelegde last om dwangsom ter voorkoming van een herhaalde overtreding van artikel 2:80, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Gulpen-Wittem 2019 (APV) [1] in panden gelegen aan de [adres] in [plaats] .
1.1.
In het besluit van 30 augustus 2023 (bestreden besluit) heeft de burgemeester deze last onder dwangsom opgelegd. Verzoeker is daartegen in bezwaar gegaan. Daarnaast heeft hij hangende bezwaar verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 november 2023 op zitting behandeld. Gemachtigde van verzoeker is verschenen samen met [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker is eigenaar van de panden gelegen aan de [adres] in [plaats] . Hij huisvest arbeidsmigranten in deze panden. Volgens de gegevens uit het Kadaster bestaan de twee panden uit vier kadastrale objecten. Aan deze vier kadastrale objecten zijn negen gemeentelijke adressen toegekend. Verder zijn in de tweede panden vijftien zelfstandige woningen gevestigd.
2.1.
Bij brief van 8 maart 2023 heeft de burgemeester [verzoeker] geïnformeerd over het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Dit omdat tijdens verschillende controles is geconstateerd dat in de huisvestingsvoorziening aan de Valkenburgerweg te [plaats] ruim meer dan acht arbeidsmigranten verbleven zonder de daarvoor benodigde exploitatievergunning. Dit is volgens de burgemeester een overtreding van artikel 2:80, eerste lid, van de APV. Het voornemen heeft niet geleid tot het opleggen van een definitieve last omdat de burgemeester, vanwege een incident dat na het uitbrengen van het voornemen heeft plaatsgevonden, de panden op 2 juni 2023 op grond van artikel 174a Gemeentewet heeft gesloten voor de duur van drie maanden
2.2.
Naar aanleiding van een brief van 9 juni 2023, waarin verzoeker heeft aangekondigd dat hij na de sluiting (uiteindelijk) 58 arbeidsmigranten wil vestigen in de panden, heeft de burgemeester gekeken of er een exploitatievergunning voor het huisvesten van meer dan acht arbeidsmigranten ter plaatse kan worden verleend. De burgemeester heeft vervolgens besloten dat hij geen medewerking kan en wil verlenen aan het verlenen van een exploitatievergunning.
2.3.
Bij brief van 31 juli 2023 heeft de burgemeester verzoeker laten weten voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen ter voorkoming van een herhaalde overtreding van artikel 2:80, eerste lid, van de APV. Tegen dit voornemen heeft verzoeker zienswijze ingediend.
2.4.
In het bestreden besluit heeft de burgemeester - onder verwerping van verzoekers zienswijzen - verzoeker een last onder dwangsom opgelegd. De last luidt als volgt:
“De last onder dwangsom zal inhouden dat [verzoeker] , wanneer er na de begunstigingstermijn opnieuw wordt geconstateerd dat artikel 2:80 lid van de APV wordt overtreden een dwangsom ter hoogte van € 15.000,- verbeurt per geconstateerde overtreding met een maximum van € 45.000,-. Hiervoor zal ik een begunstigingstermijn hanteren tot 2 september 2023. Dit betekent concreet dat er vanaf 2 september 2023 niet meer dan 8 arbeidsmigranten mogen verblijven in de huisvestigingsvoorziening aan de Valkenburgerweg 6-8 (a, b en c) te Wijlre zonder de daarvoor vereiste exploitatievergunning.”
Verder heeft de burgemeester zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat de twee panden van verzoeker tezamen één huisvestingsvoorziening vormen en dat geen reden bestaat om aan te nemen dat een gedeelte van de panden daar los van moet worden gezien.
2.5.
Verzoeker is het daar niet mee eens. De panden gelegen aan de [adres] in [plaats] kunnen volgens verzoeker niet worden gezien als één enkele huisvestingsvoorziening. Er is naar de mening van verzoeker sprake van meerdere huisvestigingsvoorzieningen, tenminste vier.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
3.1.
De voorzieningenrechter zal allereerst moeten beoordelen of sprake is van een spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
3.2.
Verzoeker heeft betoogd dat hij een spoedeisend belang heeft, omdat hem een last onder dwangsom boven het hoofd hangt. Verder heeft hij een evident financieel belang. In de panden kunnen, uitgaande van vier huisvestingsvoorzieningen en met inachtneming van de door [bedrijf] vastgestelde normen, 27 personen worden gehuisvest. Het feit dat de panden thans niet (meer) gebruikt kunnen worden werkt verloedering van de panden en de buurt in de hand en heeft negatieve gevolgen voor de reputatie van verzoeker. Bovendien kan verzoeker in een acute behoefte voorzien door internationale werknemers te huisvesten. In ieder geval is sprake van een evident onrechtmatig besluit. Dit omdat de panden tezamen door de burgemeester ten onrechte zijn aangemerkt als één huisvestingsvoorziening.
3.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op grond van wat verzoeker heeft gezegd en overgelegd niet kan worden geoordeeld dat sprake is van de vereiste onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek ziet alleen op een financieel belang. Een financieel belang vormt in de regel op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen, zo volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State. [2] Dit kan anders zijn, indien aannemelijk is dat verzoeker zal komen te verkeren in een financiële noodsituatie. Daarvan is in het geval van verzoeker niet gebleken en door verzoeker is dit ook niet aannemelijk gemaakt. Ook anderszins bestaat geen aanleiding om onverwijlde spoed aan te nemen. Het betoog van verzoeker dat hij reputatieschade lijdt als gevolg waarvan bepaalde partijen geen zaken meer met hem willen doen, levert evenmin een spoedeisend belang op, omdat dit ook een financieel belang betreft. De stellingen van verzoeker dat er een tekort is aan bedden waar arbeidsmigranten kunnen worden gehuisvest en dat leegstand verloedering van de buurt in de hand werkt, zien naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op een rechtstreeks belang van verzoeker zelf.
3.4.
Het bovenstaande leidt ertoe dat geoordeeld moet worden dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.
Is er sprake van een evident onrechtmatig besluit?
4. Als er geen sprake is van een spoedeisend belang, kan er een voorlopige voorziening worden getroffen als er sprake is van een evident onrechtmatig besluit. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door de burgemeester ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit in de bezwaarprocedure stand zal houden.
4.1.
Op basis van wat partijen hebben aangevoerd over de vraag of er met betrekking tot de twee panden van verzoeker sprake is van één huisvestingsvoorziening of meerdere, is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit. De voorzieningenrechter kan - gelet op de definitie van het begrip huisvestingsvoorziening in de APV [3] - de burgemeester volgen in zijn standpunt dat de twee panden gelegen aan de [adres] in [plaats] aangemerkt moeten worden als één locatie van geconcentreerde huisvesting van arbeidsmigranten en dus als één huisvestingsvoorziening. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de vereiste exploitatievergunning bij huisvesting van meer dan acht arbeidsmigranten ten doel heeft om een veilige en kwalitatief goede huisvesting van arbeidsmigranten te stimuleren en, met het oog op de openbare orde, veiligheid en het woon- en leefklimaat in de omgeving, overlast in de directe nabije omgeving te voorkomen. Gelet hierop kan de impact van de arbeidsmigranten op de nabije omgeving van de panden niet per kadastraal object, huisnummer of wooneenheid worden bezien. Het bestreden besluit zal naar verwachting in bezwaar in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
5.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 november 2023
De griffier is niet in staat de uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 november 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In dit artikellid is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een huisvestingsvoorziening te gebruiken voor de huisvesting van meer dan acht arbeidsmigranten.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2885.
3.Zie artikel 2:79, eerst lid, aanhef en onder b, van de APV, waarin is bepaald dat onder huisvestingsvoorziening wordt verstaan: voor bewoning geschikt gemaakte onroerende zaken en woningen.