In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. E. El-Sharkawi, van gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.J.P.H. Stoelhorst, de nakoming van een (uitgestelde) bruidsgave na hun echtscheiding. Eiser en gedaagde waren gehuwd in Egypte en hadden een aanvullende overeenkomst op hun huwelijkscontract ondertekend, waarin de bruidsgave was vastgelegd. De echtscheiding werd op 28 april 2021 in Nederland uitgesproken en erkend in Egypte op 29 maart 2022. Eiser vorderde 400 gram goud en een bedrag van 150.000 Egyptische Pond, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de overeenkomst geen juridische waarde had in Egypte.
De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had op basis van de woonplaats van gedaagde in Nederland. De rechter concludeerde dat de aanvullende overeenkomst als een bruidsgave moest worden gekwalificeerd en dat deze naar Egyptisch recht moest worden beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiser gegrond was en dat gedaagde moest voldoen aan de eisen van de overeenkomst. De kantonrechter wees de vordering tot wettelijke rente en incassokosten af, maar compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis werd uitgesproken op 15 november 2023.