ECLI:NL:RBLIM:2023:6465

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
C/03/307664 / HA ZA 22-332
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing beroep op dwaling bij vaststellingsovereenkomst; geen schending mededelingsplicht

In deze zaak hebben de eisers, bewoners van een appartementencomplex, een vordering ingesteld tegen Q-Park Real Estate Netherlands B.V. en Q-Park Operations Netherlands B.V. met betrekking tot de tarieven van hun bewonersabonnementen voor een parkeergarage. De eisers stellen dat zij bij het aangaan van een vaststellingsovereenkomst in 2017 hebben gedwaald over de marktconforme tarieven, die later door het gerechtshof zijn vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten om onenigheid over de tarieven te beëindigen en dat een beroep op dwaling in dit geval niet openstaat. De rechtbank oordeelt dat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat Q-Park hen onjuist heeft geïnformeerd of relevante informatie heeft verzwegen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en veroordeelt hen in de proceskosten. In reconventie heeft Q-Park ook vorderingen ingesteld, die eveneens zijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat de eisers niet in hun vorderingen zijn geslaagd en dat de proceskosten voor hen komen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/307664 / HA ZA 22-332
Vonnis van 1 november 2023
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2],
te [woonplaats] ,
3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna afzonderlijk te noemen [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] ,
en samen te noemen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
advocaat: mr. H.J.G. Braakhuis,
tegen

1.Q-PARK REAL ESTATE NETHERLANDS B.V.,

te Maastricht,
2.
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS B.V.,
te Maastricht,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: Q-Park,
advocaat: mr. S.J. van Leeuwen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte houdende overlegging producties met de producties 1 tot en met 14 zijdens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met de producties 1 tot en met 7;
- de brief van 16 november 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de akte houdende eisvermindering, tevens houdende overlegging aanvullende producties, met de producties 8 tot en met 10 zijdens Q-Park;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 20 april 2023;
- de spreekaantekeningen van mr. Braakhuis;
- de spreekaantekeningen van mr. Van Leeuwen;
- de reactie op het proces-verbaal zijdens Q-Park.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] zijn bewoners van appartementen in het appartementencomplex ‘ [naam complex] ’ aan de [straatnaam] in [woonplaats] .
2.2.
Q-Park Real Estate Netherlands B.V. (gedaagde in conventie sub 1; hierna: Q-Park Real Estate) is rechthebbende op het appartementsrecht van de parkeergarage die onder het appartementencomplex ligt (hierna: de parkeergarage). Q-Park Operations Netherlands B.V. (gedaagde in conventie sub 2; hierna: Q-Park Operations) exploiteert parkeerplaatsen in de parkeergarage.
2.3.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben ieder een stallingsovereenkomst met Q-Park Operations gesloten, uit hoofde waarvan zij bewonersabonnementen afnemen (hierna: het bewonersabonnement). Dit abonnement houdt in het recht om één voertuig 24 uur per dag, 7 dagen per week op een zwerfplaats in de parkeergarage te stallen. Q-Park is op grond van de splitsingsakte gehouden iedere appartementseigenaar een parkeerplaats aan te bieden.
2.4.
Op de stallingsovereenkomsten zijn de Algemene Voorwaarden Parkeren 12.2020 van Q-Park van toepassing. Hierin is, voor zover thans van belang, als volgt bepaald:

8.Niet-nakoming

8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die (…) op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling is vereist. Q-park is alsdan gerechtigd de overeenkomst middels schriftelijk bericht te beëindigen (…). De klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden (…).
8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 250,-, tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt.
2.5.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de hoogte van het tarief van de bewonersabonnementen. Vanaf 2011 hebben hierover gesprekken tussen Q-Park en de Vereniging van Eigenaars van het appartementencomplex waar [eisers in conventie, verweerders in reconventie] wonen (hierna: VvE) plaatsgevonden.
2.6.
Bij brief van 14 maart 2017 heeft mr. Braakhuis, namens de VvE, Q-Park aangeschreven met het verzoek om overleg over (onder meer) de hoogte van de tarieven. Hierop heeft een briefwisseling tussen mr. Braakhuis en Q-Park plaatsgevonden.
2.7.
Bij brief van 13 april 2017 heeft Q-Park aan mr. Braakhuis bericht akkoord te kunnen gaan met een vaste vergoeding gedurende de jaren 2017-2021 van € 237,50 per maand inclusief BTW, op 1 januari 2022 te verhogen tot € 250,-- inclusief BTW per maand, gevolgd door een jaarlijkse indexering – voor het eerst op 1 januari 2023 – op basis van het CPI.
2.8.
In juli/augustus 2017 heeft (de rechtsvoorganger van) Q-Park Real Estate met iedere bewoner die het gebruiksrecht niet voor een langere termijn had afgekocht (16 van de 19 bewoners) een vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de vaststellingsovereenkomst). [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft de vaststellingsovereenkomst ondertekend op 25 juli 2017.
2.9.
In de considerans bij de vaststellingsovereenkomst is onder meer vermeld:
E. Tussen Partijen bestaat een verschil van mening over de vraag welke huurprijs resp. abonnementstarief Q-Park mag rekenen voor een (zwerf)parkeerplaats in de Parkeergarage;
F. Partijen besloten hebben om daarover een wederzijds bindende afspraak te maken en deze vast te leggen in deze Vaststellingsovereenkomst;
2.10.
De artikelen 5 tot en met 7 van de vaststellingsovereenkomst luiden (voor zover thans relevant):
Artikel 5 (Tarief Bewonersabonnement)
1.
De kosten van een Bewonersabonnement (het ‘Tarief’) bedragen op de ingangsdatum Euro € 237,50 per maand inclusief BTW (…);
2.
(…)
3.
(…)
4.
Op 1 januari 2022 wordt het Tarief € 250,00 incl. BTW per maand (…). Dit Tarief wordt jaarlijks per 1 januari, voor het eerst op 1 januari 2023 aangepast op basis van de consumentenprijsindex (CPI) reeks alle huishoudens (2005 = 100) van het CBS. (…)
5.
(…)
6.
(…)
Artikel 6 (aanvaarding Tarief)
1.
Door ondertekening van deze overeenkomst verklaren de Betrokken Eigenaren het Tarief en de verdere afspraken met betrekking tot het Bewonersabonnement te aanvaarden als, gezien de in de splitsingsakte vastgelegde regeling, redelijk, en doen voor de looptijd van deze overeenkomst afstand van hun recht het Tarief en de verdere afspraken ter discussie te stellen.
Artikel 7 (duur Overeenkomst)
1.
De overeenkomst vangt aan op 1 juli 2017 en eindigt per de datum dat Q-Park niet langer eigenaar is van de Parkeergarage.
2.
(…)
2.11.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] betaalden – ten tijde van dagvaarding – op basis van de vaststellingsovereenkomst met ingang van 1 januari 2022 € 250,- inclusief BTW per maand. Het appartement en het bewonersabonnement voor de parkeergarage waarvan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] gebruik maakt staat op naam van Cassius B.V.
2.12.
Het gerechtshof ’s Hertogenbosch (hierna: het hof) heeft bij tussenarrest van 4 augustus 2015 [1] (hierna: het Tussenarrest) in een andere zaak van appartementseigenaren tegen Q-Park – voor zover thans van belang – overwogen:
(…)
3.10.
Het begrip “marktconform”:
3.10.1.
Het Het geschil spitst zich toe op de uitleg van het begrip “marktconform” welk begrip in de akte niet is gedefinieerd.Een algemene definitie van het begrip “marktconform” valt niet te geven maar behoeft ook niet te worden gegeven. Het gaat immers slechts om datgene waartoe de rechthebbende van het parkeergarage-appartement en de rechthebbenden van een woonappartement zich krachtens de in de splitsingsakte opgenomen kwalitatieve verhuurverplichting over en weer jegens elkaar hebben verplicht.Nu de bepaling voorkomt in een notariële akte (…) komt het aan op de in de akte tot uiting gebrachte partijbedoeling (…) welke bedoeling moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven. (…) Uit de akte blijkt niet dat het de bedoeling van partijen is geweest om de term “marktconform” te definiëren c.q. om de prijs te fixeren op een (van te voren bepaald (…) bedrag. (…)
3.10.3.
Het standpunt van QP komt er in de kern op neer dat de prijs die zij vraagt en welke de gebruikers, kennelijk, bereid zijn te betalen, de marktconforme prijs ìs. De prijs wordt mede bepaald door externe factoren, zoals de aanwezigheid van kortparkeerders in dezelfde garage, welke aanwezigheid een prijsopdrijvend effect heeft.Het hof oordeelt als volgt. Wat daarvan in zijn algemeenheid ook zij, in de relatie tussen partijen kan niet worden aanvaard dat QP aldus geheel eenzijdig de prijs kan vragen en kan blijven verhogen naar gelang haar goed dunkt, en dat uit de enkele omstandigheid dat die hogere prijs in de praktijk wordt aanvaard – immers doordat er feitelijk toch wordt geparkeerd en afgerekend – kan worden afgeleid dat die hogere prijs dus feitelijk marktconform is. In het woord marktconform ligt een objectivering en prijsvergelijking besloten. Ook haar monopoliepositie speelt daarbij een rol. Haar kan niet worden verweten dat zij monopolist is, doch in het kader van de uitvoering van de Bepaling in de splitsingsakten kan haar de wijze waarop zij van haar monopoliepositie gebruik maakt wel worden getoetst.De door QP gemaakte vergelijking met een binnenstad van een oude stad gaat niet geheel op. Voor een oude binnenstad geldt dat er vaak gewoonweg geen parkeerruimte ìs, ook niet in parkeergarages (waarvan de prijzen zijn afgestemd op kortparkeren). De bewoner die daar gaat wonen weet dat en neemt die onvermijdelijke consequentie op de koop toe. In het onderhavige geval is er echter wel parkeerruimte, zelfs specifiek toegesneden op gebruik door de bewoners van de bovengelegen appartementen, maar deze wordt door de exploitant mogelijk te duur gehouden.
3.10.4.
Het hof acht het voorts een onjuist uitgangspunt om bij de bepaling van wat een marktconforme prijs – in dit geval! – is een grote mate van invloed toe te kennen aan het gegeven dat in diezelfde garage ook kortparkeerders parkeren. (…) Het woord marktconform ziet immers op een situatie bedoeld voor de bewoners van de bovengelegen appartementen en niet voor kortparkeerders.
3.11.
Het hof acht het vooralsnog redelijk om het begrip “marktconforme huurprijs” – in deze specifieke situatie – uit te leggen aldus dat daaronder wordt verstaan een huurprijs in vergelijkbare gebouwen in vergelijkbare steden in Nederland. (…)
3.11.1.
Het hof zal opdracht geven aan een deskundige om dat een en ander te onderzoeken. (…)
2.13.
Bij eindarrest van 11 februari 2020 [2] (hierna: het Arrest) heeft het hof op basis van een door deskundigen vastgestelde bandbreedte ( € 588,- tot € 1.237,- per jaar inclusief BTW) de marktconforme prijs voor een parkeerplaats voor de bewoners in die zaak vastgesteld op € 1.100,- per jaar inclusief BTW (prijspeil 2018).
2.14.
Bij brief van 19 februari 2021 heeft mr. Braakhuis Q-Park namens vijftien appartementseigenaren (waaronder [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ) bericht dat, gelet op het Arrest, de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, met het verzoek opnieuw in overleg te treden over aanpassing van de tarieven. Q-Park heeft hierop afwijzend gereageerd, welk standpunt zij in de daaropvolgende correspondentie heeft gehandhaafd.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] vorderen – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tussen [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] (eiser sub 1) en Q-Park gesloten vaststellingsovereenkomst van 13 juli 2017 vernietigt wegens (wederzijdse) dwaling;
2. Q-Park veroordeelt de stallingsplaatsen in de parkeergarage tegen marktconforme prijzen aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan te bieden op basis van een prijs van € 1.100,- per jaar inclusief BTW (prijspeil 2018) per stallingsplaats, te indexeren op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (CPI), reeks alle huishoudens (2000 = 100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
3. voor recht verklaart dat de prijzen over de kalenderjaren 2020 en 2021 worden begroot op basis van € 1.100,- per jaar inclusief BTW (prijspeil 2018) per parkeerplaats en een indexatie (vermindering) voor die jaren op basis van de wijziging van het jaarprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens (2000 = 100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
met veroordeling van Q-Park in de proceskosten met wettelijke rente.
3.2.
Als grondslag voor deze vorderingen hebben [eisers in conventie, verweerders in reconventie] een beroep gedaan op
(primair)dwaling bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst,
(subsidiair)misbruik van omstandigheden,
(meer subsidiair)strijd met artikel 24 Mededingingswet en
(uiterst subsidiair)de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De schending van artikel 24 Mededingingswet betekent, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , dat sprake is van een onrechtmatige daad. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] vorderen op die grond schadevergoeding, die moet worden verdisconteerd in het tarief.
3.3.
Q-Park voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
Q-Park vordert, na vermindering van eis, – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 17.799,50 ter zake de werkelijke juridische kosten die Q-Park Operations (eiser sub 2) in dezen heeft gemaakt tot aan de datum van dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de juridische kosten die Q-Park Operations (eiser sub 2) heeft gemaakt in de periode vanaf 29 september 2022, te betalen binnen 14 dagen na ontvangst van een factuur met specificatie van Q-Park, waaruit de werkelijke juridische kosten blijken en – voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
met veroordeling van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de proceskosten.
3.6.
Q-Park baseert deze vordering tot veroordeling in de reële proceskosten op haar algemene voorwaarden.
3.7.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] voeren verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
Bevoegdheid
4.1.
Met partijen is de rechtbank van oordeel dat de bewonersabonnementen niet gekwalificeerd kunnen worden als huurovereenkomst, zodat de rechtbank bevoegd is.
Opmerkingen bij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling zijdens Q-Park
4.2.
De rechtbank heeft kennis genomen van de opmerkingen van mr. Van Leeuwen bij het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Nu deze opmerkingen niet van belang zijn voor de hierna volgende beoordeling van het geschil zal de rechtbank deze buiten beschouwing laten.
Vorderingen [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3]
4.3.
Q-Park heeft aangevoerd dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] (eiser sub 3) in zijn vorderingen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu hij geen rechthebbende op een appartementsrecht is en ook geen bewonersabonnement heeft afgesloten. Rechthebbende op het appartementsrecht is immers Cassius B.V., terwijl ook het bewonersabonnement is aangevraagd door Cassius B.V., aldus Q-Park.
4.4.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] erkennen dat Cassius B.V. rechthebbende is op het appartementsrecht en het bewonersabonnement heeft afgesloten, maar stellen zich op het standpunt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] wel partij is voor Q-Park, omdat hij de feitelijke persoon achter Cassius B.V. is en zijn auto in de parkeergarage parkeert.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank moeten de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] worden afgewezen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij appartementseigenaar is en dat hij een bewonersabonnement heeft bij Q-Park. Uit het procesdossier blijkt echter dat zowel het appartementsrecht als de stallingsovereenkomst waarop [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] zich beroept op naam van Cassius B.V. staat. Daarmee ontbreekt de feitelijke grondslag aan de vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] , zodat deze voor afwijzing gereed liggen. Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 3] de feitelijke gebruiker van het appartement en de parkeerplaats is, doet daaraan niet af.
Beroep op dwaling
4.6.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] stellen dat zij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst hebben gedwaald ten aanzien van (de bandbreedte voor) het marktconforme tarief voor vergelijkbare parkeerplaatsen, zoals vastgesteld in de procedure die heeft geleid tot het Arrest. Hoewel sprake is van een vaststellingsovereenkomst is in dit geval een beroep op dwaling volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] mogelijk, omdat Q-Park hen ten onrechte niet heeft geïnformeerd over deze andere procedure en de tussenarresten die in daarbij 2015 waren gewezen. Dit had Q-Park, gelet op het verschil tussen partijen in deskundigheid en wetenschap, wel moeten doen, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie] Door het verzwijgen van deze informatie zijn [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op het verkeerde been gezet en is sprake van een misvatting in wat partijen als zeker en onbetwist aan de vaststellingsovereenkomst ten grondslag hebben gelegd. Bovendien verkeerden [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , als gebonden gebruikers, in een afhankelijke positie ten opzichte van Q-Park. De door Q-Park verzwegen informatie betreft geen toekomstige omstandigheid, want de in de andere procedure uiteindelijk vastgestelde tarieven bestonden al ten tijde van het sluiten van de vaststellingovereenkomst, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie]
4.7.
Q-Park stelt zich op het standpunt dat een beroep op dwaling ten aanzien van het tarief niet openstaat, nu de vaststellingsovereenkomst juist is gesloten om onenigheid daarover te beëindigen. Verder heeft Q-Park, samengevat, onder meer gesteld dat geen sprake is van dwaling, omdat de in het arrest genoemde bandbreedte niet algemeen geldt en bovendien door Q-Park wordt betwist dat dit een juiste tariefstelling is. Q-Park hanteert, mede gelet op de door haar te maken kosten en het beginsel van contractsvrijheid, redelijke tarieven. Q-Park betwist verder dat zij informatie zou hebben achtergehouden. Zij wijst er in dat verband op dat de advocaat van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betrokken was bij de procedure waarin het arrest is gewezen, zodat er geen aanleiding voor Q-Park was om [eisers in conventie, verweerders in reconventie] nog te wijzen op informatie uit die procedure. Ten slotte stelt Q-Park zich op het standpunt dat het object van de dwaling – de bandbreedte voor de tarieven die uit het arrest volgt – een toekomstige omstandigheid betreft, zodat een beroep op dwaling niet openstaat.
4.8.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de dwalingsregeling bij een vaststellingsovereenkomst met terughoudendheid moet worden toegepast. Een dergelijke overeenkomst heeft immers juist tot doel een einde te maken aan een onzekere toestand. Partijen kunnen daarom in beginsel geen beroep doen op dwaling met betrekking tot de onderwerpen waarover juist werd getwist of onzekerheid bestond. Dit kan echter anders zijn indien de dwaling op het conto van de wederpartij kan worden geschreven, omdat zij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst onjuiste informatie heeft verstrekt (o.a. HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3129) of relevante informatie voor zich heeft gehouden (o.a. Hof Arnhem-Leeuwarden 14 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7327). Een beroep op wederzijdse dwaling is verder mogelijk voor zover de onjuiste voorstelling van zaken betrekking had op hetgeen partijen als zeker en onbetwist aan de vaststellingsovereenkomst ten grondslag hebben gelegd.
4.9.
De rechtbank stelt voorop dat de vaststellingsovereenkomst tussen [eisers in conventie, verweerders in reconventie] en Q-Park is opgesteld om een einde te maken aan het geschil tussen partijen over de door Q-Park te hanteren abonnementstarieven. In zoverre staat een beroep op dwaling ten aanzien van de tarieven in beginsel niet open. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] stellen echter dat de dwaling is te wijten aan Q-Park, nu deze hen bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst bewust niet heeft geïnformeerd. De rechtbank volgt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet in dit standpunt.
Daarbij overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat het hof de marktconforme prijs (in de rechtsverhouding tussen die procespartijen) eerst heeft vastgesteld bij het Arrest in 2020, dus ná de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst (in 2017). Q-Park was daarvan op het moment van totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst dus nog niet op de hoogte.
Daar komt bij dat het in de desbetreffende procedure ging om een op die rechtsverhouding toegespitste uitleg van het begrip ‘marktconform’, zoals genoemd in de (in die rechtsverhouding van toepassing zijnde) akte van splitsing van de appartementsrechten. Op grond van die akte van splitsing was Q-Park immers gehouden aan de appartementseigenaren een parkeerplaats tegen ‘marktconforme prijzen’ aan te bieden. Dat Q-Park is gehouden ook ten aanzien van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] marktconforme prijzen te hanteren is echter niet gebleken. De stelling dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in een vergelijkbare situatie verkeren, omdat zij eveneens gebonden gebruikers zijn en in het centrum van Maastricht wonen, volstaat daartoe niet. Dit brengt immers niet noodzakelijkerwijs mee dat marktconforme prijzen (laat staan de prijzen zoals bedoeld in de akte van splitsing in een andere zaak, in een andere parkeergarage) moeten worden gehanteerd. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat Q-Park op basis van het Tussenarrest – nog daargelaten dat de daarin opgenomen overwegingen ten aanzien van het tarief nog weinig concreet zijn, zodat onduidelijk is welke concrete rechten [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hieraan hadden willen ontlenen – [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op het bestaan van het Tussenarrest had moeten wijzen of zelfs had moeten voorstellen het eindarrest in die procedure af te wachten.
De rechtbank overweegt in dit verband ten overvloede dat in de aan de vaststellingsovereenkomst voorafgaande correspondentie tussen de advocaten van partijen (zie rov. 2.6 en 2.7) door Q-Park (zijdelings) is verwezen naar de andere procedure (brief van 22 maart 2017, productie 3 Q-Park), waarin mr. Braakhuis eveneens als advocaat was betrokken. Mr. Braakhuis – die op dat moment optrad voor de VvE van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] – was dus bekend met het Tussenarrest, dat bovendien al gepubliceerd en dus ook voor [eisers in conventie, verweerders in reconventie] toegankelijk was. Daarbij komt dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op basis van eigen onderzoek wisten dat bij parkeergarages in de buurt lagere tarieven werden gehanteerd, en er met die wetenschap kennelijk toch voor hebben gekozen de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen tarieven te aanvaarden.
4.10.
Het beroep op wederzijdse dwaling stuit af op de hiervoor genoemde hoofdregel: partijen beoogden met de vaststellingsovereenkomst een einde te maken aan hun geschil over de tarieven voor bewonersabonnementen. Het feit dat nadien in een rechterlijke uitspraak (in een andere zaak) lagere tarieven zijn vastgesteld kan dan niet leiden tot een geslaagd beroep op dwaling. Voor zover [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan dit beroep ten grondslag hebben willen leggen dat partijen gezamenlijk aan hun vaststellingsovereenkomst een onjuiste veronderstelling ten grondslag hebben gelegd is dit standpunt onvoldoende onderbouwd.
Misbruik van omstandigheden
4.11.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] beroepen zich subsidiair op misbruik van omstandigheden. Van misbruik van omstandigheden is, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , sprake omdat Q-Park (i) onverkort vasthoudt aan de overeenkomst, terwijl zij weet dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] meer dan het dubbele van de marktconforme prijs betalen en (ii) Q-Park weigert het tarief aan te passen, terwijl zij gehouden is de beslissing van het hof in de andere procedure ten aanzien van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] over te nemen, nu (ook) [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gebonden gebruikers zijn.
4.12.
Q-Park heeft zich verweerd met de stelling dat het bij een beroep op misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 BW moet gaan om een gebrek in de wilsvorming ten tijde van de totstandkoming van de rechtshandeling. Nergens volgt uit, aldus Q-Park, dat van een dergelijk wilsgebrek bij [eisers in conventie, verweerders in reconventie] sprake was op het moment van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst.
4.13.
Afgezien van feit dat onduidelijk is welk rechtsgevolg [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan hun stellingen verbinden, kan het beroep op deze grondslag niet slagen, omdat – zoals ook door Q-Park gesteld – misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW ziet op wilsgebreken ten tijde van de totstandkoming van de rechtshandeling. De door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aangevoerde feiten zien echter niet op de situatie ten tijde van de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, maar – naar de rechtbank begrijpt – op de houding van Q-Park tegenover de wens van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] om de (reeds enige jaren bestaande) vaststellingsovereenkomst alsnog aan te passen. Voor zover [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben bedoeld tevens aan het beroep misbruik van omstandigheden ten grondslag te leggen dat zij als gebonden gebruikers in hun vrijheid beperkt zijn geweest bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst, slaagt dit beroep evenmin. Het was immers op initiatief van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat de onderhandelingen die hebben geleid tot de vaststellingsovereenkomst zijn gestart en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zijn deze overeenkomst welbewust – met wetenschap van het feit dat bij parkeergarages in de omgeving lagere tarieven werden gehanteerd – aangegaan.
Misbruik van economische machtspositie
4.14.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] stellen dat Q-Park een monopoliepositie heeft, aangezien zij vrijwel alle parkeergelegenheden in Maastricht beheert. Dit is bevestigd door het hof, dat in het Tussenarrest (rov. 3.10.3) spreekt van een monopoliepositie, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie] Van deze positie maakt Q-Park misbruik door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aan het overeengekomen tarief te houden, terwijl zij weet, dat dit geen redelijke en marktconforme prijs is. Dit vormt, aldus [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , een onrechtmatige daad, op welke grond schadevergoeding is verschuldigd. Deze schadevergoeding moet worden verdisconteerd in het tarief.
4.15.
Q-Park betwist dat sprake is van een economische machtspositie; deze is immers niet uit één enkele factor (zoals een marktaandeel) af te leiden, maar ontstaat door een combinatie van factoren. Daarbij wijst Q-Park erop dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] voldoende alternatieven tot hun beschikking hebben. Daarnaast betwist Q-Park dat sprake is van misbruik van een economische machtspositie: zij is ten opzichte van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet gehouden aan de door het hof vastgestelde bandbreedte voor de tarieven, terwijl bovendien voor misbruik de prijsstelling excessief moet zijn. Daarvoor is onvoldoende gesteld.
4.16.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eisers in conventie, verweerders in reconventie] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van misbruik van een economische machtspositie. Artikel 1, onderdeel i van de Mededingingswet definieert ‘economische machtspositie’ als de ‘positie van een of meer ondernemingen die hen in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan te verhinderen door hun de mogelijkheid te geven zich in belangrijke mate onafhankelijk van hun concurrenten, hun leveranciers, hun afnemers of de eindgebruikers te gedragen’. De enkele stelling dat Q-Park nagenoeg alle parkeergelegenheden in Maastricht beheert is, mede in het licht van het door Q-Park gevoerde verweer, onvoldoende om te constateren dat sprake is van een economische machtspositie in de zin van de Mededingingswet. Het feit dat het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in het Tussenarrest spreekt over een monopoliepositie maakt dit niet anders, nu is gesteld noch gebleken dat het hof deze term in de zin van artikel 24 van de Mededingingswet heeft gehanteerd.
Ook ten aanzien van het misbruik heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te weinig gesteld. Het hanteren van onbillijk hoge, excessieve prijzen – dat wil zeggen, prijzen die niet in een redelijke verhouding staan tot de economische waarde van de geleverde prestatie – kan weliswaar misbruik van een economische machtspositie opleveren, maar het had op de weg van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gelegen voldoende gemotiveerd te stellen dat hiervan in dit geval sprake is. Dit mede in het licht van het feit dat de enkele omstandigheid dat gehanteerde tarieven hoger zijn dan een tariefniveau dat nadien wordt vastgesteld niet volstaat om misbruik vast te stellen (vgl. Rb. Rotterdam 3 juli 2013, NJF 2013/382, met betrekking tot sectorspecifieke regulering). Dit betekent dat ook het beroep op misbruik van economische machtspositie niet slaagt.
Strijd met redelijkheid en billijkheid
4.17.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] hebben zich in dit verband voorts beroepen op de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie zeer terughoudend moet worden omgegaan met de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank is van oordeel dat door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] onvoldoende zwaarwegende feiten en omstandigheden zijn gesteld die meebrengen dat het door hen met Q-Park overeengekomen tarief naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De omstandigheid, zoals door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] aangevoerd, te weten het onverkort vasthouden aan de overeenkomst terwijl het tarief twee keer zo hoog is als het marktconforme bedrag dat is vastgesteld door het hof is, wat hier ook van zij, onvoldoende om te oordelen dat de prijs in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zoals hiervoor reeds overwogen is de positie van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] niet gelijk aan die van de bewoners die in het arrest worden genoemd en is niet gebleken dat Q-Park jegens hen is gehouden een marktconform tarief te hanteren.
Slotsom
4.18.
Het beroep van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op dwaling, misbruik van omstandigheden, de Mededingingswet en de redelijkheid en billijkheid wordt verworpen, zodat de vorderingen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.19.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat
€ 1.495,00(2,5 punten × tarief € 598,00)
Totaal € 4.332,00
In reconventie
4.20.
Q-Park vordert vergoeding van haar reële proceskosten, onder verwijzing naar artikel 8.2 van de Algemene Voorwaarden (zie rov. 2.4). Op basis van deze bepaling zijn [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gehouden tot vergoeding van alle werkelijke juridische kosten die Q-Park heeft moeten maken teneinde zich in deze procedure te verweren tegen de vorderingen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] , aldus Q-Park. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] voeren gemotiveerd verweer.
4.21.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 8.2. van de Algemene Voorwaarden niet van toepassing is, nu dit artikel staat opgenomen onder het kopje ‘niet-nakoming’ en ook overigens uit de tekst van het artikel blijkt dat dit artikel van toepassing is indien sprake is van een tekortkoming van de klant in de nakoming van de overeenkomst. Daarvan is in de onderhavige zaak geen sprake. Ook overigens ziet de rechtbank geen reden voor een reële proceskostenveroordeling, nu een vordering tot vergoeding van alle proceskosten, waaronder die van de advocaat, in beginsel alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.22.
Q-Park zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
€ 1.196,00(2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 598,00)
Totaal € 1.196,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald, de ander bevrijdt, in de proceskosten Q-Park, tot op heden begroot op € 4.332,00,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
veroordeelt Q-Park in de proceskosten, aan de zijde van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] tot op heden begroot op € 1.196,00,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023.

Voetnoten

1.ECLI:GHSHE:2015:3004
2.ECLI:GHSHE:2020:406.