ECLI:NL:RBLIM:2023:6453

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
10670726 AZ 23-85
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek tot vernietiging van de opzegging in een arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerder]. De werknemer had op 27 juni 2023 op staande voet ontslag gekregen van zijn werkgever, die hem beschuldigde van het meenemen van goederen en geld uit de kassa zonder toestemming. De werknemer verzocht om vernietiging van het ontslag en om doorbetaling van zijn loon, evenals om een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De werkgever betwistte de claims van de werknemer en stelde dat er wel degelijk sprake was van een dringende reden voor het ontslag.

De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. Het bleek dat de werknemer zonder toestemming goederen van de werkgever had meegenomen en geld uit de kassa had gehaald. De kantonrechter oordeelde dat deze handelingen een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverden. De werknemer had niet overtuigend aangetoond dat hij toestemming had om de goederen mee te nemen, en zijn verklaringen over het geld uit de kassa waren inconsistent.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag afgewezen, maar heeft hij de werkgever wel veroordeeld tot betaling van het achterstallig loon en vakantiebijslag tot de datum van ontslag. De verzoeken om vergoedingen werden afgewezen, omdat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10670726 AZ VERZ 23-85
Beschikking van 26 oktober 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. F.A.J. Peters
tegen
[verweerder] , handelend onder de naam [handelsnaam],
kantoorhoudend te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 5 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] exploiteert onder de naam [handelsnaam] een winkel waar fietsen en fietsaccessoires verkocht worden en waar ook reparaties verricht worden.
2.2.
[verzoeker] is op 1 april 2022 op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een half jaar in dienst getreden van [verweerder] in de functie van fietsmonteur. De arbeidsovereenkomst is telkens verlengd, voor het laatst op 31 maart 2023. Partijen zijn overeengekomen dat [verzoeker] per maand recht heeft op € 1.975,00 netto loon exclusief 8% vakantiebijslag.
2.3.
[verweerder] heeft aan [verzoeker] van het loon over de maand mei 2023 € 1.500,00 betaald. [verweerder] heeft in die maand en ook daarna geen vakantiebijslag aan [verzoeker] betaald.
2.4.
Bij brief van 27 juni 2023 heeft [verweerder] [verzoeker] op staande voet ontslagen. [verweerder] heeft in deze brief vermeld dat:
- [verzoeker] op zijn eigen marktplaatsaccount een fietsbril en een fietslamp (Trelock LS760) te koop heeft gezet en dat die zaken van [verweerder] zijn;
- [verzoeker] op 5 juni 2023 een stuurpen heeft meegenomen, de voorraad op nul gezet heeft en dat dit product niet is afgerekend;
- op camerabeelden is te zien dat [verzoeker] op diverse momenten geld uit de kassa haalt en in zijn broekzak stopt.
[verweerder] heeft op basis hiervan geconcludeerd dat [verzoeker] zijn vertrouwen onwaardig is geworden en dat sprake is van een dringende reden.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt - zakelijk weergegeven - :
  • de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen;
  • [verweerder] te veroordelen tot betaling van het (achterstallig) loon;
  • [verweerder] te veroordelen tot betaling van een “billijke transitievergoeding” en een “vergoeding voor onterecht ontslag”;
  • [verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] stelt ter onderbouwing van zijn verzoek dat er geen sprake is geweest van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
3.3.
[verweerder] voert aan dat het verzoek van [verzoeker] afgewezen moet worden. Volgens [verweerder] is wel degelijk sprake van een dringende reden.
3.4.
De kantonrechter zal de stellingen van partijen, voor zover deze relevant zijn, in de hierna volgende beoordeling betrekken.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoeker] verzoekt vernietiging van de opzegging van 27 juni 2023. Als dit onderdeel zou worden toegewezen, heeft [verzoeker] recht op betaling van het loon vanaf die datum en dan zou dus ook het verzoek tot betaling van het loon met ingang van die datum toewijsbaar zijn. Hij heeft dan echter geen recht op de door hem verzochte vergoedingen. Die vergoedingen kan een werkgever namelijk alleen verschuldigd zijn als de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Als de opzegging wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst immers niet geëindigd. De gemachtigde van [verzoeker] heeft ter zitting nader uitgelegd dat hij primair verzoekt om vernietiging van de opzegging en om veroordeling van [verweerder] tot betaling van het loon. De kantonrechter zal daarom hierna eerst het verzoek tot vernietiging van de opzegging beoordelen.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan op grond van een dringende reden onverwijld (dus zonder een opzegtermijn in acht te nemen) worden opgezegd. Dat staat in art. 7:677 lid 1 BW. Als er op 27 juni 2023 geen sprake was van een dringende reden, is het verzoek van [verzoeker] om de opzegging van die datum te vernietigen toewijsbaar. De kantonrechter is het echter met [verweerder] eens dat er wel degelijk sprake was van een dringende reden. Dit oordeel wordt hieronder nader uitgelegd.
4.3.
Het is duidelijk dat [verzoeker] niet zomaar zaken die toebehoren aan [verweerder] mee naar huis mag nemen. [verzoeker] stelt echter dat hij met toestemming van [verweerder] zaken uit de winkel mee naar huis genomen heeft om die via markplaats te verkopen. [verweerder] betwist dat echter gemotiveerd. De bewijslast dat [verweerder] die toestemming gegeven heeft, ligt bij [verzoeker] . De enige onderbouwing die [verzoeker] geeft voor de gestelde toestemming, zijn de twee door hem overgelegde verklaringen van personen die volgens hem zijn collega’s zijn: [naam collega 1] en [naam collega 2] . [verweerder] heeft daartegen echter aangevoerd dat die personen géén collega’s van [verzoeker] zijn. [naam collega 2] , zo betoogt [verweerder] , is zijn ex-partner met wie hij een slechte verstandhouding heeft. Beiden zijn bovendien nooit voor de [handelsnaam] werkzaam geweest volgens [verweerder] . [verzoeker] heeft hier niet op gereageerd. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat deze personen inderdaad geen collega’s waren van [verzoeker] . Een andere uitleg waarom deze personen dan op de hoogte waren/konden zijn van de gestelde toestemming, heeft [verzoeker] niet gegeven. De kantonrechter kan daarom geen waarde hechten aan de inhoud van de overgelegde verklaringen. Een andere onderbouwing van de gestelde toestemming heeft [verzoeker] niet gegeven. Een plausibele onderbouwing zou kunnen zijn dat [verzoeker] de opbrengst van eventuele verkoop van de zaken aan [verweerder] zou hebben afgedragen. Dat is nou juist niet gebeurd. [verzoeker] stelt namelijk dat hij alleen een bril verkocht heeft voor
€ 20,00 en dat hij dat geld (omdat hij zijn loon niet had ontvangen) niet heeft afgedragen aan [verweerder] . Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat [verzoeker] zonder toestemming van [verweerder] fiets-accessoires van [verweerder] mee naar huis genomen heeft om deze zelf te verkopen. Dit levert op zichzelf genomen reeds een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Anders dan [verzoeker] gemachtigde ter zitting heeft betoogd, hoeft voor het oordeel dat sprake is van een dringende reden niet voldaan te zijn aan alle bestanddelen van het strafrechtelijke begrip “diefstal”. Dit volgt onder andere uit het arrest van de Hoge Raad van 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2994.
4.4.
Ook het feit dat [verzoeker] meermaals geldbiljetten uit de kassa heeft gehaald en in zijn broekzak heeft gestopt, levert een dringende reden op. [verzoeker] betoogt dat hij het geld uit de kassa haalde om bij een concurrent van de [handelsnaam] onderdelen te kopen omdat die onderdelen bij de [handelsnaam] niet op voorraad waren. Dit betoog voert hij tevergeefs aan. Nergens blijkt namelijk uit dat hij het wegnemen van het geld heeft verantwoord tegenover [verweerder] . [verzoeker] stelt weliswaar dat hij dit heeft gedaan door de aankoopbonnen in de kassa te leggen, maar [verweerder] betwist dat dit gebeurd is. Ook op dit punt ligt de bewijslast bij [verweerder] en omdat een nadere onderbouwing van zijn betoog is uitgebleven, heeft hij niet aan kunnen tonen dat hij de geldbiljetten uit de kassa heeft gebruikt voor het kopen van fietsonderdelen ten behoeve van de [handelsnaam] .
4.5.
Verder staat vast dat [verzoeker] geldmunten uit de kassa heeft gehaald en in zijn broekzak gestopt heeft. [verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift gesteld dat het ging om fooi (van maximaal € 6,00) dat conform afspraak aan hem toekwam. Op zitting heeft hij echter iets heel anders verklaard:
Er was te weinig wisselgeld in de kassa en daarom had hij kleingeld van hemzelf in de kassa gedaan. Later heeft hij dat geld weer uit de kassa gehaald. Het was dus zijn eigen geld, aldus [verzoeker] relaas ter zitting.
De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] dermate wisselende verklaringen aflegt over de reden waarom hij kleingeld uit de kassa heeft gehaald, dat alleen daarom al aan die verklaringen geen geloof gehecht kan worden. Ook het feit dat [verzoeker] muntgeld uit de kassa heeft gehaald en in zijn broekzak gestopt heeft, levert een dringende reden op.
4.6.
Tot slot is de kantonrechter ook van oordeel dat het meenemen van de stuurpen een dringende reden oplevert. Gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] de stuurpen op 5 juni 2023 met toestemming van [verweerder] mee naar huis genomen heeft. [verzoeker]
voert aan dat hij de stuurpen heeft meegenomen omdat hij nog recht had op € 475,00 nettoloon over de maand mei 2023 en op uitbetaling van vakantiebijslag en dat hij de stuurpen zou betalen zodra [verweerder] het achterstallig loon zou hebben betaald. De kantonrechter is van oordeel dat een situatie waarbij de werkgever het loon niet (volledig) betaalt, de werknemer niet het recht geeft om zonder toestemming zaken van de werkgever mee naar huis te nemen. Ook dat levert een dringende reden voor ontslag op.
4.7.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft ter zitting nog aangevoerd dat het hier gaat om “een paar tientjes” en dat dit geen ontslag op staande voet rechtvaardigt. Dit betoog kan [verzoeker] evenmin baten. [verzoeker] heeft meermaals zonder dat [verweerder] daarvan wist geld dat niet van [verzoeker] was uit de kassa weggenomen en zaken van [verweerder] mee naar huis genomen. [verweerder] voert terecht aan dat hij gelet op dit alles [verzoeker] niet meer kon vertrouwen. Het doet er dan niet toe dat [verweerder] voor slechts een betrekkelijk gering bedrag benadeeld was door [verzoeker] . [verweerder] , die ten tijde van het ontslag niet vaak in de winkel aanwezig was, moest immers op zijn werknemers (onder wie [verzoeker] ) kunnen vertrouwen. Het belang van [verzoeker] bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst moet daarom wijken voor het belang van [verweerder] bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
4.8.
Aangezien op grond van voorgaande overwegingen de opzegging niet wordt vernietigd, heeft [verzoeker] geen recht op loon vanaf 27 juni 2023. De arbeidsovereenkomst is immers op die datum geëindigd. [verzoeker] heeft onbetwist gesteld dat zijn loon tot 27 juni 2023 alsmede de vakantiebijslag nog niet volledig is betaald. Daar heeft hij wel recht op. Nu [verzoeker] onvoldoende specifiek is geweest in het bedrag waar het om gaat, zal de kantonrechter dit toewijzen zoals in het dictum is bepaald.
4.9.
De (kennelijk subsidiair) verzochte vergoedingen zullen worden afgewezen. [verzoeker] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld zodat hij geen recht heeft op een billijke vergoeding of een transitievergoeding. Het ontslag op staande voet is bovendien rechtsgeldig gegeven, zodat er geen grond is om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een vergoeding als bedoeld in 7:672 lid 11 BW.
4.10.
Omdat partijen over en weer deels in het ongelijk gesteld zijn, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van het achterstallig loon en vakantiebijslag, berekend tot 27 juni 2023,
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW