ECLI:NL:RBLIM:2023:6432

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
C/03/321888 / KG ZA 23-323
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van straat- en contactverbod in kort geding tussen broers na herhaalde bedreigingen

In deze zaak, die op 3 november 2023 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser, een broer van gedaagde, in kort geding een straat- en contactverbod tegen zijn broer. Eiser had eerder in 2021 al een contactverbod weten te verkrijgen, maar na afloop daarvan begonnen de bedreigingen van gedaagde opnieuw. Eiser stelde dat gedaagde hem en zijn gezin herhaaldelijk had bedreigd via verschillende communicatiemiddelen, waaronder appberichten en sociale media. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een reële dreiging bestond van toekomstig onrechtmatig handelen door gedaagde, wat de inbreuk op diens recht om vrijelijk te communiceren en zich te verplaatsen rechtvaardigde. De rechter wees de vorderingen van eiser toe, inclusief een straatverbod voor de duur van twee jaar en een dwangsom voor elke overtreding. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die op € 912,85 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/321888 / KG ZA 23-323
Vonnis in kort geding van 3 november 2023 in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. W.J.F. Geertsen,
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,
  • de mondelinge behandeling op 31 oktober 2023,
  • het tijdens de mondelinge behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn broers van elkaar.
2.2.
In 2021 heeft [eiser] [gedaagde] in kort geding gedagvaard bij deze rechtbank omdat [gedaagde] [eiser] meerdere malen telefonisch en via diverse appberichten bedreigd had. [eiser] had daarvan driemaal aangifte gedaan, maar de bedreigingen stopten niet. De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 6 augustus 2021 met zaaknummer 9326312 CV EXPL 21-3313 de vorderingen van [eiser] deels toegewezen, in die zin dat aan [gedaagde] een contactverbod is opgelegd voor de duur van één jaar op verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere overtreding van dit verbod tot een maximaal te verbeuren bedrag van € 5.000,-.
2.3.
[gedaagde] heeft zich vervolgens een jaar lang rustig gehouden richting [eiser] . In januari 2023 zijn de bedreigingen van [gedaagde] aan het adres van [eiser] weer begonnen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te verbieden om zich na betekening van het in dezen te wijzen vonnis gedurende een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de uitspraak van dit vonnis, op te houden in de directe omgeving van de woning van [eiser] aan de [adres] te [woonplaats 1] , welk gebied wordt begrensd door de [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] , althans een gebied met een zodanige begrenzing als de voorzieningenrechter geraden zal voorkomen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,- voor iedere overtreding van dat verbod tot een maximum van € 25.000,-, althans een bedrag door u in redelijkheid vast te stellen, zulks eveneens met machtiging van [eiser] om [gedaagde] , desnoods met behulp van de sterke arm, te doen verwijderen bij overtreding van dit verbod;
II. [gedaagde] te verbieden om zich gedurende een periode van twee jaar na betekening van dit vonnis direct of indirect, persoonlijk dan wel telefonisch, dan wel schriftelijk of via internet of enig ander berichtenverkeer of op enige andere manier [eiser] te benaderen of via derden toenadering tot [eiser] te zoeken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, per dag en/of dagdeel met een maximum van € 25.000,-, althans een in goede justitie te bepalen maximum, voor iedere tekortkoming in deze, zulks eveneens met machtiging van [eiser] om [gedaagde] , desnoods met behulp van de sterke arm, te doen verwijderen bij overtreding van dit verbod;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met salaris advocaat en de nakosten, een en ander te voldoen binnen een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen een gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[gedaagde] is niet in de procedure verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van het gevorderde.
4.2.
Aangezien een contact- en straatverbod inbreuk maakt op het recht om vrijelijk te communiceren en zich vrijelijk te verplaatsen, stelt de voorzieningenrechter voorop dat toewijzing van dergelijke verboden pas aan de orde zijn indien sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. Er moet in ieder geval een reële dreiging bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde] tegenover [eiser] . Bij de beantwoording van de vraag of de verboden gerechtvaardigd zijn, moeten alle omstandigheden van het geval alsmede de belangen van partijen in acht worden genomen.
4.3.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen heeft [eiser] gesteld dat hoewel [gedaagde] zich een jaar koest heeft gehouden richting hem, hij in juli 2022 wel tweemaal een doodsdreigement via appberichten heeft verzonden aan zijn moeder. Zodra het contactverbod in het vonnis van 6 augustus 2021 afliep, is [gedaagde] weer begonnen met het verzenden van (doods)bedreigingen aan hem. [eiser] heeft [gedaagde] een tijd lang ‘geblokkeerd’ op zijn telefoon. Dit heeft niet geholpen omdat na een tijd [gedaagde] toch weer contact opnam met [eiser] via andere, wisselende, telefoonnummers.
Ook stuurt [gedaagde] bedreigende berichten gericht aan/betreffende [eiser] via ‘imo’ (imo is een app vergelijkbaar met Whatsapp). Gedurende de periode van 21 januari 2023 tot en met 12 april 2023 heeft [gedaagde] minstens dertien bedreigende foto’s en één bedreigende video geplaatst op imo. Hieronder bevonden zich een elftal foto’s van [eiser] , waaroverheen bedreigende teksten zijn geplaatst. Hieruit blijkt dat de dreigementen aan [eiser] zijn gericht. De teksten hadden allemaal dezelfde boodschap: [gedaagde] zal [eiser] vermoorden.
[eiser] heeft vervolgens minstens vijf bedreigende tekstberichten van [gedaagde] ontvangen. Bij aangetekende brief van 27 maart 2023 (in de dagvaarding staat abusievelijk 15 maart 2023) is [gedaagde] gesommeerd te stoppen met dit onrechtmatig handelen richting [eiser] . [gedaagde] heeft daaraan geen gehoor gegeven en hij heeft ook niet gereageerd op die brief. Vervolgens heeft [gedaagde] [eiser] opnieuw bedreigd op 29 mei 2023 en 21 juli 2023. Ook de echtgenote van [eiser] , zijn twee dochters en zijn moeder worden door [gedaagde] telefonisch lastiggevallen en bedreigd. Vanwege de stress die dat oplevert, heeft een van zijn dochters inmiddels last van hoge bloeddruk. Tot slot heeft [gedaagde] nu al een paar keer de moskee in [woonplaats 1] bezocht, waar [eiser] geregeld komt, terwijl [gedaagde] hier niet in de buurt woont. [eiser] vreest dat [gedaagde] hem daar opwacht om hem kwaad te doen. [eiser] wordt door andere bezoekers van de moskee gewaarschuwd voor de aanwezigheid van [gedaagde] . [eiser] krijgt geen grip op het gedrag van zijn broer. Hij voelt zich onveilig en machteloos. Hij wil dat hij en zijn gezin met rust gelaten worden.
4.4.
[gedaagde] heeft de door [eiser] gestelde bedreigingen die dateren van na het vonnis van 6 augustus 2021 niet betwist. De voorzieningenrechter neemt de stellingen van [eiser] over het gedrag van [gedaagde] , zoals verwoord in r.o. 4.3., dan ook als vaststaan aan. Dat gedrag van [gedaagde] is onrechtmatig jegens [eiser] . Het belang van [eiser] dat hij en zijn familie zich veilig te voelen, is evident. Omdat [gedaagde] na afloop van de termijn van het contactverbod, zoals opgelegd in voormeld vonnis, weer begonnen is met (doods)bedreigingen aan het adres van [eiser] is een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen door [gedaagde] aannemelijk geworden. Zorgwekkend is dat [gedaagde] zich nu ook, anders dan ten tijde van het vonnis van 6 augustus 2021, een paar keer richting de moskee in [woonplaats 1] , die [eiser] geregeld bezoekt, heeft begeven. Aannemelijk is dat [gedaagde] [eiser] tracht op te zoeken. Gelet op de voortdurende doodsbedreigingen van [gedaagde] richting [eiser] kan niet worden uitgesloten dat [gedaagde] daarmee kwade bedoelingen heeft.
4.5.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen een inbreuk op het recht van [gedaagde] om vrijelijk te communiceren en zich vrijelijk te verplaatsen door middel van het gevorderde straat- en contactverbod. De voorzieningenrechter zal deze verboden dan ook toewijzen op de wijze zoals in het dictum is bepaald en zal, gelet op de voorgeschiedenis tussen beide broers, daar de termijn van twee jaar aan verbinden zoals gevorderd. Als prikkel voor [gedaagde] om gevolg te geven aan de verboden zal een dwangsom van € 500,00 per overtreding worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum is bepaald, met dien verstande dat het maximum steeds zal worden beperkt tot een bedrag van € 10.000,-.
4.6.
Omdat [gedaagde] recentelijk een aantal keren is gesignaleerd in de moskee die [eiser] bezoekt, zal de voorzieningenrechter verder bepalen dat het straatverbod ten aanzien van [gedaagde] kan worden gehandhaafd met behulp van de sterke arm. De gevorderde machtiging om overtreding van het contactverbod te doen eindigen met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen. De sterke arm is immers niet het geëigende middel om een contactverbod te handhaven.
4.7.
Gelet op het voortdurend onrechtmatig handelen van [gedaagde] richting [eiser] wijkt de voorzieningenrechter af van de hoofdregel dat in familierechtelijke relaties de proceskosten worden gecompenseerd. Omdat [gedaagde] in het ongelijk is gesteld, zal hij veroordeeld worden tot betaling van de proceskosten van [eiser] . De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 912,85 (kosten dagvaarding € 129,85, griffierecht € 86,- en salaris advocaat € 697,-). De hierover gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar.
4.8.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de voorzieningenrechter aanleiding de gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling in het dictum te vermelden (vergelijk Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt [gedaagde] om zich vanaf de dag van betekening van dit vonnis gedurende een periode van twee jaar op te houden in de directe omgeving van de woning van [eiser] aan de [adres] te [woonplaats 1] , welk gebied wordt begrensd door de [straatnaam 1] , [straatnaam 2] en [straatnaam 3] ,
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere overtreding van het verbod onder 5.1, met een maximum aan eventueel te verbeuren dwangsommen van
€ 10.000,-,
5.3.
machtigt [eiser] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen als [gedaagde] het onder 5.1. van de dit vonnis bepaalde verbod overtreedt,
5.4.
verbiedt [gedaagde] om vanaf de dag van betekening van dit vonnis gedurende een periode van twee jaar direct of indirect, persoonlijk dan wel telefonisch, dan wel schriftelijk of via internet of enig ander berichtenverkeer of op enige andere manier [eiser] te benaderen of via derden toenadering tot [eiser] te zoeken,
5.5.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 500,- voor iedere overtreding van het verbod onder 5.4., met een maximum aan eventueel te verbeuren dwangsommen van
€ 10.000,-,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot aan de dag van dit vonnis begroot op een bedrag van € 912,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: JPW