ECLI:NL:RBLIM:2023:6410

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
ROE 22/2238
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor fietscrossbaan in strijd met bestemmingsplan

Op 3 november 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat op 15 augustus 2022 het bezwaar van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor een fietscrossbaan gegrond verklaarde, maar het besluit met een nadere motivering in stand liet. Eiseres woont in de directe omgeving van de fietscrossbaan en stelt dat de vergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en haar woongenot aantast. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het belang van eiseres bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast door de omgevingsvergunning. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 22/2238

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, uit [woonplaats] ,

(gemachtigde: mr. A.J.L.J. Pfeil),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Huppertz).

Procesverloop

Met het besluit van 3 januari 2022 heeft verweerder aan de gemeente Heerlen een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de tijdelijke inrichting van een park en braakliggend terrein van het voormalig Broeklandcollege, Spoordijkstraat – Pastoorkuilenweg in Hoensbroek.
Met het besluit van 15 augustus 2022 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning gegrond verklaard en het besluit met een nadere motivering in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. In 2019 heeft verweerder voor de onderhavige locatie een omgevingsvergunning verleend voor het inrichten van een tijdelijk park voor een periode van vijf jaar. Onderdeel van het park zou zijn een perk met fruitbomen. Waar fruitbomen waren voorzien is echter onder andere een fietscrossbaan gerealiseerd die in 2019 niet is vergund. Om de fietscrossbaan te legaliseren, is door de gemeente Heerlen de onderhavige aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Deze aanvraag is in strijd met het ter plaatse geldend bestemmingsplan ‘Hoensbroek Centrum’ met als bestemming ‘Onderwijsvoorzieningen Ms’, omdat het gebruik van de gronden voor een fietscrossbaan binnen deze bestemming niet is toegestaan.
2. Eiseres woont in de directe omgeving van de fietscrossbaan ( [adres 1] en [adres 2] in [woonplaats] ).
3. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Verweerder heeft toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo (de zogenoemde kruimelgevallenregeling) in samenhang met artikel 4, lid 11, van bijlage II bij het Besluit ruimtelijke ordening.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en dat besluit met een nadere motivering in stand gelaten. Verweerder heeft gemotiveerd dat met het opnemen van een aanvullende voorwaarde in de vergunning alsnog sprake zal zijn van een goede ruimtelijke ordening. De voorwaarde houdt in dat de fietscrossbaan alleen voor fietsers toegankelijk moet zijn door een haag te plaatsen, zodat het gebruik van de fietscrossbaan door gemotoriseerde voertuigen wordt geweerd.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder in strijd met het vertrouwensbeginsel gehandeld?
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij erop mocht vertrouwen dat de fietscrossbaan niet in het park zou worden gerealiseerd, omdat dit niet met de omgevingsvergunning uit 2019 is vergund.
6.1.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) in haar uitspraak van 29 mei 2019 [1] een stappenplan heeft uiteengezet dat gevolgd moet worden bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het gaat om de volgende drie vragen:
(1) Is er sprake van een toezegging?
(2) Kan deze toezegging aan het bestuursorgaan worden toegerekend?
(3) Moet het gerechtvaardigd gewekt vertrouwen worden gehonoreerd?
6.2.
Van een toezegging is sprake als uitlatingen of gedragingen van een ambtenaar redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eiseres had verwacht dat de plek van fietscrossbaan zou worden ingericht als perk met fruitbomen zoals oorspronkelijk vergund en zoals met buurtbewoners besproken, betekent dat niet dat tevens is toegezegd dat op die plek geen fietscrossbaan naderhand zou worden gerealiseerd en vergund. Uit overleg met de buurt en het enkele verlenen van een omgevingsvergunning met een andere inrichting, ook als die is aangevraagd door de gemeente Heerlen, ligt niet besloten dat verweerder zich ertoe heeft verbonden (jegens eiseres) om geen omgevingsvergunning voor een fietscrossbaan te verlenen. Daarom kan er in dit geval niet van een toezegging worden gesproken. Uit de stukken in het dossier is namelijk niet gebleken dat er destijds door verweerder is toegezegd dat het park geen andere inrichting zal krijgen dan vergund is en dat een wijziging van het park dus niet tot de mogelijkheden behoort. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.
Is de omgevingsvergunning in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
7. Eiseres betoogt dat een fietscrossbaan haar woongenot aantast, omdat de fietscrossbaan tegenover haar woning is gelegen en daardoor sprake is van inkijk in haar woning en overlast. Door de fietscrossbaan is het park niet (meer) voor buurtbewoners beschikbaar. Ook stelt eiseres dat zij niet eens is met het standpunt van verweerder dat de fietscrossbaan bijdraagt aan het algemeen uitgangspunt dat bewegen goed is voor kinderen. In dat verband stelt eiseres dat er in de directe nabijheid diverse rijwielpaden gelegen zijn en in het park ook zonder een fietscrossbaan gesport kan worden. Hierdoor ontbreekt een maatschappelijk belang. Ook is er geen waarborg dat de fietscrossbaan uitsluitend door kinderen zal worden gebruikt en is de kans groot dat het een verzamelplaats voor jongeren zal zijn met overlast als gevolg. Verder stelt eiseres dat het plaatsen van een haag de door haar ervaren overlast niet wegneemt, omdat onder andere jongeren buiten het zicht van derden zich achter de haag kunnen samenscholen en voor geluidsoverlast kunnen zorgen.
7.1.
Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van een aanvaardbaar woon-en leefklimaat en dat de belangen van eiseres niet onevenredig worden aangetast. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Dat een fietscrossbaan ten opzichte van het oorspronkelijk vergunde perk met fruitbomen meer (risico op) overlast voor de directe omgeving met zich brengt, staat tussen partijen niet ter discussie. Verweerder neemt echter het standpunt in dat door haar de omgevingsvergunning toch kon worden verleend gelet op het algemeen belang dat de gemeente heeft om sporten en bewegen in het groen te stimuleren. Volgens verweerder heeft de gemeente gelet op dit algemeen belang al op meerdere plekken in Heerlen Noord fietscrossbanen aangelegd om jeugd en jongeren te stimuleren hiervan gebruik te maken. De onderhavige fietscrossbaan past volgens verweerder binnen die doelstelling van de gemeente. Dat verweerder in het algemeen sporten wil stimuleren staat niet ter discussie en is zeker een mooi streven. Verweerder heeft echter niet met stukken onderbouwd dat voor deze specifieke locatie de behoefte aan een fietscrossbaan bestaat en dus dat een fietscrossbaan op deze locatie enige bijdrage levert aan het stimuleren van sporten door jeugd in de gemeente Heerlen. Verweerder heeft enkel in het bestreden besluit en op zitting aangegeven dat een inventarisatie bij omwonenden zou zijn verricht, maar de stukken hiervan zijn niet overgelegd. De rechtbank kan dan ook niet nagaan welke omwonenden aan de inventarisatie hebben deelgenomen en wat de uitkomst daarvan is. Daar komt bij dat verweerder op zitting foto’s van de fietscrossbaan heeft overgelegd en daaruit komt duidelijk naar voren dat de fietscrossbaan (al een tijd) niet wordt gebruikt. De fietscrossbaan is namelijk door overwoekerend onkruid niet meer begaanbaar en door de gemeente wordt ook geen onderhoud gepleegd. Bij de gemeente is, zoals verweerder op zitting heeft aangegeven, ook geen melding binnengekomen van bijvoorbeeld buurtbewoners of fietscrossers, over de staat en de toegankelijkheid van deze fietscrossbaan. Dat versterkt volgens de rechtbank de stelling van eiseres dat de behoefte aan de fietscrossbaan onvoldoende is gebleken. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat het belang van eiseres bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, afgezet tegen het algemeen belang dat verweerder stelt te dienen door de omgevingsvergunning te verlenen, niet onevenredig wordt aangetast.
Moet verweerder aan eiseres een proceskostenvergoeding in bezwaar toekennen?
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder aan haar een proceskostenvergoeding in bezwaar moet toekennen, omdat haar bezwaar gegrond is verklaard en het besluit is herroepen dan wel gewijzigd naar aanleiding van haar bezwaar. Verweerder heeft immers een aanvullende voorwaarde getroffen en daardoor is het besluit in stand gebleven.
8.1.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 7:11 van de Awb op grondslag van het bezwaar een heroverweging plaatsvindt van het genomen besluit. De volledige heroverweging kan met zich brengen dat verweerder een ander standpunt inneemt dan in het eerste besluit. Uit de Awb volgt niet dat bij een wijziging van de motivering een recht op vergoeding van de proceskosten in bezwaar bestaat. [2] Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de proceskosten door verweerder vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
8.2.
Verweerder heeft bij de heroverweging een voorwaarde in het bestreden besluit opgenomen die inhoudt dat de fietscrossbaan alleen voor fietsers toegankelijk moet zijn door een haag te plaatsen, zodat het gebruik van de fietscrossbaan door gemotoriseerde voertuigen wordt geweerd. Er is dan ook sprake van een wijziging van de motivering ten opzichte van het besluit van 3 januari 2022. Met deze wijziging van de motivering komt verweerder echter inhoudelijk niet terug op de rechtsgevolgen waarop het besluit van
3 januari 2022 is gericht, namelijk op het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een fietscrossbaan. Nu het besluit van 3 januari 2022 niet is herroepen, bestaat geen grond voor het oordeel dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning met inachtneming van deze uitspraak. Voor het nemen van een nieuw besluit geeft de rechtbank verweerder een termijn van acht weken.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van €184,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van €1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Kloos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 3 november 2023
griffier de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 3 november 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:405.