Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[eiser sub 1]
[eiseres sub 2],
1.De procedure
producties 1 t/m 19,
- de mondelinge behandeling van 12 oktober 2023,
- de pleitnota van ING.
2.De feiten
21-508. ING heeft in die procedure een eis in reconventie ingesteld.
28 augustus 2023 en bij brief van 1 september 2023 bericht dat de executieveiling van de [adres] zal worden gehouden op 25 oktober 2023 om 9:30. Tevens is [eiser] bericht dat de veilingadvertentie zo spoedig als mogelijk zal worden geplaatst op de website www.vastgoedveiling.nl (prod. 10 dv).
3.Het geschil
€ 991.650,00. Reeds gelet hierop dient het door Krop gevorderde te worden afgewezen, aldus ING.
4.De beoordeling
niettot uitoefening van haar executiebevoegdheid kan komen, gelet op de onevenredigheid tussen het belang van ING bij executie en het belang van [eiser] dat daardoor wordt geschaad.
4.5.4. Gelet op dit een en ander heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd waarom ING
nietin redelijk gebruik mag maken van haar recht van parate executie.
Voor zover [eiser] meent dat in elk geval ruimte bestaat voor analoge toepassing, overweegt de voorzieningenrechter dat de ruimere toets als bedoeld in het arrest van 20 december 2019 [eiser] niet kan baten. De argumenten zoals genoemd in de rov. 4.5.1., 4.5.2. en 4.5.3. blijven van kracht: de door ING geboden termijn van één jaar om over te gaan tot terugbetaling van de kredietfaciliteit en de aansluitend geboden termijn van twee jaren om tot onderhandse verkoop van het pand te komen, hebben niet geresulteerd in de (gedeeltelijke) aflossing van de schuld van [eiser] aan ING en evenmin is er reden om ervan uit te gaan dat het onderhandse traject in de nabije toekomst wél succesvol zal zijn. Gelet daarop heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd waarom zijn belang bij uitstel van de executie zwaarder dienen te wegen dan het belang van de ING dat haar vordering uit oktober 2020 (gedeeltelijk) wordt voldaan.
€ 1.079,00