ECLI:NL:RBLIM:2023:6263

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
ROE 23/1999
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning voor zes maanden op grond van artikel 13b Opiumwet wegens aantreffen van harddrugs en overlast in kwetsbare wijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 28 september 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Heerlen. De burgemeester had op 10 augustus 2023 besloten om de woning van verzoeker voor zes maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat er een handelshoeveelheid harddrugs (1,9 gram heroïne) was aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk was vanwege de ernst van de overtredingen en de overlast in de buurt. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de sluiting, maar de voorzieningenrechter vond dat de burgemeester voldoende had aangetoond dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor zes maanden kon doorgaan. De voorzieningenrechter concludeerde dat het persoonlijk belang van verzoeker niet opwoog tegen het algemeen belang van de burgemeester om op te treden tegen drugshandel en overlast in de wijk.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1999

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoeker] uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.D. Maessen),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen, de burgemeester

(gemachtigde: mr. K. Ubags).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester. Namens de burgemeester is tevens verschenen [verzoeker]
Na afloop van de zitting heeft voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 10 augustus 2023 (hierna: het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) moet sluiten en voor zes maanden gesloten moet houden.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank laten weten bereid te zijn het bestreden besluit te schorsen totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening.

Motivering door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Het gaat in deze zaak om sluiting van de huurwoning van verzoeker voor de duur van zes maanden. Deze woning is eigendom van Stichting Woonpunt in Maastricht (hierna: Woonpunt). Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet maakt het mogelijk om – kort gezegd – een woning te sluiten indien vanuit die woning hard- of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn.
2.1.
Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 13 juli 2023 blijkt – kort weergegeven en voor zover relevant – het volgende. Er zijn vanaf 5 januari 2023 verschillende meldingen binnengekomen bij de politie over het adres van verzoeker en de naastgelegen woning op nummer 95: er zou vanuit deze beide woningen worden gehandeld in (hard)drugs. Bewoners rondom de woning van verzoeker melden dat er gedeald wordt in en vanuit de beide woningen en dat er veel overlast is van verslaafden en gebruikers. Dit zou al meerdere jaren spelen en al meerdere malen gemeld zijn. Er zou vooral ’s nachts loop zijn naar de beide panden, waar die personen dan maar kort verblijven en waarmee veel overlast zoals ruzies en vernielingen gepaard gaan. Bij de wijkagent zijn deze adressen bekend van veel overlastmeldingen, meestal in combinatie met drugs- en drankgebruik. Uit de rapportage blijkt ook dat de bewoner van nummer 95 bekend is bij de politie als harddrugsgebruiker en hij antecedenten op zijn naam heeft op het gebied van bezit en handel in hard- en softdrugs. Woonpunt is naar aanleiding van deze klachten actief meldingen gaan verzamelen en heeft deze gedeeld met de wijkagent. Uit informatie van de wijkagent blijkt verder dat bewoners (met verslavingsproblematiek) van de Zorggroep de Alliantie hebben verteld dat twee personen steeds proberen om in het pand te komen om te dealen en dat die een agressieve manier hebben om drugs te verkopen. De wijkagent herkende de bewoners van nummers 93 en 95 aan de hand van de omschrijvingen van deze personen. De politie heeft op 12 juli 2023 een doorzoeking verricht in de woning van verzoeker en in de woning met nummer 95. In de kast in de woonkamer van verzoeker werden vijf bolletjes heroïne met een totaalgewicht van 1,9 gram aangetroffen. Op nummer 95 is een grote hoeveelheid soft- en harddrugs en gestolen goederen aangetroffen. Tijdens het verhoor van 12 juli 2023 heeft verzoeker zich beroepen op zijn zwijgrecht. Wel gaf hij bij de doorzoeking aan dat er harddrugs voor eigen gebruik aanwezig waren in de woning.
2.2.
Bij brief van 31 juli 2023 heeft de burgemeester verzoeker als huurder en Woonpunt als eigenaar van de woning in kennis gesteld van het voornemen de woning voor twaalf maanden te sluiten. Woonpunt heeft op 7 augustus 2023 een zienswijze ingediend, inhoudende dat Woonpunt zelf heeft meegewerkt aan het onderzoek en sluiting van de woning voor twaalf maanden daarom onevenredig is. Verzoeker heeft geen zienswijze ingediend.
2.3.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester besloten de woning – in afwijking van het voornemen – voor zes maanden te sluiten.
Wat vraagt verzoeker de voorzieningenrechter?
3. Verzoeker vraagt een voorlopige voorziening die inhoudt dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat de woning niet wordt gesloten tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Verzoeker betwist de noodzaak tot sluiting van het pand. Er is niet gebleken van handel in of vanuit de woning van verzoeker. Bovendien is er in het geval van verzoeker sprake van een geringe overschrijding van de hoeveelheid harddrugs voor eigen gebruik, wat de burgemeester ook onderschrijft. Bij een geringe overschrijding wordt niet overgegaan tot sluiten wanneer uit de feiten en omstandigheden voldoende overtuigend blijkt dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs enkel bestemd zijn voor eigen gebruik. Verzoeker heeft vanaf het allereerste verhoor bij de politie verklaard dat de verdovende middelen geheel voor eigen gebruik aanwezig waren. Er is geen sprake van versterkende omstandigheden zoals een recidivesituatie. Verzoeker betwist verder iedere vorm van een verband tussen zijn woning en de woning met nummer 95. Verder stelt verzoeker zich op het standpunt dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden onevenredig is. Verzoeker betwist iedere vorm van verwijtbaarheid ten aanzien van het aangetroffene in de woning met nummer 95. Er wordt ten onrechte gesproken over een verband tussen die woning en de woning van verzoeker. Ten slotte stelt verzoeker dat de sluiting van de woning voor de duur van zes maanden grote financiële gevolgen met zich zal meebrengen. Hij moet voor zes maanden op zoek naar een andere woonruimte en kan zelf geen vervangende woonruimte vinden. Hij is kwetsbaar en staat ook onder bewind. Woonpunt heeft bovendien – na eerst een waarschuwing te hebben gegeven – te kennen gegeven dat de huurovereenkomst bij sluiting zal worden ontbonden.
Wat moet de voorzieningenrechter beoordelen?
4. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de rechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de formele vereisten is voldaan, nu verzoeker bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit tot sluiting en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij dit verzoek voldoende is aangetoond: verzoeker moet immers op korte termijn de woning voor zes maanden verlaten door de sluiting.
Wat vindt de voorzieningenrechter?
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
6. Verzoeker heeft de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van de woning over te gaan niet betwist.
Was sluiting van de woning noodzakelijk?
7. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van het pand vervolgens noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [1]
7.1.
Uit vaste rechtspraak [2] van de Afdeling volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van een dergelijke woning door de burgemeester voor bij die woningen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen. [3]
7.2.
Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester – als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was – nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.
7.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester uit mag gaan van de informatie in de op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportage van 13 juli 2023. Uit die rapportage volgt dat in de woning van verzoeker 1,9 gram heroïne is aangetroffen, verpakt in 5 bolletjes. Dat is 4 keer meer dan als uitgangspunt wordt gehanteerd voor een gebruikershoeveelheid (0,5 gram). Dat betekent dat mag worden aangenomen dat deze harddrugs niet (alleen) voor eigen gebruik zijn, maar deels of geheel voor de handel bestemd zijn. Het ligt dan op de weg van verzoeker om het tegendeel aannemelijk te maken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker dit onvoldoende heeft gedaan met de enkele verklaring dat de heroïne voor eigen gebruik is. Daar staan namelijk de meldingen en informatie uit de rapportage tegenover. Die zijn concreet, op sommige punten zeer gedetailleerd en schetsen een consistent beeld over een langere periode van veel aanloop en overlast van personen, het dealen van drugs en dat de woningen op nummers 93 en 95 en hun bewoners daarbij betrokken zijn. Daarbij wijst de voorzieningenrechter in het bijzonder op de informatie van ‘Zorggroep de Alliantie’: de daarin omschreven personen zijn concreet te herleiden naar de woningen op nummer 93 en 95 en de bewoners daarvan. Bovendien wordt verzoeker in de meldingen ook concreet genoemd in verband met dealen. Daarnaast was de heroïne verpakt op een manier die wijst op aflevering, zodat de burgemeester daarin ook een aanwijzing kon zien dat die drugs waren bestemd voor de handel. Er zijn dan ook voldoende aanwijzingen voor handel in harddrugs vanuit de woning en dus dat de woning van verzoeker een rol vervulde in de keten voor drugshandel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het op grond van de bestuurlijke rapportage bovendien voldoende aannemelijk dat er samenhang bestaat tussen de woningen op nummers 93 en 95 en van samenwerking tussen de bewoners van die woningen. Er zijn voldoende aanwijzingen dat nummer 93 samen met nummer 95 is betrokken bij de drugshandel en de overlast daarvan, en dat het dus niet zo is dat dit alleen door nummer 95 komt. Vanwege die samenhang en samenwerking kon de burgemeester (naast de harddrugs die in de woning van verzoeker zijn gevonden) ook de harddrugs die zijn aangetroffen in de woning met nummer 95 betrekken bij beoordeling van de noodzaak de woning van verzoeker te sluiten. Samen met de veelheid aan meldingen over dealen, de aanloop van drugsgebruikers en verslaafden en de overlast daarvan kon de burgemeester zich op het standpunt stellen dat het woon-en leefklimaat bij de woning en de openbare orde ernstig zijn aangetast. En dat dit sluiting van de woning noodzakelijk maakt, om zo de bekendheid van de woning in het drugsmilieu weg te nemen en de woon-en leefsituatie aldaar en de openbare orde te herstellen.
7.4.
De burgemeester heeft daarnaast voldoende toegelicht dat de woning ligt in de voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk [plaats] en dat de gemeente [plaats] wordt geconfronteerd met drugstoerisme uit het buitenland omdat de gemeente in een grensgebied ligt. Uit de cijfers over de periode 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2023 is gebleken dat er 7 handelshoeveelheden harddrugs, 4 handelshoeveelheden softdrugs, 26 hennepplantages en 1 illegale growshop is aangetroffen in een cirkel met een straal van 750 meter van de woning van verzoeker. Daarnaast blijkt uit de politieregistraties ‘overlast alcohol en drugs in [plaats] ’ dat [plaats] op plek 5 staat qua aantal registraties in deze categorie. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de grensstreek door onder meer drugstoerisme veel drugsoverlast en drugsproblematiek bestaat. Dat betekent dat de burgemeester groot belang kan hechten aan de signaalfunctie van een zichtbare sluiting, namelijk dat hij daardoor laat zien dat wordt opgetreden tegen drugshandel- en overlast. En dat ook daarin de noodzaak van een sluiting van deze woning ligt.
7.5.
De burgemeester heeft de noodzaak van de sluiting van de woning voor zes maanden dan ook voldoende gemotiveerd.
Is de sluiting van de woning voor zes maanden evenredig?
8. Als de sluiting van het pand noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn.
8.1.
De vraag of verzoeker een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan aan de orde komen bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of samen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld verzoeker geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen middelen. [4] Van die situatie is hier echter geen sprake, omdat (zoals hiervoor is overwogen) uit de feiten en de gang van zaken voldoende blijkt dat verzoeker in samenwerking met de bewoner van de woning met nummer 95 betrokken is bij de handel in harddrugs.
8.2.
Aan het sluiten van de woning is inherent dat verzoeker de woning (tijdelijk) moet verlaten, andere woonruimte zal moeten zoeken en dat dit kosten met zich meebrengt. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker onvoldoende heeft onderbouwd dat hij door de sluiting van de woning voor zes maanden onevenredig financieel wordt geraakt. Ook blijkt nergens uit dat hij vanwege zijn kwetsbare positie gebonden is aan de woning. Verzoeker heeft bovendien (sinds het voornemen van de sluiting) twee maanden de tijd gehad om vervangende woonruimte te vinden. Het is in de eerste plaats zijn eigen verantwoordelijkheid om daarnaar te zoeken. Dit kan ook deels of afwisselend bij vrienden, kennissen of familie. Verzoeker heeft niet onderbouwd dat het voor hem (financieel) niet mogelijk is om dat te vinden of dat hij dit in die twee maanden wel (maar zonder succes) heeft geprobeerd. Dat verzoeker onder bewind staat, is daartoe onvoldoende. Dat geldt ook voor het feit dat de huurovereenkomst bij sluiting zal worden ontbonden. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit alles forse gevolgen zijn voor verzoeker en dat heeft ook de burgemeester onderkend. Maar de burgemeester kon zich op het standpunt stellen dat dit niet opweegt tegen het algemene belang om in dit geval op te treden en de daaruit volgende noodzaak om de woning zes maanden te sluiten. Daarnaast heeft de gemachtigde van de burgemeester ter zitting toegelicht dat verzoeker terecht kan in de noodopvang in [plaats] of in [plaats] wanneer het voor hem niet mogelijk is om vervangende woonruimte te vinden: hij zal dus niet op straat komen te staan. De gemachtigde van de burgemeester heeft op de zitting ook toegelicht dat, hoewel de woning met nummer 95 reeds gesloten is voor zes maanden, de overlast in de wijk nog voortduurt en dat er ook daarna nog meldingen binnenkomen. Zo is toegelicht dat er desondanks toch nog personen in de woning op nummer 95 zijn gesignaleerd of daar proberen te komen (en vernielingen aanrichten), en dat die vervolgens naar nummer 93 gaan. De bewoner van de woning met nummer 95 zou op dit moment ook in de woning van verzoeker verblijven. De voorzieningenrechter heeft geen reden te twijfelen aan deze informatie, maar de burgemeester zal in de bezwaarfase wel de stukken moeten betrekken waaruit deze voortdurende overlast blijkt. Tot slot stelt de voorzieningenrechter vast dat de woning van verzoeker voor zes maanden wordt gesloten in plaats van de twaalf maanden die uit het Damoclesbeleid volgen, vanwege de medewerking van Woonpunt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verzoeker zelf in die zin dus ook niet tekort gedaan.
8.3.
Al met al kon de burgemeester zich op het standpunt stellen dat het persoonlijk belang van verzoeker bij het voorkomen van de sluiting onvoldoende opweegt tegen het algemeen belang van de burgemeester bij een sluiting voor zes maanden.

Conclusie

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dit betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten voor zes maanden en daarmee niet hoeft te wachten totdat op het bezwaar is beslist.
10. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat en ook dat zij binnen twee weken een proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ontvangen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2023 door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.P.A. Jacobs - van Wijlick, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 4 oktober 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.