Uit onderhavig onderzoek volgt dat betrokkene richting diverse studenten en/of ondergeschikte medewerkers
avances heeft gemaakt en hen seksueel getint heeft bejegend, wat door deze personen grotendeels als ongewenst is ervaren. Met een van deze personen heeft betrokkene een (seksuele) relatie gehad die in ieder geval een half jaar heeft geduurd, mogelijk nog langer. [naam 4] heeft deze relatie als ongewenst ervaren. Betrokkene heeft deze relatie erkend, maar volgens hem was deze relatie wederzijds gewenst.
(…)
Betrokkene was ten tijde van zijn relatie met [naam 4] haar docent, promotor, divisieleider en manager en was er dus sprake van een hiërarchische verhouding. Ook werkten betrokkene en [naam 4] structureel en nauw samen. Betrokkene was onder meer als promotor ook rechtstreeks betrokken bij haar beoordeling en examinering. Het had derhalve voor de hand gelegen dat betrokkene zijn leidinggevende(n) zou hebben geïnformeerd over zijn relatie met [naam 4] , zodat UM passende maatregelen had kunnen nemen. Betrokkene verklaart dat hij dat niet heeft gedaan, omdat hij naar eigen zeggen niet op de hoogte was van deze bepaling uit de gedragscode. Los van het waarheidsgehalte van deze verklaring, mag UM naar onze mening van haar hoogleraren verwachten dat zij op de hoogte zijn van dergelijke bepalingen uit een gedragscode, zeker waar het gaat om maatschappelijk actuele en gevoelige thema’s. Ook mag het als het een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat het hebben van een relatie met een ondergeschikte en afhankelijke medewerker over het algemeen als niet wenselijk wordt beschouwd. Zeker na de opkomst van de #Meloo beweging in 2017.
Volgens [naam 4] heeft betrokkene herhaaldelijk opgemerkt dat hun relatie geheim moest blijven, omdat hij anders mogelijk zowel zijn baan als zijn vrouw zou kwijtraken. Ook uit de transcriptie van het opgenomen gesprek lijkt te volgen dat betrokkene wel degelijk weet dat het hebben van relaties met collega’s in een afhankelijke positie ongewenst is en dat als dit soort zaken bekend worden, hij zijn baan zou kunnen kwijtraken. Het niet melden door betrokkene van de relatie met [naam 4] kan door UM derhalve worden beschouwd als handelen in strijd met de gedragscode van UM.
(…)
Naast het aangaan van een langdurige relatie met een ondergeschikte, blijkt uit het onderzoek dat betrokkene richting meerdere studenten en/of ondergeschikte medewerker seksuele avances heeft gemaakt. Deze zijn door hen(grotendeels) als ongewenst ervaren.
(…)
Betrokkene heeft dan wel geen relatie gehad met [naam 1] , [naam 5] , [naam 2] en [naam 3] , niet uit te sluiten valt dat als zij hadden
ingestemd met zijn avances, hieruit mogelijk wel seksuele relaties zouden kunnen zijn voortgekomen. Uit het
onderzoek volgt dat voornoemde vrouwen allen last hebben gehad van de avances van betrokkene en dat dit hun
relatie met hem heeft beïnvloed. In ieder geval, misschien met uitzondering van [naam 3] , heeft dit ervoor gezorgd dat het contact nadien anders werd en zij met een andere blik naar betrokkene gingen kijken. Het is niet vast te stellen of de betreffende vrouwen zijn voorgetrokken door betrokkene of dat hij hen anders heeft behandeld dan vrouwen naar wie hij geen avances heeft gemaakt. Wel staat dat vast dat allen zich ongewenst bejegend voelden en dat zij zich in een afhankelijke positie van hem bevonden, omdat hij hun docent dan wel begeleider was. Het is goed voorstelbaar dat zij angst hadden dat betrokkene hen en hun studie- of werkprestaties daarna anders zou kunnen gaan beoordelen.
Dit hebben zij ook aldus verklaard.
Ook is invoelbaar/voorstelbaar dat zij angst hadden voor het oordeel van anderen over hun studieprestaties en
carrière-pad als uit zou komen dat zij betrokken waren bij een seksueel getint incident in relatie tot betrokkene.
UM zou van mening kunnen zijn dat betrokkene zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan een van de vormen van belangenverstrengeling.
(…)
Uit onderhavig onderzoek volgt dat meerdere geïnterviewden stress hebben ervaren als gevolg van de in hun ogen ongewenste seksueel getinte bejegening van betrokkene. Naast gevoelens van schaamte en schuld, waren ze ook bang dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor hun studie- of carrièremogelijkheden. Betrokkene ontkent niet dat hij intiem is geweest met studenten, hij is alleen van mening dat deze intieme contacten met wederzijdse instemming hebben plaatsgevonden. Dit laatste wordt met klem wordt tegengesproken door de ‘slachtoffers’ (met uitzondering van [naam 3] ).
De vrouwen die zich ongewenst bejegend hebben gevoeld, hebben - zoals reeds hiervoor ook opgemerkt - hiervan in meer of mindere mate tot op de dag van vandaag nog last. Sommigen hebben daarvoor ook hulp gezocht.
Uit onderhavig onderzoek volgt dat betrokkene met een aantal van hen na het incident nog contact zocht om duidelijk te maken dat ze er beter maar niet over konden spreken dan wel probeerde hij hierover een soort van afspraak met hen te maken. Hieruit lijkt het beeld te volgen dat betrokkene wel degelijk wist dat zijn avances richting hen als ongewenst kon worden beschouwd door UM en dat dit beter niet bekend kon worden in hun (gezamenlijke) omgeving.
De vrouwelijke studenten en/of collega’s die door betrokkene seksueel getint zijn bejegend, bevonden zich op het moment dat het gedrag plaatsvond in een afhankelijke positie van betrokkene en hebben verklaard, met uitzondering van [naam 3] , dat de incidenten hun relatie, persoonlijk en/of zakelijk, hebben beïnvloed. Allen zijn daarna met een andere blik naar betrokkene gaan kijken. In enkele gevallen heeft dat ertoe geleid dat zij betrokkene, al dan niet tijdelijk, zijn gaan vermijden. Voor een persoon is dit zelfs mede aanleiding geweest om UM te verlaten. Op grond van voornoemde regeling kan UM oordelen dat zij het gedrag van betrokkene als ongewenst gedrag beschouwt en dat er in voornoemde gevallen (mogelijk) sprake is geweest van seksuele intimidatie.
(…)
Uit onderhavig onderzoek volgt het beeld van een gerenommeerd wetenschapper die er niet voor terugdeinst seksuele relaties aan te gaan met studenten en/of ondergeschikte medewerkers die veelal aanzienlijk jonger waren dan hem. Verspreid over meerdere jaren hebben er diverse incidenten voorgedaan waarbij betrokkene intiem contact met hen zocht, al dan niet onder invloed van alcohol. In dat opzicht lijkt er ook een patroon in zijn gedrag te zitten.
Wat daarbij tevens opvalt, is dat betrokkene dit gedrag soms ook heel openlijk liet zien, in het bijzijn van andere
studenten of ondergeschikte collega’s. Omdat tot voor kort nooit iemand intern aan de bel trok, bereikten de signalen van ongewenst gedrag niet zijn eigen leidinggevenden c.q. het faculteitsbestuur.
Betrokkene lijkt zich ook niet of nauwelijks druk te hebben gemaakt over zijn reputatie, zijn eigen gedrag en hoe dat door anderen kan worden geïnterpreteerd. Ook lijkt hij hierop weinig aanspreekbaar. Een duidelijk voorbeeld hiervan is zijn gedrag tijdens een lustrumfeest van de master in 2016. Tijdens dat feest zat betrokkene volgens diverse getuigen openlijk achter [naam 2] aan. Betrokkene werd tijdens dat feest zelfs hierop aangesproken door een andere student ( [naam 6] ), waarop er grote consternatie ontstond. Dat weerhield betrokkene er echter niet van om daarna alsnog [naam 2] in dronken toestand mee naar huis te nemen en bij hem de nacht te laten doorbrengen. Op grond van onderhavig onderzoek kan niet worden vastgesteld wat zich precies die nacht heeft afgespeeld. Daardoor kan niet worden uitgesloten dat betrokkene gedragingen heeft gepleegd die mogelijk als strafbaar zouden kunnen worden beschouwd. In emailcontact dat kort daarna heeft plaatsgevonden, blijkt dat betrokkene ook geen spijt heeft van wat er is voorgevallen, integendeel.
Betrokkene doet een en ander af als incidenten van vroeger, van jaren terug en is hij inmiddels veranderd en meer afstand gaan houden. Hij zegt verbaasd te zijn dat over deze incidenten recentelijk verklaringen zijn afgelegd en dat zijn gedragingen als ongewenst zijn ervaren. Betrokkene lijkt er daarbij aan voorbij te gaan dat hij in 2020-2021 nog een langdurige seksuele relatie heeft gehad met een promovendus. Betrokkene schroomt ook niet om de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag bij de ‘slachtoffers’ neer te leggen en te poneren dat het initiatief van het intieme contact bij hen lag. De vraag is of dit gedrag passend is voor een hoogleraar en of dit getuigt van goed werknemerschap. Het is aan UM om die vraag te beantwoorden.