ECLI:NL:RBLIM:2023:5905

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/319937 / KG ZA 23-254
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst in kort geding tussen ex-geliefden met betrekking tot leasecontract

In deze zaak vordert eiser, een ex-geliefde, nakoming van een vaststellingsovereenkomst die hij met gedaagde heeft gesloten. De partijen hebben van november 2017 tot begin 2022 een affectieve relatie gehad en hebben op 9 maart 2022 een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Deze overeenkomst houdt in dat gedaagde de verplichting heeft om eiser uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van een leasecontract te ontslaan. Eiser stelt dat gedaagde toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van deze overeenkomst, waardoor hij nog steeds hoofdelijk aansprakelijk is voor het leasecontract bij LeasePlan. Gedaagde voert verweer en stelt dat zij zich inspant om de overeenkomst na te komen, maar dat dit afhankelijk is van de medewerking van LeasePlan.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de overeenkomst een resultaatsverbintenis betreft en dat gedaagde verplicht is om eiser daadwerkelijk uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. De rechter wijst de vordering van eiser toe en geeft gedaagde een termijn tot 1 januari 2024 om aan deze verplichting te voldoen. Tevens wordt een dwangsom opgelegd van € 100,00 per dag bij niet-nakoming, met een maximum van € 10.000,00. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die tot op heden zijn begroot op € 1.522,86. Het vonnis is uitgesproken op 4 oktober 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/319937 / KG ZA 23-254
Vonnis in kort geding van 4 oktober 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. R.R.J.W. Delsing,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.H.J.M. Stassen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 en 2
  • het e-mailbericht van 26 september 2023 van [gedaagde] met producties 1 tot en met
10
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 28 september 2023
  • de conclusie van antwoord tevens pleitaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben van november 2017 tot begin 2022 een affectieve relatie gehad.
2.2.
[eiser] en [gedaagde] zijn op 9 januari 2020 gezamenlijk een leaseovereenkomst met LeasePlan overeengekomen (productie 1 [gedaagde] ).
2.3.
Op 9 maart 2022 (productie 1 [eiser] ) hebben [gedaagde] en [eiser]
in het kader van het beëindigen van hun relatie een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin zij (onder meer en voor zover thans van belang) het volgende zijn overeengekomen:

(...) 2. Op de dag dat vijftig procent van de overwaarde van het huis (...) op rekening van [gedaagde] is bijgeschreven maakt [gedaagde] 7750,00 euro over naar Santander. [eiser] maakt die dag eveneens 7750,00 over naar Santander. Dit is in inlossing van de Lening bij Santander.
3. De dag na ontvangst van de schriftelijke bevestiging dat de PL volledig is afgelost, geeft [gedaagde] Leaseplan opdracht [eiser] op het leasecontract van de Nissan Juke, kenteken [kenteken] , te laten vervallen en te vervangen door een door haar benoemde andere rechtspersoon. Na ontvangst van de contractwijziging laat [gedaagde] een kopie van de contractwijziging [eiser] toekomen en overhandigt [eiser] de tweede autosleutel van de Nissan Juke, kenteken [kenteken] , aan [gedaagde] c.q. aan een door haar schriftelijk gemachtigde persoon. (...)
2.4.
Bij brief van 5 september 2022 (productie 2 [eiser] ) heeft [eiser] - kort gezegd - [gedaagde] verzocht dan wel gesommeerd om binnen een maand [eiser] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van het leasecontract. Ter zitting heeft [gedaagde] ontvangst van deze brief betwist.
2.5.
Bij brief van 7 oktober 2022 (eveneens productie 2 [eiser] ) heeft [eiser] - kort gezegd - [gedaagde] laten weten op zijn eerdere brief geen reactie te hebben gehad en dat het duidelijk is dat het contract bij Leaseplan, dat mede op naam van [eiser] staat, niet is beëindigd, afgekocht of dat [eiser] anderszins uit de hoofdelijkheid is ontslagen. [gedaagde] wordt verzocht te laten weten of zij voornemens is haar medewerking daaraan te verlenen en zo niet, dat zij in rechte zal worden betrokken.
2.6.
Uit het door [gedaagde] overgelegde e-mailbericht van 25 juli 2023 (productie 2) blijkt dat zij contact heeft gehad met LeasePlan over het wijzigen van de medecontractant op 29 september 2021, 17 februari 2022 en 14 juli 2022.
2.7.
Bij e-mailbericht van 17 augustus 2023 heeft LeasePlan (productie 7 [gedaagde] ) aan (de advocaat van) [gedaagde] het volgende laten weten:

(...) Wij hebben het dossier van uw cliënt mevrouw [gedaagde] beoordeeld. Hierin wordt verzocht om vanuit LeasePlan Nederland N.V. medewerking te verlenen om de hoofdelijke medecontractant de heer [eiser] van het contract te verwijderen.
Hierop zijn een aantal regels van toepassing conform haar Leaseovereenkomst. In art. 34 wordt aangegeven met welke redenen het contract kan worden ontbonden. In deze situatie gaat het om het beëindigen van een relatie tussen beiden. Het contract moet niet worden
beëindigd, alleen de hoofdelijk medecontractant dient te worden verwijderd.
De vraag is, gaat het hier om een echtscheiding of een geregistreerd partnerschap waardoor de relatie is beëindigd? Bij een echtscheiding ontvangen wij een beschikking van de rechtbank waaruit blijkt dat de rechter de uitspraak heeft gedaan en bij geregistreerd partnerschap ontvangen wij een bewijs van ontbinding van een advocaat of gemeente waar de ontbinding is aangevraagd.
Zodra wij de juiste informatie hebben ontvangen dan zullen wij onze vakafdeling inzetten om uw vraag namens uw cliënt te beoordelen. U dient er rekening mee te houden dat beide partijen met een formulier toestemming moeten geven om de medecontractant te verwijderen.
Wij wachten uw reactie af en als u vragen heeft verneem ik dat graag (...)
2.8.
Bij e-mailbericht van 22 augustus 2023 (productie 8 [gedaagde] ) heeft de advocaat van [gedaagde] aan LeasePlan laten weten dat in deze kwestie er geen sprake is van een echtscheiding of ontbinding van een geregistreerd partnerschap. Partijen hebben een samenwoonrelatie gehad, zo bericht de advocaat, welke aanving in november 2017 en eindigde aanvang 2022. Er kan derhalve geen echtscheidingsbeschikking of iets dergelijks worden toegestuurd. Niet blijkt dat hierop is nog een reactie van LeasePlan is ontvangen door [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van artikel 3 van de onderhavige vaststellingsovereenkomst door [eiser] binnen vier weken na het wijzen van het vonnis uit de hoofdelijkheid te laten ontslaan betreffende de leaseovereenkomst die is afgesloten bij Leaseplan voor de Nissan Juke met kenteken [kenteken] bij gebreke waarvan een dwangsom wordt verbeurd van € 250,00 per dag met een maximum van
€ 37.250,00,
2. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het (na)salaris en de verschotten van de advocaat van [eiser] .
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, volgt het spoedeisend belang uit de aard van de zaak, omdat aannemelijk is dat [eiser] een BKR-notering heeft door het leasecontract waardoor hij geen/onvoldoende hypotheek voor een eventuele door hem te kopen woning kan krijgen.
4.2.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] haar verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Hij blijft tot op heden hoofdelijk aansprakelijk voor het leasecontract en kan uit dien hoofde worden aangesproken. [eiser] weet niet of [gedaagde] de maandelijkse termijnen al dan niet op tijd betaalt en voor eventuele betalingsachterstanden van [gedaagde] kan hij door LeasePlan worden aangesproken. Bovendien wil [eiser] een huis/appartement kopen, maar door de openstaande lening kan hij niet (voldoende) lenen. In totaal had [gedaagde] na beëindiging van de relatie een bedrag van € 37.250,00 ter beschikking, waarmee zij de lening had kunnen oversluiten of het leasecontract had kunnen afkopen. Zelfs na daartoe te zijn verzocht, heeft [gedaagde] dat nagelaten. Het is volgens [eiser] inmiddels niet ondenkbaar dat [gedaagde] dit bedrag heeft opgemaakt, waardoor zij de aflosboete van het leasecontract niet meer kan betalen. [gedaagde] is verder in de tussentijd gehuwd en hij weet niet of dit consequenties heeft voor de afkoop van het leasecontract door [gedaagde] , aldus [eiser] .
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij maandelijks € 410,00 aan LeasePlan betaalt en dat zij geen betalingsachterstanden heeft. Overeenkomstig hetgeen partijen op
9 maart 2022 in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst hebben afgesproken, heeft [gedaagde] diverse malen gepoogd om gerealiseerd te krijgen dat [eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen. Zij verwijst hierbij naar haar productie 2. [gedaagde] heeft meerdere familieleden en vrienden (zij verwijst naar haar productie 3 en 4) verzocht om als medeschuldenaar te fungeren, maar niemand wilde de plaats van [eiser] overnemen. Ook heeft [gedaagde] geprobeerd met [eiser] een regeling te treffen aldus dat ieder de helft van de afkoopsom/aflosboete van € 2.117,00 betaald, waarna het contract met LeasePlan kan worden beëindigd, maar [eiser] wilde dit niet. [gedaagde] heeft verder aangevoerd dat [eiser] in de situatie heeft berust. Daarbij komt dat de leaseovereenkomst per 1 januari 2025 afloopt. Gelet op haar inspanningen is [gedaagde] van mening dat het instellen van de vordering door [eiser] in het kader van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de overeenkomst van 9 maart 2022 een inspanningsverplichting behelst en geen resultaatsverplichting. Van juli 2023 tot 22 september 2023 (producties 6-8) heeft [gedaagde] nogmaals pogingen gedaan LeasePlan te bewegen [eiser] als medecontractant te verwijderen. Zij heeft zich maximaal ingespannen. Het huwelijk van [gedaagde] heeft geen consequenties voor de leaseovereenkomst, omdat er sprake was van een beperkte huwelijksgoederengemeenschap. Hoewel [gedaagde] na het beëindigen van de relatie met [eiser] een bedrag van circa € 37.000,00 heeft ontvangen, vergeet [eiser] dat zij diverse financiële verplichtingen had, zoals het verbouwen en herinrichten van haar nieuwe woning en aflossen van de schuld bij Santander. Ten slotte heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij een eventueel veroordelend vonnis niet kán nakomen, omdat het aan LeasePlan is om [eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Gelet hierop moet ook de gevorderde dwangsom worden afgewezen, nu zij afhankelijk is van het standpunt van LeasePlan in deze, aldus [gedaagde] .
4.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat ter beoordeling voorligt hetgeen partijen in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst van 9 maart 2022 zijn overeengekomen (zie rov. 2.3.). Volgens [eiser] betreft de afspraak een resultaatsverbintenis, terwijl het volgens [gedaagde] een inspanningsverbintenis is. Hoewel de bewoordingen van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst in beginsel geen ruimte laten voor de door [gedaagde] bepleite uitleg, kan de vraag hoe in die overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of deze een leemte laat die moet worden aangevuld, niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van bedoelde bepaling. Het komt immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Partijen hebben hun affectieve relatie beëindigd en vervolgens de betreffende vaststellingsovereenkomst gesloten met de kennelijke en begrijpelijke bedoeling
definitiefvan elkaar los te komen en alle banden te (kunnen) verbreken. In het licht van zowel de bewoordingen van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst als deze omstandigheden kan deze bepaling naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders worden uitgelegd dan dat op [gedaagde] een resultaatsverbintenis rust, in die zin dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] daadwerkelijk zorgdraagt voor het schrappen van [eiser] als medecontractant bij LeasePlan door opdracht hiertoe aan LeasePlan te geven, en zich niet alleen maar hiervoor inspant. Hoe [gedaagde] dat verder afwikkelt, is voor [eiser] niet relevant, nu enkel van belang is dát hij van het leasecontract wordt geschrapt en uit dien hoofde niet meer hoofdelijk aansprakelijk is. Dat kan [gedaagde] bewerkstelligen door een andere medecontractant de plaats te laten innemen van [eiser] , maar ook door bijvoorbeeld het betalen van de afkoopsom. Gelet op het te behalen resultaat is het aan [gedaagde] hoe zij dit realiseert en niet aan [eiser] .
4.5.
Voor zover (in het licht van het hiervoor in rov. 4.4 overwogene) nog relevant gaat de voorzieningenrechter voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat [eiser] voor de helft moet bijdragen aan het voldoen van de afkoopsom, nu - zoals [eiser] terecht heeft aangevoerd - [gedaagde] inmiddels circa 1 ½ jaar de tijd heeft gehad hem te laten schrappen van het leasecontract en zij al die tijd de beschikking had over de auto. Dat [eiser] - zoals [gedaagde] aanvoert - ook een sleutel had en hij de auto ook kon gebruiken, doet hieraan niet af, nu partijen immers zijn overeengekomen dat, zodra [eiser] zijn aandeel in de PL had voldaan, [gedaagde] opdracht aan LeasePlan zou geven om hem van het leasecontract te schrappen, hetgeen haaks staat op een mogelijk door [gedaagde] toegestane voortzetting van het gebruik van de leaseauto door [eiser] .
4.6.
Dat [gedaagde] het haar destijds ter beschikking staande bedrag van circa
€ 37.000,00 niet heeft aangewend om de afkoopsom bij LeasePlan te kunnen voldoen, is niet iets dat [eiser] kan worden tegengeworpen.
4.7.
Gelet op het vooroverwogene is aannemelijk geworden dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst tussen haar en [eiser] , reden waarom het door [eiser] gevorderde voor toewijzing gereed ligt, met dien verstande dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet [gedaagde] een termijn te geven tot uiterlijk 1 januari 2024 om [eiser] van het leasecontract bij LeasePlan te laten schrappen, nu zij hiervoor de medewerking van LeasePlan nodig heeft en [eiser] op de zitting een voorstel tot wijziging van eis in die geest heeft gedaan. De voorzieningenrechter ziet eveneens aanleiding de gevorderde dwangsommen te matigen en te maximeren als onder 5 is vermeld.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
  • kosten exploot € 129,86
  • griffierecht € 314,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.522,86
4.9.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3.).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst van 9 maart 2022 door [eiser] uiterlijk op 1 januari 2024 uit de hoofdelijkheid te laten ontslaan betreffende de leaseovereenkomst die is afgesloten bij LeasePlan voor de Nissan Juke met kenteken [kenteken] bij gebreke waarvan een dwangsom wordt verbeurd van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op heden aan de zijde
van [eiser] begroot op € 1.522,86,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023. [1]

Voetnoten

1.type: JC