ECLI:NL:RBLIM:2023:5814

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 1919, 23_1920, 23_1921, 23_1922, 23_1924
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunningen voor herontwikkeling Valkterrein in Echt-Susteren

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunningen voor de herontwikkeling van het voormalige Valkterrein in de gemeente Echt-Susteren. De verzoekers zijn van mening dat de uitbreidende horecamogelijkheden op het terrein schadelijk zijn voor de binnenstad en hebben daarom een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat verzoekers niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek met zaaknummer ROE 23/1921, omdat zij geen belanghebbenden zijn volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de overige verzoeken heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het spoedeisend belang ontbreekt, waardoor deze verzoeken niet voor toewijzing in aanmerking komen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen en de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek in de zaak met nummer ROE 23/1921. De uitspraak is gedaan op 28 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats ROERMOND
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/1919, ROE 23/1920, ROE 23/1921, ROE 23/1922 en ROE 23/1924
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 september 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

1.[verzoeker] ,

2.
[verzoeker] ,
3.
[verzoeker] ,
4.
[verzoeker] ,
5.
[verzoeker] ,
6.
[verzoeker] ,
7.
[verzoeker] .,
8.
[verzoeker], allen wonende dan wel gevestigd te [plaats] , gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. E.H.E.J. Wijnen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren,
(verweerder).
(gemachtigden: mr. S.M.Y. Huijnen, K. Rocha-Brás en R.J.P. Geraedts)
Als derde-partijen hebben aan de gedingen deelgenomen:

1.[vergunninghoudster] ., vergunninghoudster in de zaken

ROE 23/1919. ROE 23/1920, ROE 23/1922 en ROE 23/1924,
(gemachtigde: mr. R.J.J.M.M. Metsemakers)
2.
[vergunninghoudster 2], vergunninghoudster in de zaak ROE 23/1921.
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekers, naar aanleiding van de aan vergunninghoudster verleende omgevingsvergunningen die, samengevat, verband houden met de herontwikkeling van het voormalige terrein van de [vergunninghoudster 2] ( [bedrijfsterrein] ) aan de [adres] in de gemeente Echt-Susteren.
1.1.
De raad van de gemeente Echt-Susteren heeft op 8 oktober 2020 het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” vastgesteld (hierna: “het bestemmingsplan”). Dit bestemmingsplan heeft tot doel het centrumgebied van Echt te versterken. Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om een foodmarkt, foodgerelateerde detailhandel, horeca en ambachtelijke bedrijven in de foodsector met ondergeschikte detailhandel en horeca te realiseren op het Valkterrein.
1.2.
Verzoekers, en anderen, hebben tegen het bestemmingsplan beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
1.3.
Op 23 december 2021 heeft verweerder bekendgemaakt dat op 9 december 2021 een aanvraag is ontvangen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een Jumbo Foodmarkt op het perceel aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente Echt, [perceel] .
1.4.
Verzoekers, en anderen, hebben daarop de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het besluit van de raad van de gemeente Echt-Susteren van 8 oktober 2020 wordt geschorst voor zover dat betrekking heeft op de gronden van het kadastrale perceel, gemeente Echt, [perceel] met de bestemming “Detailhandel-Foodmarkt”. De voorzieningenrechter heeft het verzoek bij uitspraak van 8 maart 2022 [1] toegewezen.
1.5.
Verzoekers hebben vervolgens de voorzieningenrechter van de Afdeling later opnieuw verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, omdat er meerdere aanvragen werden ingediend om een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten op de gronden van de kadastrale percelen, gemeente Echt, [perceel] met de bestemmingen “Detailhandel-Foodmarkt” en “Verkeer”, en niet uitgesloten kon worden dat er nog nieuwe aanvragen zouden worden ingediend voordat op het beroep tegen het bestemmingsplan is beslist. Het verzoek zag op het schorsen van het bestemmingsplan, voor zover dat betrekking heeft op de hiervoor genoemde kadastrale percelen met de bijbehorende perceelnummers. De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft het verzoek bij uitspraak van 3 augustus 2023 [2] toegewezen.
1.6.
Verzoekers hebben bij brief van 16 augustus 2023 een zestal verzoeken om een voorlopige voorziening ingediend bij deze rechtbank. Deze verzoeken zien op de hierna onder 2 e.v. genoemde verleende omgevingsvergunningen. Met deze verzoeken beogen verzoekers te voorkomen dat vergunninghoudster op 21 augustus 2023 haar bouwwerkzaamheden, na de bouwvakantie, op het Valkterrein hervat.
1.7.
De voorzieningenrechter heeft vergunninghoudster in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken. Vergunninghoudster heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Bij brief van 21 augustus 2023 heeft vergunninghoudster aangegeven dat zij haar werkzaamheden met betrekking tot de aanleg van riolering respectievelijk waterhuishoudkundige voorzieningen wel voortzet op het buitenterrein van de percelen bekend als [perceel] ter plaatse waar krachtens het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ’ de bestemming “Verkeer” rust. Daarbij heeft vergunninghoudster verklaard dat het hierbij om vergunningvrije werkzaamheden gaat, die bovendien geen onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunningen waarop het verzoek om voorlopige voorziening ziet en deze voorzieningen rechtstreeks zijn toegelaten op [perceel] . Met betrekking tot [perceel] (alsook [perceel] ) geldt dat ook onder het voorgaande bestemmingsplan “De Loop 2012, eerste herziening” binnen het aldaar geldende bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” waterhuishoudkundige voorzieningen rechtstreeks zijn toegelaten.
1.8.
Bij uitspraak van 30 augustus 2023 [3] heeft de Afdeling in het beroep tegen het bestemmingsplan een tussenuitspraak gedaan. In deze tussenuitspraak heeft de Afdeling – onder meer – overwogen dat de begrippen foodmarkt en foodgerelateerde detailhandel in het bestemmingsplan onvoldoende gedefinieerd zijn en daarom in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende zorgvuldig zijn voorbereid. De Afdeling heeft de raad van de gemeente Echt-Susteren daarom opgedragen deze geconstateerde gebreken binnen zestien weken te herstellen.
1.9.
Verweerder heeft op de verzoeken om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift.
1.10.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken gevoegd behandeld op de zitting van 19 september 2023. Hieraan hebben als partij deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers, [verzoekers] verzoekers, de gemachtigden van verweerder, de gemachtigde van vergunninghoudster en [bestemmingsplan] namens vergunninghoudster.
1.11.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting vastgesteld dat de verzoekers
[verzoekers] en [verzoeker] in de zaak met procedurenummer ROE 23/1924 geen beroep hebben ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 21 juni 2023 en geen bezwaar hebben gemaakt in de zaak met procedurenummer ROE 23/1920 tegen de verleende omgevingsvergunning van 13 juni 2023. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekers om die reden de verzoeken om een voorlopige voorziening in de procedures ROE 23/1920 en ROE 23/1924 ingetrokken, voor zover deze zijn ingesteld namens [bedrijf] . en [verzoeker] .
Totstandkoming van de besluiten
2. Bij besluit van 21 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoekers tegen een aan vergunninghoudster verleende omgevingsvergunning van 27 januari 2023 voor het wijzigen van het bestemmingsplan naar horeca op de verdieping op het adres Aasterbergerweg 2C te Echt, ongegrond verklaard. Verzoekers hebben tegen het besluit op bezwaar van 21 juni 2023 (pro forma) beroep ingesteld (zaaknummer ROE 23/1759). Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht ten aanzien van dit besluit een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer ROE 23/1924).
2.1.
Bij besluit van 4 mei 2023 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een overkapping op het De Valk plein op het perceel kadastraal bekend gemaakt gemeente Echt, sectie K, nummer 7668. Verzoekers hebben een bezwaarschrift ingediend tegen deze omgevingsvergunning. Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht ten aanzien van deze vergunning een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer ROE 23/1922).
2.2.
Bij besluit van 30 mei 2023 heeft verweerder aan de gemeente Echt-Susteren (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een nieuwe ontsluiting van het Ursulinenplein te Echt, kadastraal bekend als gemeente Echt, nummers 2377, 2891, 2382 en 2383. Verzoekers hebben een bezwaarschrift ingediend tegen deze omgevingsvergunning. Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht ten aanzien van deze vergunning een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer ROE 23/1921).
2.3.
Bij besluit van 13 juni 2023 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de indeling van Loods 14 op het perceel kadastraal bekend gemeente Echt, sectie K, nummer 7326. Verzoekers hebben een bezwaarschrift ingediend tegen deze omgevingsvergunning. Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht ten aanzien van deze vergunning een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer ROE 23/1920).
2.4.
Bij besluit van 13 juni 2023 heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het toevoegen van twee servicetoegangsdeuren op het adres Aasterbergerweg 2C te Echt. Verzoekers hebben een bezwaarschrift ingediend tegen deze omgevingsvergunning. Verder hebben zij de voorzieningenrechter verzocht ten aanzien van deze vergunning een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer ROE 23/1919).
Beoordeling door de voorzieningenrechter
3. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter, waar de rechtbank later niet aan gebonden is.
Omvang van het geding
4. Verzoekers hebben te kennen gegeven dat zij zich niet kunnen vinden in de wijze waarop de herontwikkeling van het [bedrijfsterrein] wordt gerealiseerd. De door vergunninghoudster verrichte bouwactiviteiten zien op de realisatie van een groot pand dat bestaat uit horeca, fooddetailhandel en een Jumbo Foodmarkt. Verzoekers zijn het – met name – niet eens met de (uitbreidende) horecamogelijkheden, omdat zij vrezen dat dit tot leegstand zal leiden in de binnenstad.
4.1.
Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers de onderhavige verzoeken om een voorlopige voorziening graag in een breder verband wensen te trekken, biedt de onderhavige procedure hiertoe geen ruimte. In de procedure is enkel de vraag aan de orde of de omgevingsvergunningen, waartegen de onderhavige verzoeken om een voorlopige voorziening zijn gericht, geschorst moeten worden, in ieder geval totdat is beslist op het respectievelijke bezwaar- of beroepschrift.
Voorvragen
5. Voordat de voorzieningenrechter aan die inhoudelijke beoordeling van de verzoeken om voorlopige voorziening kan toekomen, zijn er een aantal stappen die eerst gezet moeten worden. Zo dienen verzoekers om te beginnen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb bij de bestreden besluiten te zijn. Ook is voor het treffen van een voorlopige voorziening een spoedeisend belang vereist. Dit volgt uit artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Volgens dit artikel kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.1.
Hierna zal de voorzieningenrechter per verzoek om voorlopige voorziening (dus per zaaknummer) voormelde voorvragen, voor zover nodig, bespreken. Eerst de vraag of verzoekers bij de betreffende besluiten belanghebbende zijn en daarna komt de vraag aan de orde of sprake is van een spoedeisend belang.
Belanghebbende
ROE 23/1921(omgevingsvergunning voor het aanleggen van een nieuwe ontsluiting van het [adres] te [plaats] )
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb zijn bij de omgevingsvergunning voor het aanleggen van een nieuwe ontsluiting van het [adres] . Het verzoek dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie [4] van de Afdeling als uitgangspunt geldt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit, die het besluit toestaat, in beginsel als belanghebbende wordt aangemerkt. Het criterium "gevolgen van enige betekenis" dient als correctie op dit uitgangspunt. Als gevolgen van enige betekenis ontbreken, wordt geen belanghebbendheid aangenomen. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat, naar aanleiding van het debat tussen partijen op zitting, als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat het bestreden besluit niet ziet op de beoogde inrichting van het [adres] , maar enkel op de door de gemeente gewenste ontsluiting van het [adres] vanaf een recent aangelegde rotonde. Die ontsluiting heeft, onweersproken, tot gevolg dat in totaal drie parkeerplaatsen op het [adres] zullen verdwijnen. De voorzieningenrechter ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag op welke wijze verzoekers in hun belangen zijn getroffen door het verdwijnen van deze drie parkeerplaatsen.
6.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ondervinden verzoekers geen gevolgen van enige betekenis van de verleende omgevingsvergunning. Daarbij volgt de voorzieningenrechter het standpunt van verweerder dat de gevolgen van de vergunde activiteiten voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van verzoekers dermate gering zijn dat een persoonlijk belang hierbij ontbreekt. De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand tussen het pand van [bedrijf] aan de [adres] en de ontsluiting in kwestie 180 meter bedraagt. De afstand tussen het pand van [naam 1] aan de [adres] en de ontsluiting bedraagt (hemelsbreed) ruim 207 meter. De panden van de overige verzoekers, die gelegen zijn [adres] en de [adres] , zijn nog verder verwijderd van het [adres] en door de tussenliggende bebouwing hebben deze panden bovendien geen zicht op de vergunde activiteiten. De door verweerder genoemde afstanden alsmede het ontbreken van zicht op de vergunbare activiteiten, zijn door verzoekers niet bestreden. Bovendien gaat het slechts om het verdwijnen van drie parkeerplaatsen op een veel groter totaal en ook nog eens om drie parkeerplaatsen waarvan gelet op de afstand en de bestaande en dichterbij gelegen parkeerplaatsen hoogst onzeker is of die drie parkeerplaatsen gebruikt worden door bezoekers van de ondernemingen van verzoekers. Gelet hierop kunnen verzoekers naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als belanghebbenden worden aangemerkt waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Overige zaken
7. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de belanghebbendheid van verzoekers bij de overige bestreden besluiten niet geheel buiten twijfel staat. De voorzieningenrechter kiest er echter voor om voor het vervolg van de beoordeling van de verzoeken om voorlopige voorziening in het midden te laten of verzoekers belanghebbend zijn bij die bestreden besluiten. Dit omdat voorzieningenrechter, zie het navolgende, van oordeel is dat, ook als verzoekers belanghebbend zouden zijn, het spoedeisend belang bij hun verzoek ontbreekt.
Spoedeisend belang
8. De voorzieningenrechter overweegt als volgt als het gaat om het ontbreken van een spoedeisend belang bij verzoekers.
ROE 23/1924(omgevingsvergunning voor het wijzigen van het bestemmingsplan naar horeca op de verdieping van het gebouw [naam 2] ) en
ROE 23/1922(omgevingsvergunning voor het plaatsen van een overkapping op het [bedrijfsterrein] )
9. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2023 heeft vergunninghoudster aangegeven te wachten met het voortzetten van de activiteiten op grond van de beide hiervoor genoemde omgevingsvergunningen totdat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan. Gelet hierop is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten aanzien van deze verzoeken om een voorlopige voorziening geen sprake van een spoedeisend belang. Uit het gegeven dat vergunninghoudster bereid is te wachten op de einduitspraak blijkt dat zij zich in het geval van een voor haar nadelige einduitspraak zal beraden over de te nemen van vervolgstappen. Immers, wanneer de Afdeling het bestemmingsplan (gedeeltelijk) vernietigt, kan dit tot gevolg hebben dat de verleende omgevingsvergunningen (in ieder geval voor zover het gaat om artikel 2:1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vernietigbaar zijn en het vergunde gebruik beëindigd wordt. De stelling van verzoekers dat vergunninghoudster de bij deze omgevingsvergunningen vergunde activiteiten ook zal voortzetten als de einduitspraak van de Afdeling ten nadele van haar zal uitpakken, reden waarom zij verzocht hebben om een voorziening tot drie maanden nadat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan, is niet nader onderbouwd en kan reeds daarom niet worden gevolgd.
ROE 23/1920(omgevingsvergunning voor het wijzigen van de indeling van [loods] ) en
ROE 23/1919(omgevingsvergunning voor het toevoegen van twee servicedeuren)
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat de verleende omgevingsvergunning van
13 juni 2023 (ROE 23/1920) ziet op een wijziging van de indeling van [loods] . Deze indeling is reeds vergund bij de (onherroepelijke) omgevingsvergunning van 7 juli 2021. De laatstgenoemde omgevingsvergunning ziet op het beoogde gebruik ten behoeve van ambachtelijke bedrijvigheid binnen de foodsector. Beoogd wordt een brouwerij met proeflokaal te realiseren en een restaurant. Het bestreden besluit ziet op een wijziging van de constructie van de verdiepingsvloer, waaronder bouwwerkzaamheden voor het aanbrengen van twee trappen en een goederenlift, en een brandcompartimentering. In de omgevingsvergunning van 7 juli 2021 waren al twee muurdoorbraken vergund op de plekken waar nu recent de wijziging in de brandcompartimentering op ziet. Vergunninghoudster heeft te kennen gegeven dat de werkzaamheden met betrekking tot de goederenlift, de brandcompartimentering en de verdiepingsvloer al zijn uitgevoerd en voltooid. Tijdens het bouwen van de verdiepingsvloer bleek dat als de vloer zeven centimeter hoger zou liggen dan vergund was bij de omgevingsvergunning van 7 juli 2021, dit beter zou zijn voor de monumentale waarden op de begane vloer omdat de constructie van de verdiepingsvloer niet langer voor de ramen in het zicht zou lopen. De recente omgevingsvergunning is daarom een legalisatie van de reeds bestaande situatie. Alleen de trappen zijn nog niet gerealiseerd, aldus vergunninghoudster.
10.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de verleende omgevingsvergunning van (eveneens) 13 juni 2023 ziet op het toevoegen van twee servicedeuren in de gevel van [loods] voor het terras waar de markthal komt. Vergunninghoudster heeft ter zitting toegelicht dat op de plek van deze deuren thans een kozijn is gevestigd. Mocht het bestemmingsplan vernietigd worden en de omgevingsvergunning vernietigbaar zijn, dan worden de deuren er weer uitgehaald en zal er opnieuw een kozijn worden geplaatst. Van onomkeerbare gevolgen is daarom geen sprake, aldus vergunninghoudster.
10.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt welk spoedeisend belang zij hebben bij het schorsen van de omgevingsvergunningen voor zover deze zien op de realisatie van de trappen en de twee servicedeuren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt welke onomkeerbare gevolgen er zouden ontstaan wanneer vergunninghoudster de werkzaamheden aan de trappen en de servicedeuren wel zou voortzetten en voltooien. Zoals verzoeksters ter zitting ook al hebben aangegeven gaat het hen niet zozeer om het plaatsen van de trap en het toevoegen van deze twee servicedeuren, maar om het tegengaan van de herontwikkeling van het [bedrijfsterrein] en dan met name op de realisatie van de horecafunctie. Ook hieruit blijkt niet het vereiste spoedeisend belang, omdat vergunninghoudster met betrekking tot de werkzaamheden die zien op de realisatie van horeca op de verdieping van [loods] ( ROE 23/1924) reeds heeft aangegeven deze te staken totdat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook ten aanzien van deze twee verzoeken om een voorlopige voorziening het spoedeisend belang ontbreekt.
Conclusie
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen hebben verzoekers geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening in de zaken met procedurenummer ROE 23/1924, ROE 23/1922, ROE 23/1920 en ROE 23/1919. Dat betekent dat in deze zaken niet wordt toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de verzoeken. De verzoeken worden daarom afgewezen.
11.1.
In de zaak met procedurenummer ROE 23/1921 kunnen verzoekers niet worden aangemerkt als belanghebbenden. Ook in deze zaak wordt daarom niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek. Nu het hier echter een ontvankelijkheidsvereiste betreft wordt het verzoek in die zaak niet-ontvankelijk verklaard.
11.2.
Voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat in deze zaken geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek om een voorlopige voorziening voor wat betreft de procedure met zaaknummer ROE 23/1921.
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af voor wat betreft de procedures met zaaknummers ROE 23/1924, ROE 23/1922, ROE 23/1920 en ROE 23/1919.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 28 september 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 september 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3521.