6.3.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ondervinden verzoekers geen gevolgen van enige betekenis van de verleende omgevingsvergunning. Daarbij volgt de voorzieningenrechter het standpunt van verweerder dat de gevolgen van de vergunde activiteiten voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van verzoekers dermate gering zijn dat een persoonlijk belang hierbij ontbreekt. De voorzieningenrechter stelt vast dat de afstand tussen het pand van [bedrijf] aan de [adres] en de ontsluiting in kwestie 180 meter bedraagt. De afstand tussen het pand van [naam 1] aan de [adres] en de ontsluiting bedraagt (hemelsbreed) ruim 207 meter. De panden van de overige verzoekers, die gelegen zijn [adres] en de [adres] , zijn nog verder verwijderd van het [adres] en door de tussenliggende bebouwing hebben deze panden bovendien geen zicht op de vergunde activiteiten. De door verweerder genoemde afstanden alsmede het ontbreken van zicht op de vergunbare activiteiten, zijn door verzoekers niet bestreden. Bovendien gaat het slechts om het verdwijnen van drie parkeerplaatsen op een veel groter totaal en ook nog eens om drie parkeerplaatsen waarvan gelet op de afstand en de bestaande en dichterbij gelegen parkeerplaatsen hoogst onzeker is of die drie parkeerplaatsen gebruikt worden door bezoekers van de ondernemingen van verzoekers. Gelet hierop kunnen verzoekers naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als belanghebbenden worden aangemerkt waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de belanghebbendheid van verzoekers bij de overige bestreden besluiten niet geheel buiten twijfel staat. De voorzieningenrechter kiest er echter voor om voor het vervolg van de beoordeling van de verzoeken om voorlopige voorziening in het midden te laten of verzoekers belanghebbend zijn bij die bestreden besluiten. Dit omdat voorzieningenrechter, zie het navolgende, van oordeel is dat, ook als verzoekers belanghebbend zouden zijn, het spoedeisend belang bij hun verzoek ontbreekt.
8. De voorzieningenrechter overweegt als volgt als het gaat om het ontbreken van een spoedeisend belang bij verzoekers.
ROE 23/1924(omgevingsvergunning voor het wijzigen van het bestemmingsplan naar horeca op de verdieping van het gebouw [naam 2] ) en
ROE 23/1922(omgevingsvergunning voor het plaatsen van een overkapping op het [bedrijfsterrein] )
9. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2023 heeft vergunninghoudster aangegeven te wachten met het voortzetten van de activiteiten op grond van de beide hiervoor genoemde omgevingsvergunningen totdat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan. Gelet hierop is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten aanzien van deze verzoeken om een voorlopige voorziening geen sprake van een spoedeisend belang. Uit het gegeven dat vergunninghoudster bereid is te wachten op de einduitspraak blijkt dat zij zich in het geval van een voor haar nadelige einduitspraak zal beraden over de te nemen van vervolgstappen. Immers, wanneer de Afdeling het bestemmingsplan (gedeeltelijk) vernietigt, kan dit tot gevolg hebben dat de verleende omgevingsvergunningen (in ieder geval voor zover het gaat om artikel 2:1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vernietigbaar zijn en het vergunde gebruik beëindigd wordt. De stelling van verzoekers dat vergunninghoudster de bij deze omgevingsvergunningen vergunde activiteiten ook zal voortzetten als de einduitspraak van de Afdeling ten nadele van haar zal uitpakken, reden waarom zij verzocht hebben om een voorziening tot drie maanden nadat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan, is niet nader onderbouwd en kan reeds daarom niet worden gevolgd.
ROE 23/1920(omgevingsvergunning voor het wijzigen van de indeling van [loods] ) en
ROE 23/1919(omgevingsvergunning voor het toevoegen van twee servicedeuren)
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat de verleende omgevingsvergunning van
13 juni 2023 (ROE 23/1920) ziet op een wijziging van de indeling van [loods] . Deze indeling is reeds vergund bij de (onherroepelijke) omgevingsvergunning van 7 juli 2021. De laatstgenoemde omgevingsvergunning ziet op het beoogde gebruik ten behoeve van ambachtelijke bedrijvigheid binnen de foodsector. Beoogd wordt een brouwerij met proeflokaal te realiseren en een restaurant. Het bestreden besluit ziet op een wijziging van de constructie van de verdiepingsvloer, waaronder bouwwerkzaamheden voor het aanbrengen van twee trappen en een goederenlift, en een brandcompartimentering. In de omgevingsvergunning van 7 juli 2021 waren al twee muurdoorbraken vergund op de plekken waar nu recent de wijziging in de brandcompartimentering op ziet. Vergunninghoudster heeft te kennen gegeven dat de werkzaamheden met betrekking tot de goederenlift, de brandcompartimentering en de verdiepingsvloer al zijn uitgevoerd en voltooid. Tijdens het bouwen van de verdiepingsvloer bleek dat als de vloer zeven centimeter hoger zou liggen dan vergund was bij de omgevingsvergunning van 7 juli 2021, dit beter zou zijn voor de monumentale waarden op de begane vloer omdat de constructie van de verdiepingsvloer niet langer voor de ramen in het zicht zou lopen. De recente omgevingsvergunning is daarom een legalisatie van de reeds bestaande situatie. Alleen de trappen zijn nog niet gerealiseerd, aldus vergunninghoudster.