17.2.Ten aanzien het ontbreken van een stabiliteitsproef, zoals door eiseres ter zitting aangevoerd, overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat verweerder zonder enig voorafgaand onderzoek naar de stabiliteit van de boom een boomtrekproef heeft uitgevoerd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat voorafgaande aan de boomtrekproef een voor-inspectie aan stamvoet van de boom is uitgevoerd vanwege de scheefstand van de boom. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht, onder verwijzing naar het onderzoek van 28 en 29 oktober 2020, op het standpunt gesteld dat de twijfels aan de stabiliteit van de boom niet alleen waren ingegeven door de scheefstand, maar ook door het uitgevoerde vooronderzoek aan de stamvoet. De stelling van eiseres dat verweerder geen voorafgaand onderzoek heeft uitgevoerd en dat om die reden een boomtrekproef niet nodig zou zijn geweest, volgt de rechtbank dan ook niet. Uit het advies van 5 november 2020 is de rechtbank verder gebleken dat dit vooronderzoek aan de stamvoet er ook toe diende om te beoordelen of voor de zomereik de boomtrekproef de geëigende methode was. Daaruit is gebleken dat de boom met behulp van de trekproef-methode kon worden onderzocht, waarna het onderzoek is uitgevoerd. Verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank, onder verwijzing naar dat advies, voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat in dit geval de boomtrekproef een geschikte methode is gebleken. Ook hierin ziet de rechtbank daarom geen grond voor het oordeel dat de uitgevoerde methode niet kon worden toegepast.
Overschrijding redelijke termijn
18. Gelet op het tijdsverloop in deze procedure dient de rechtbank tot slot ambtshalve te beoordelen of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM), is overschreden en of ambtshalve een vergoeding van immateriële schade moet worden toegekend. In dat kader wordt het volgende overwogen.
19. Uit vaste rechtspraak van de Afdelingvolgt dat de vraag of de zaak binnen een redelijke termijn is behandeld, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Als uitgangspunt geldt dat in zaken die uit twee rechterlijke instanties bestaan een totale lengte van de procedure van vier jaar redelijk is. Hiervan geldt een half jaar voor de bezwaarfase, anderhalf jaar voor de beroepsfase en twee jaar voor het hoger beroep. De redelijke termijn vangt in beginsel aan op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaar heeft ontvangen. Wanneer de redelijke termijn is overschreden, dient voor de schadevergoeding als uitgangspunt een tarief te worden gehanteerd van € 500,- per half jaar waarmee die termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
20. In deze zaak is de redelijke termijn begonnen met de ontvangst van het bezwaarschrift op 30 december 2020, zodat de rechtbank uiterlijk 30 december 2022 uitspraak had moeten doen. Daarmee is op de datum van deze uitspraak de redelijke termijn met (bijna) negen maanden overschreden. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan de overschrijding van de termijn te rechtvaardigen is. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van in totaal € 1.000,-.
21. Nu de overschrijding van de redelijke termijn aan de rechtbank is toe te rekenen, zal de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van de schadevergoeding worden veroordeeld. Gelet op het beleid ter zakeen de Regeling voortzetting mandaat, volmacht en machtiging Ministerie van Justitie en Veiligheid, behoeft de Staat in dit geval niet in de procedure te worden betrokken.
22. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestreden besluit voldoende blijk geeft van een zorgvuldige belangenafweging door verweerder. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende deugdelijk gemotiveerd waarom het belang bij het kappen van de boom zwaarder moet wegen dan het belang bij het behoud ervan. Verweerder heeft zich daarbij mogen baseren op het uitgebrachte deskundigenadvies van Groenadvies. Door het verbinden van een herplantplicht aan de omgevingsvergunning heeft verweerder voorts in voldoende mate het verlies door het kappen van de boom gecompenseerd. Het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder in redelijkheid een groter gewicht heeft mogen toekennen aan verlening van de omgevingsvergunning dan aan het behoud van de boom. De boom kan dus worden gekapt.
23. Het beroep is dus ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. Eiseres heeft wel recht op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.