4.4.Hinder leidt niet zonder meer tot onrechtmatige hinder. Enige (subjectieve) hinder zullen (dicht) bij elkaar wonende buren immers van elkaar moeten accepteren. Hinder moet (daarom) objectief worden vastgesteld. Ingevolge artikel 5:37 BW mag de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan de eigenaars van andere erven hinder toebrengen, zoals door het verspreiden van rumoer. Het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij is mede van belang of degene die zich beklaagt over hinder, zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen.
4.4.1.[gedaagde 1] heeft aangevoerd dat gedaagden zoveel mogelijk rekening houden met [eiser] , waarbij zij continu in overleg zijn met de gemeente. Ook heeft [gedaagde 1] al diverse aanpassingen aan het terras verricht. Gebleken is dat [eiser] niet bekend is met de APV van de gemeente. Er zijn geen juridische gronden om te eisen dat de muziek gestopt dient te worden.
De voorzieningenrechter overweegt dat dit laatste ook niet is wat [eiser] vordert. Hij vordert – kort gezegd – sluiting van het terras en de daarbij horende toegangsdeuren, alsmede een verbod aan [gedaagde 1] om geluidswaarden te produceren die uitstijgen boven de normen die gelden op grond van het Activiteitenbesluit Milieubeheer en door de RUD zijn uiteengezet. Dat [gedaagde 1] “diverse aanpassingen” aan het terras heeft verricht, is niet aannemelijk geworden, omdat [gedaagde 1] dit niet nader heeft toegelicht.
4.4.2.Voorts heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat gedaagden niet onrechtmatig jegens [eiser] handelen, hetgeen blijkt uit de brief van het college van 4 september 2023 (zie rov. 2.13).
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de conclusie, die [gedaagde 1] uit het gestelde in voornoemde brief trekt, niet kan worden onderschreven. Indien [gedaagde 1] meent dat het hebben van een vergunning op grond van de Alcholwet, inclusief het terras, betekent dat [gedaagde 1] niet onrechtmatig jegens [eiser] handelt, is die opvatting te kort door de bocht. Of [gedaagde 1] onrechtmatig jegens [eiser] handelt, ligt ter beoordeling aan de voorzieningenrechter voor. Daarbij is het toetsingskader, zoals hiervoor onder 4.4 is weergegeven, leidend.
4.4.3.Gelet op laatstgenoemd toetsingskader stelt de voorzieningenrechter voorop dat [eiser] al in zijn woning aan de [adres 1] woonde, voordat gedaagden sub 2 en 3 begonnen met de exploitatie van [gedaagde 1] op de wijze zoals dit nu gebeurt. In dit verband heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling onbetwist verklaard dat het café vroeger (meer) een bruin café was, waar mensen rustig een kopje koffie kwamen drinken, maar dat hij overlast ervaart vanaf het moment dat gedaagden sub 2 en 3 de exploitatie van het café op zich hebben genomen.
4.4.4.[eiser] klaagt al langere tijd over overlast door [gedaagde 1] . Dit heeft eind 2019 geleid tot gesprekken tussen partijen, waar ook de gemeente en de RUD bij zijn betrokken. In 2021 en 2022 is een bestuursrechtelijk traject gevolgd met de insteek van de zijde van [eiser] om de gemeente handhavend te laten optreden tegen de geluidshinder van [gedaagde 1] . Dit heeft, zoals hiervoor onder rov. 2.9 beschreven, niet het door [eiser] gewenste resultaat opgeleverd.
4.4.5.Uit het rapport van de RUD van 21 oktober 2021 blijkt dat op 17 oktober 2021 overschrijdingen van de geluidsnormen zijn geconstateerd. Ook heeft de RUD overschrijdingen van de geluidsnormen geconstateerd op 9 juli 2023. Dit zijn objectieve constateringen, die niet door [gedaagde 1] zijn weersproken of ontkracht (bijvoorbeeld middels een contra-expertise). Gelet op het jarenlange conflict tussen [eiser] en [gedaagde 1] over de ervaren geluidshinder en de onweersproken stelling van [eiser] dat hij beschikt over veel meer (eigen) geluidmetingen die aangeven dat de geluidsnormen worden overtreden (welke geluidmetingen volgens [eiser] weliswaar niet als officieel of geldig kunnen worden bestempeld), acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat er – naast de geconstateerde incidentele overschrijdingen door de RUD – in het (recente) verleden op meerdere momenten overschrijdingen van de geluidsnormen door [gedaagde 1] (c.q. diens klanten) hebben plaatsgevonden. Niet aannemelijk acht de voorzieningenrechter de stelling van [gedaagde 1] dat de overschrijdingen van de geluidsnormen enkel toe te schrijven zijn aan spelende en lachende kinderen; ook hard praten en schreeuwen van bezoekers zorgen blijkens de rapportages van de RUD immers voor overschrijdingen van de geluidsnormen.
4.4.6.Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiser] onweersproken verklaard dat hij zijn eigen woning heeft laten voorzien van geluidwerend glas en isolatie, kennelijk met het doel om minder geluidsoverlast van [gedaagde 1] te ervaren. Hoewel de RUD reeds in 2021 aanbevelingen deed aan [gedaagde 1] om de geluidshinder te reduceren, is de voorzieningenrechter niet gebleken dat [gedaagde 1] daar op enigerlei wijze gevolg aan heeft gegeven. Zo wordt er geen geluidslimiter (of begrenzer) in het café gehanteerd, heeft [gedaagde 1] geen akoestische maatregelen genomen (in de vorm van isolatie of iets dergelijks) en is de voorzieningenrechter evenmin gebleken dat [gedaagde 1] erop toeziet of erop laat toezien dat klanten op het terras rustig praten en geen geluidsoverlast veroorzaken, zoals de RUD heeft geadviseerd (zie rov. 2.4).
4.4.7.Lastig te begrijpen is de stelling van [gedaagde 1] tijdens de mondelinge behandeling dat zij het terras niet wederom heeft geopend, maar heeft verplaatst naar een andere plaats op het achterliggend terrein, waar (volgens [gedaagde 1] ) incidentele festiviteiten worden gehouden. De voorzieningenrechter is hierover op de eerste plaats van oordeel dat [gedaagde 1] zichzelf tegenspreekt waar zij stelt dat het terras niet is heropend, maar tegelijkertijd aangeeft dat het is verplaatst. Terecht heeft [eiser] in dit verband gesteld dat een verplaatsing van enkele meters niet betekent dat er dan geen geluidsoverlast meer is. Dat het terras opnieuw is geopend, heeft [eiser] ook met meerdere producties (18 t/m 23), die niet of onvoldoende door [gedaagde 1] zijn betwist, aannemelijk gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter verdient het ten opzichte van [eiser] niet de schoonheidsprijs dat [gedaagde 1] is overgegaan tot heropening van het terras, daar waar [gedaagde 1] eerder – weliswaar richting de gemeente – heeft aangegeven dat zij akkoord was met “sluiting van het achterterrein” (zie rov. 2.6). Dat dit een tijdelijke sluiting of slechts een bepaald of beperkt gedeelte van dit terrein betrof, zoals [gedaagde 1] lijkt te suggereren, is destijds niet aangegeven. Zo heeft het college dat ook niet begrepen, omdat in de brief van 10 maart 2022 (zie rov. 2.8) wordt gesproken over “het permanent sluiten van het terras voor gasten van het café”. Bovendien heeft [gedaagde 1] een alternatieve toegangsdeur richting het terras geopend, daar waar de bewuste “zijdeur”, die voor geluidsoverlast zorgde, definitief is gesloten en is geïsoleerd.
4.4.8.Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet aannemelijk geworden dat [gedaagde 1] er alles aan doet om de geluidsoverlast tot een minimum te beperken. Dat gedaagden aan het onderzoeken zijn op welke wijze zij het terras kunnen exploiteren zonder de geluidsnormen te overschrijden (zie rov. 2.13), is op geen enkele manier concreet gemaakt. En hoewel gedaagde sub 2 tegenover de gemeente (zie rov. 2.6) heeft aangegeven dat de poort aan de achterzijde gesloten blijft voor klanten, is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gebleken dat deze poort, die kennelijk tussen de percelen van [gedaagde 1] en [eiser] is gesitueerd en ervoor zorgt dat klanten achterom het terras (en het café) kunnen bereiken, weer is geopend. De stelling van [gedaagde 1] dat zij deze poort weer heeft geopend, omdat klanten hun fiets daar neerzetten, ziet de voorzieningenrechter als gemakzucht. Het getuigt er in ieder geval niet van dat [gedaagde 1] serieus bezig is met het zo veel mogelijk reduceren van geluidshinder. [eiser] heeft in dit kader onbetwist verklaard dat er fietsenstallingen zijn bij het gemeentehuis tegenover het café, zodat [gedaagde 1] haar klanten daar eenvoudig op kan wijzen en de poort gesloten kan houden.