ECLI:NL:RBLIM:2023:5577

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
03.225413.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met een mes op het terrein van het AZC te Maastricht

Op 21 augustus 2021 heeft de verdachte op het terrein van het asielzoekerscentrum (AZC) in Maastricht een mes getrokken en twee slachtoffers aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met het mes in de richting van de slachtoffers heeft gezwaaid, waarbij één slachtoffer licht letsel aan zijn pols opliep en het andere slachtoffer geen letsel heeft opgelopen. De verdachte is niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman was aanwezig. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de poging tot doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzet had op het doden van één van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor poging tot doodslag, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard voor het primair tenlastegelegde, maar de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de negatieve impact van de daden van de verdachte op de opvang van asielzoekers in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.225413.21
verstek
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
vertrokken, onbekend waarheen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 september 2023. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn raadsman mr. E.E.W.J. Maessen, advocaat te Maastricht, die te kennen heeft gegeven niet uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om namens de verdachte de verdediging te voeren. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 21 augustus 2021 in Maastricht:
Feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden doordat hij met een mes in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam van [slachtoffer 2] heeft bewogen, waarbij [slachtoffer] werd geraakt in de hand en/of arm, althans in het lichaam. Subsidiair is tenlastegelegd dat de verdachte heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te steken met een mes in de hand en/of arm, althans in het lichaam. Meer subsidiair is dit als mishandeling tenlastegelegd.
Feit 2:[slachtoffer] heeft bedreigd door met een mes in de richting van zijn bovenlichaam te bewegen, waarbij hij werd geraakt in een hand en/of arm, althans in het lichaam.
Feit 3:heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te doden doordat hij (met kracht) met een mes in de richting van zijn hoofd en/of bovenlichaam heeft bewogen. Subsidiair is dit tenlastegelegd als een poging tot zware mishandeling en meer subsidiair als mishandeling.
Feit 4:[slachtoffer 2] heeft bedreigd door met een mes in de richting van zijn bovenlichaam te bewegen.

3.De geldigheid van de dagvaarding

Kennelijke verschrijving?
De officier van justitie heeft aangevoerd dat in het onder feit 1 primair tenlastegelegde een kennelijke verschrijving is opgenomen, in die zin dat waar “ [slachtoffer 2] ” staat weergegeven, “ [slachtoffer] ” dient te worden gelezen.
Het ligt op de weg van de rechter om in de tekst van een tenlastelegging voorkomende misslagen te verbeteren, mits de verdachte daardoor in zijn verdediging niet wordt geschaad. Dit betreft geen wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar slechts een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het openbaar ministerie of van de verdachte is vereist (vgl. HR 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3662, NJ 2009/494).
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval
geensprake is van een kennelijke verschrijving, omdat er geen sprake is van een situatie waarin de belangen van de verdediging niet worden geschaad. Uit het dossier blijkt immers dat de verdachte gewelds-handelingen heeft verricht tegen zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer] . Zij stonden op korte afstand van elkaar en de geweldshandelingen volgden ook zeer kort na elkaar. Gelet op deze omstandig-heden heeft de verdediging niet bedacht hoeven te zijn op de door de officier van justitie voorgestelde lezing van de tenlastelegging.
Voldoende duidelijk?
De rechtbank ziet zich gezien het voorgaande ambtshalve voor de vraag gesteld of sprake is van een geldige dagvaarding voor zover die ziet op het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Daarbij komt het er op aan of het voldoende duidelijk is welke strafbare handeling(en) de verdachte wordt/worden verweten. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval, gelet op het volgende. Uit het dossier valt, zoals hiervoor gememoreerd, af te leiden dat de verdachte (gewelds)handelingen heeft gepleegd ten aanzien van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer] . Gelet op de onder 1 primair tenlastegelegde verfeitelijking kan de rechtbank niet vaststellen welke handeling de verdachte hier nu precies verweten wordt. Zodoende voldoet de dagvaarding niet aan de eisen van artikel 261 Sv. Dit brengt met zich dat de dagvaarding nietig zal worden verklaard voor zover die ziet op feit 1 primair.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1 en 3 gerekwireerd tot vrijspraak van de primair tenlastegelegde poging doodslag, omdat het opzet op de dood van aangevers niet bewezen kan worden. Wel kunnen de telkens subsidiair tenlastegelegde pogingen tot zware mishandeling, alsmede de onder feiten 2 en 4 tenlastegelegde bedreigingen bewezen worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat op 21 augustus 2021 bij het asielzoekerscentrum in Maastricht een Algerijnse man (
de rechtbank begrijpt, gelet op de overige bewijsmiddelen: de verdachte) de Koerden en Koerdistan beledigde. Hij zag dat de Algerijn een mes uit zijn broekzak pakte en daarmee een zwaaiende en stekende beweging in zijn richting maakte. Een vriend van [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt, gelet op het volgende bewijsmiddel: [slachtoffer]) probeerde de Algerijn tegen te houden. [slachtoffer 2] zag dat zijn vriend geraakt werd met het mes. [2]
[slachtoffer] was op dat moment ook bij het asielzoekerscentrum in Maastricht. Hij hoorde dat een man de Koerden uitschold. Deze man dreigde zijn vriend (
de rechtbank begrijpt, gelet op de overige bewijsmiddelen: [slachtoffer 2]) neer te steken. Hij zag dat de man een mes in zijn hand had en een stekende beweging maakte in de richting van zijn vriend. Daarna benaderde de man hem. [slachtoffer] zag dat de man hem in zijn lichaam wilde steken. Hij voelde dat hij was gestoken en zag dat hij begon te bloeden op de plek waar hij gestoken was. [3] [slachtoffer] had een snijwond van 2 centimeter aan de dorsale zijde van zijn rechterpols. [4]
Uit camerabeelden, beschreven door verbalisant [naam 2] , blijkt het volgende:
Op de camerabeelden zijn drie personen leidend in het onderzoek:
- Aangever 1: donker haar, lichte baard, rode jas, zwarte broek, donkere schoenen
- Aangever 2: donker haar, wit T-shirt met zwarte opdruk, zwarte broek, teenslippers
- Verdachte: wit T-shirt/ ontbloot bovenlichaam, spijkerbroek, donkere schoenen
Ik zag dat [verdachte] weer in beeld kwam. Ik zag in een flits dat [verdachte] een voorwerp pakte. Ik zag dat hij kort naar dit voorwerp keek. Ik zag dat [verdachte] vervolgens in een versnelde pas om de groep bewoners heen liep. Ik zag dat [verdachte] gericht naar aangever 1 (de rechtbank begrijpt, gelet op de aangiftes: [slachtoffer 2] ) liep. Ik schat dat aangever 1 en [verdachte] ongeveer een halve meter van elkaar stonden. Ik zag vervolgens dat [verdachte] met zijn gebalde rechterhand, waar op dat moment een glimmende voorwerp in zat, een slaande beweging maakte in de richting van aangever 1. Ik zag dat het glimmend voorwerp aan de onderkant van zijn vuist uitstak. Ik zag dat aangever 1 nog deze slaande beweging kon ontwijken. Ik zag vervolgens dat [verdachte] opnieuw zich richtte tot aangever 1. Ik zag dat [verdachte] opnieuw een slaande beweging maakte met het glimmend voorwerp. Ik zag vervolgens dat aangever 2 (de rechtbank begrijpt, gelet op de aangiftes: [slachtoffer] ) naar voren kwam gelopen. Ik zag dat [verdachte] een slaande beweging maakte in de richting van aangever 2 met het glimmend voorwerp. Ik zag dat de afstand tussen aangever 2 en [verdachte] een ongeveer halve meter betrof. Ik zag dat [verdachte] vervolgens opnieuw in de richting van aangever 2 een slaande beweging maakte met het glimmend voorwerp. Ik zag dat aangever 2 hierop met zijn rechterhand naar zijn linkerborst ging. [5]
De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken. Daarop heeft de rechtbank het volgende waargenomen:
Om 21:41:23 is te zien dat de verdachte vanuit de linkerzijde weer in beeld komt gelopen. Hij heeft een zwart voorwerp vast. Hij rent voorbij een groep personen in de richting van (zo begrijpt de rechtbank op grond van het voorgaande) [slachtoffer 2] .
Om 21:41:26 is te zien dat de verdachte met zijn linkerarm [slachtoffer 2] bij zijn rechterschouder vastpakt, terwijl hij zijn rechterhand omhoog achter zijn hoofd heft. Op dat moment is te zien dat er iets in zijn rechterhand glimt.
Om 21:41:27 is te zien dat verdachte met gestrekte arm met zijn rechterhand met de onderkant van zijn vuist met kracht een zwaaiende beweging maakt, beginnende van achter zijn rug, naar boven zijn hoofd, naar onderen, richting het hoofd van [slachtoffer 2] , terwijl hij op korte afstand van hem staat. In de zwaaiende beweging laat verdachte de schouder van [slachtoffer 2] los. [slachtoffer 2] ontwijkt de zwaaiende beweging.
Om 21:41:28 is te zien dat [slachtoffer 2] met zijn linkerhand in de richting van verdachte slaat. Verdachte maakt vervolgens met kracht een zwaaiende beweging met zijn rechterarm richting het hoofd, dan wel de borststreek van [slachtoffer 2] , terwijl hij naar achteren stapt. Op dat moment gaat [slachtoffer] tussen verdachte en [slachtoffer 2] staan. Verdachte raakt aangevers niet.
Om 21:41:30 is te zien dat verdachte met zijn linkerhand de rechteronderarm van [slachtoffer] vastpakt, terwijl hij zijn rechterarm achter zijn hoofd heft. [slachtoffer] beweegt zijn lichaam en hoofd naar achteren. Verdachte maakt van korte afstand met kracht een zwaaiende beweging richting het hoofd, dan wel het bovenlichaam van [slachtoffer] . De zwaaiende beweging van verdachte gaat voor het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer] langs en lijkt [slachtoffer] te raken.
Om 21:41:31 is te zien dat verdachte door een beveiliger buiten beeld wordt geduwd.
De verdachte is aangehouden in de buurt van een elektriciteitskast. Achter deze elektriciteits-kast heeft de politie een mes, met daarop vers bloed, gevonden. [6] Dit mes is veiliggesteld voor onderzoek. [7] Het betrof een metalen zilverkleurig klapmes met een totale lengte van 12,5 centimeter en een lemmet van ongeveer 5,2 centimeter. Het lemmet had een spitse punt een glad snijvlak. [8] Uit de vergelijking van het DNA-profiel dat is verkregen bij de bemonstering van celmateriaal afkomstig van de snijrand van het rechterzijde van het lemmet van het mes (met SIN AAOJ9347NL) en het scharnierpunt van de rechterzijde van het lemmet van het mes (met SIN AAOJ9343NL) is gebleken dat dit matcht met het DNA-profiel van de verdachte. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [9]
Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 1
Onder feit 1 subsidiair is tenlastegelegd een poging tot zware mishandeling door [slachtoffer] te steken met een mes in een hand of arm, althans in het lichaam. De rechtbank stelt vast dat de verdachte [slachtoffer] weliswaar met een mes in de hand heeft gestoken, maar de tenlaste-legging bevat geen bijkomende omstandigheden (zoals bijvoorbeeld een zwaaiende beweging en/of de uitgeoefende kracht) op basis waarvan geoordeeld kan worden dat het handelen van de verdachte (al dan niet in voorwaardelijke zin) gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Uit de bewijsmiddelen vloeit wel voort dat de onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt eveneens dat de verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen leven gericht door met kracht met een mes te bewegen in de richting van zijn bovenlichaam, waardoor dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op enig moment een mes ter hand heeft genomen. Met dat mes is hij, om een groep omstanders heen, richting [slachtoffer 2] gerend. Hij heeft de schouder van [slachtoffer 2] met een hand vastgepakt en met de andere hand, waarin hij het mes had, met kracht uitgehaald met een zwaaiende beweging van achter zijn eigen hoofd naar het hoofd van [slachtoffer 2] . Daarna heeft hij nog een keer met kracht een zwaaiende beweging gemaakt richting het hoofd/bovenlichaam van [slachtoffer 2] .
Naar het oordeel van de rechtbank kan het handelen van de verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden opgevat dan als te zijn gericht op het doden van [slachtoffer 2] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd en de borststreek zeer kwetsbare en vitale delen van het lichaam zijn en dat door meermalen met een mes met kracht zwaaiende bewegingen te maken richting het hoofd en de borststreek zodanige verwondingen kunnen optreden dat de dood hiervan het gevolg is. Dat deze handelingen geen letsel met zich hebben gebracht, is niet aan verdachte te danken, maar aan de ontwijkende manoeuvres van [slachtoffer 2] . De rechtbank acht gelet op het voor- gaande, anders dan de officier van justitie, bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer 2] . Aldus kan de onder feit 3 primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4
Uit de bewijsmiddelen volgt eveneens dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen leven gericht door met kracht met een mes te bewegen in de richting van zijn bovenlichaam, waardoor dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Eendaadse samenloop
De onder 1 meer subsidiair en onder 2 bewezenverklaarde feiten leveren naar het oordeel van de rechtbank een zodanig samenhangend en op dezelfde tijd en plaats afspelend feiten-complex op, dat de verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt. Daarmee is er sprake van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. meer subsidiair
op 21 augustus 2021 in de gemeente Maastricht [slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes te steken in een hand van [slachtoffer] ;
2.
op 21 augustus 2021 in de gemeente Maastricht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met kracht een mes in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer] te bewegen, zulks waarbij [slachtoffer] werd geraakt in een hand;
3. primair
op 21 augustus 2021 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermaals met kracht een mes (met gestrekte arm van boven het hoofd van de verdachte) in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam van [slachtoffer 2] heeft bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 21 augustus 2021 in de gemeente Maastricht [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meermaals met kracht een mes (met gestrekte arm van boven het hoofd van de verdachte) in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 2] te bewegen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Eendaadse samenloop van:
Feit 1 meer subsidiair:
mishandeling
en
Feit 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 3 primair:
poging tot doodslag
Feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 21 augustus 2021 heeft de verdachte op het terrein van het asielzoekerscentrum in Maastricht, na luidkeels het Koerdische volk te hebben beledigd, op enig moment een mes getrokken en hiermee meermaals met kracht richting het hoofd, dan wel het bovenlichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer] uitgehaald. Het is een gelukkige omstandigheid dat deze slachtoffers niet levensbedreigend zijn geraakt en dat [slachtoffer 2] geen en [slachtoffer] enkel licht letsel aan de dorsale kant van zijn pols hebben opgelopen.
Gelet op de ernst van de feiten, en dan met name de poging doodslag, en vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving is de rechtbank van oordeel dat enkel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij ogenschijnlijk zonder enige aanleiding een conflict heeft geëntameerd, waarna hij twee medebewoners van het AZC met een mes te lijf is gegaan. Daarnaast betrekt de rechtbank de negatieve invloed van de handelingen van de verdachte op het maatschappelijk draagvlak voor de opvang van asielzoekers die er wel alles aan willen doen om de kansen te grijpen die het Nederlandse asielstelsel hen biedt.
De rechtbank houdt voorts rekening met het gegeven dat het handelen van de verdachte uiteindelijk geen tot zeer beperkt letsel heeft veroorzaakt.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte is aangehouden op 21 augustus 2021 en dat dit vonnis wordt gewezen op 19 september 2023. Zodoende is er sprake van een over-schrijding van de redelijke termijn met ongeveer 4 weken. De rechtbank is van oordeel dat, gezien deze geringe overschrijding van de redelijke termijn, kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Deze straf wijkt fors af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, wel de poging doodslag op [slachtoffer 2] bewezen acht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.Het beslag

Uit het dossier blijkt dat beslag is gelegd op een mes en een DVD met daarop camerabeelden.
De rechtbank zal gelasten dat het mes wordt onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot dit mes de bewezenverklaarde feiten zijn begaan, en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
Van de DVD met camerabeelden is geen eigenaar bekend, zodat de rechtbank zal beslissen tot bewaring ervan ten behoeve van de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 45, 55, 57, 285, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor wat betreft het onder 1 primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5. is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Beslag

- onttrekt aan het verkeer het volgende in beslag genomen voorwerp:
1 STK Mes (goednummer PL2300-2021131661-1439931);
- gelast de bewaring van het volgende in beslag genomen voorwerp ten behoeve van de rechthebbende:
1 DVD (goednummer PL2300-2021131661-1439995).
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Mestrom, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en
mr. C.J.M. Brands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2023.
Buiten staat
Mr. Mestrom, mr. Brands en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Maastricht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met gestrekte arm van boven het hoofd van verdachte) in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft bewogen, zulks waarbij voornoemde [slachtoffer] werd geraakt/gestoken in een hand en/of arm, althans in het lichaam;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
T.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Maastricht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermaals, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in een hand en/of arm, althans in het lichaam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 in de gemeente Maastricht,
[slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, te steken in een hand en/of arm, althans in het lichaam van voornoemde [slachtoffer] ,
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 in de gemeente Maastricht,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door meermaals, althans eenmaal, (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (met gestrekte arm van boven het hoofd van verdachte) in de richting van (het bovenlichaam van) voornoemde [slachtoffer] te bewegen, zulks waarbij voornoemde [slachtoffer] werd geraakt/gestoken in een hand en/of arm, althans in het lichaam;
T.a.v. feit 3 primair:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 te Maastricht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 2] ,
opzettelijk
van het leven te beroven,
meermaals, althans eenmaal, (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met gestrekte arm van boven het hoofd van verdachte) in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft bewogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 4:
hij op of omstreeks 21 augustus 2021 in de gemeente Maastricht,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door meermaals, althans eenmaal, (met kracht) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (met gestrekte arm van boven het hoofd van verdachte) in de richting van (het bovenlichaam van) voornoemde [slachtoffer 2] te bewegen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Maastricht, proces-verbaalnummer 2411-2021131929, gesloten op 1 oktober 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 86.
2.Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] van 22 augustus 2021, p. 68 en 69
3.Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer] van 22 augustus 2021, p. 8 en 9.
4.Een geschrift, te weten een doktersverklaring van de Huisartsenpost Maastricht en Heuvelland van 21 augustus 2021, p. 11.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 augustus 2021, p. 25.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2021, p. 1 en 2.
7.De kennisgeving van inbeslagneming van 22 augustus 2021, p. 20 en het proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit van 22 augustus 2021, p. 19.
8.Het proces-verbaal vooronderzoek lab van 6 september 2021, p. 61-63.
9.Een geschrift, te weten de Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, van 8 september 2021, p. 64-67.