ECLI:NL:RBLIM:2023:5291

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
C/03/302405 / HA ZA 22-99
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid gemeente voor rioolbeheer en afwijzing vorderingen van perceeleigenaar

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 30 augustus 2023, heeft eiser, eigenaar van een perceel, de Gemeente Heerlen aangeklaagd. Eiser stelt dat de Gemeente verantwoordelijk is voor het beheer van het riool dat door zijn perceel en de belendende percelen loopt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd waarom hij bevoegd is om te procederen over het riool in de belendende percelen. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, omdat zowel het privaatrecht (artikel 5:20 BW) als het publiekrecht (gemeentelijke aansluitverordening) geen grondslag bieden voor de toewijzing van de vorderingen met betrekking tot het riool in de belendende percelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rioolleidingen in de voortuinen van de woningen niet onder de verantwoordelijkheid van de Gemeente vallen, aangezien de eigendom van de grond en de rioolleidingen in handen van de oorspronkelijke eigenaar, Vascomij, zijn gebleven. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht heeft op de vorderingen die hij heeft ingesteld, en de rechtbank concludeert dat hij als eigenaar van het perceel zelf verantwoordelijk is voor het beheer van de rioolleidingen die zich op zijn perceel bevinden. De rechtbank heeft eiser veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.171,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/302405 / HA ZA 22/99
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat mr. D.C.W.J. Verstraten,
tegen
GEMEENTE HEERLENte Heerlen,
gedaagde partij,
advocaat mr. L.H.J. Somers.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 augustus 2022,
  • de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
  • de e-mail van mr. Dexters aan de rechtbank van 2 september 2022,
  • de akte overlegging producties van de Gemeente met producties 3A tot en met 3F,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 22 maart 2023,
  • de spreekaantekeningen van mr. Verstraten,
  • de spreekaantekeningen van mrs. Somers en Ramakers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente [kadasternummer] (hierna: perceel [kadasternummer] ). Op perceel [kadasternummer] staat de woning van [eiser] met het adres [adres] [woonplaats] .
2.2.
De woning op perceel [kadasternummer] maakt deel uit van een rij van zes aan elkaar vast gebouwde woningen aan de [straatnaam] (hierna: bouwblok 1).
De tot bouwblok 1 behorende woningen zijn in 1962 op eigen grond gebouwd door projectontwikkelaar Vascomij B.V. (hierna: Vascomij). Vascomij heeft de woningen daarna enkele tientallen jaren lang verhuurd. In de jaren ’90 is Vascomij overgegaan tot verkoop en levering van de afzonderlijke woningen aan (de rechtsvoorgangers van) de huidige eigenaren.
De woning op perceel [kadasternummer] is in juli 1993 door Vascomij verkocht en geleverd aan [naam 1] , die de woning in januari 2005 heeft verkocht en geleverd aan [naam 2] . Deze laatste heeft de woning in juli 2007 verkocht en geleverd aan [eiser] .
Vascomij was ook eigenaar van de openbare wegen, voetpaden en groenvoorzieningen rondom bouwblok 1, waaronder de [straatnaam] . Deze eigendom is in 1969 overgegaan op de Gemeente.
2.3.
Ten behoeve van de afvoer van het rioolwater c.a. van de tot bouwblok 1 behorende woningen, en van de woningen in het naastgelegen bouwblok [straatnaam] (hierna: bouwblok 2), is bij de bouw ervan voorzien in de aanleg van twee lange rioolafvoerbuizen, parallel aan de voorgevels, in de voortuinen van de woningen, de ene rioolafvoerbuis voor de woningen in bouwblok 1 en de andere voor de woningen in bouwblok 2. Op deze beide rioolafvoerbuizen zijn de rioolafvoeren van de afzonderlijke woningen aangesloten. De beide rioolafvoerbuizen monden uit in een blinde verzamelput op perceel [kadasternummer] (dat zich ongeveer in het midden bevindt). Vanuit deze verzamelput loopt een rioolafvoerbuis naar de naastgelegen controleput die deel uitmaakt van het rioolstelsel van de Gemeente in de ondergrond van de [straatnaam] .
2.4.
In de in juli 1993 tussen Vascomij als verkoper en [naam 1] als koper opgemaakte en ingeschreven leveringsakte is, onder meer, de volgende erfdienstbaarheid opgenomen en daarmee gevestigd:
Artikel 10Vestiging erfdienstbaarhedenVoor zover niet reeds eerder gevestigd worden bij deze gevestigd ten behoeve en ten laste van het verkochte als heersend en dienend erf en ten laste en ten behoeve van de woningen welke met het verkochte één bouwblok uitmaken en thans nog eigendom zijn van de verkoper, als dienende en heersende erven, (…) de erfdienstbaarheid van(…)4.gootrecht (riolering), inhoudende de verplichting van de eigenaar van het dienend erf om via het dienend erf schoon water van daken, goten, leidingen en putten en vuil water (daaronder begrepen faecaliën), door rioolbuizen (…) te laten wegvloeien;’.
2.5.
In april 2021 heeft [eiser] geconstateerd dat sprake was van een breuk in het riool in zijn perceel [kadasternummer] .
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat de Gemeente verantwoordelijk is voor het riool in de voortuinen van de woningen [straatnaam] , en in zijn voortuin in het bijzonder, en heeft de Gemeente verzocht het geconstateerde gebrek op haar kosten te verhelpen.
De Gemeente heeft zich, in reactie hierop, op het standpunt gesteld dat zij niet verantwoordelijk is voor het - volgens haar - particuliere riool in de genoemde voortuinen, waaronder het riool in perceel [kadasternummer] van [eiser] .
2.6.
[eiser] heeft daarna opdracht gegeven aan [naam bv] (hierna: [naam bv] ) om het riool in zijn perceel en in de belendende percelen te inspecteren. De inspectie heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2021.
[naam bv] heeft daarna als volgt geconcludeerd:
‘Op locatie treffen we aan de voorgevel een vrij gegraven en deels onderbroken betonnen riolering aan. Vanuit dit punt hebben we de riolering zowel aankomend alsook afvoerend geïnspecteerd. Tijdens deze inspectie constateren wij een verouderd en vervuild beton riool. Dit riool bevat meerdere verplaatste verbindingen en ter hoogte van iedere woning een verouderde blinde put met de aansluiting vanuit de woning. Dit riool loop parallel aan de voorgevels van de twee woningblokken [nummer 1] t/m [nummer 2][vermoedelijk wordt bedoeld [nummer 1] t/m [nummer 2] , rechtbank]
. In de voortuin van huisnummer [adres] treffen we tijdens de inspectie een blinde put aan waar de twee verzamelrioleringen aansluiten en gezamenlijk middels 1 riool afvoeren richting de controleput in het wegdek. Als laatste hebben we ook de riolering vanuit de controleput in het wegdek tot in de blinde put in de voortuin van huisnummer [adres] geïnspecteerd. Ook hierbij treffen wij een verouderd beton riool met waterstanden en vervuiling’.
De aanbeveling van [naam bv] luidt:
‘Wij adviseren om het gehele geïnspecteerde riool voor de woningen langs (in de voortuinen) te vervangen inclusief de aansluiting richting gemeente grond.’.
2.7.
[eiser] en de Gemeente zijn ook na - en op basis van - de inspectie door [naam bv] niet tot overeenstemming gekomen.
[eiser] heeft de breuk in het riool in perceel [kadasternummer] voor eigen kosten laten repareren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, naar de rechtbank begrijpt, samengevat en voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. te verklaren voor recht dat de Gemeente verantwoordelijk is voor het beheer van het parallelriool op perceel [kadasternummer] ;
II. de Gemeente, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om het gehele parallelriool, dat parallel loopt aan de woningblokken aan de [straatnaam] met nummers [nummer 1] tot en met [nummer 2] , te vervangen, zulks binnen 30 dagen na betekening van het vonnis;
III. de Gemeente, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om datzelfde parallelriool te verleggen naar grond van de Gemeente, zulks binnen 30 dagen na betekening van het vonnis;
subsidiair:
I. te verklaren voor recht dat de Gemeente verantwoordelijk is voor het beheer van het parallelriool op perceel [kadasternummer] ;
II. de Gemeente, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om het parallelriool op perceel [kadasternummer] te vervangen, zulks binnen 30 dagen na betekening van het vonnis;
met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten met rente.
3.2.
De Gemeente voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In verband met het procesverloop verdient vermelding dat, na het uitbrengen van de dagvaarding en de inschrijving van de zaak op de rol, mr. Dexter, als voorganger van
mr. Somers, zich tijdig heeft gesteld als advocaat van de Gemeente. Vervolgens heeft de Gemeente ook tijdig geantwoord, maar dat antwoord is niet geregistreerd op de rol en is ook fysiek enige tijd verborgen gebleven. Daarop heeft de rechtbank het tussenvonnis van
31 augustus 2022 gewezen, waarbij zij de zaak heeft verwezen naar de rol voor het inplannen van een mondelinge behandeling ter bespreking van de processuele situatie die, naar zij op dat moment veronderstelde, was ontstaan (een zaak op tegenspraak waarin gedaagde niet heeft geantwoord en waarin eiser vervolgens vonnis heeft gevraagd). (Pas) naar aanleiding van dit vonnis is zijdens de Gemeente bericht dat zij in een eerder stadium wel degelijk had geantwoord. Vervolgens is dat antwoord ook ‘teruggevonden’. De Gemeente heeft daarna nog nadere producties in het geding gebracht, waarna op 22 maart 2023 alsnog een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, niet ter bespreking van enige processuele situatie, maar ter inhoudelijke bespreking van de zaak.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de primaire vorderingen onder II en III niet kunnen worden toegewezen. Zij hebben mede betrekking op (de rioolleidingen in) de voortuinen van de andere woningen in woonblok 1 en de voortuinen van de woningen in woonblok 2. [eiser] is geen eigenaar van (al) deze woningen en voortuinen en heeft niet gesteld, laat staan deugdelijk onderbouwd gesteld, waaraan hij het recht ontleent om de genoemde vorderingen jegens de Gemeente in te stellen, kennelijk (ook) als formele procespartij ten behoeve van de eigenaren van de woningen aan de [straatnaam] en [straatnaam] als materiële procespartijen.
4.3.
De resterende vorderingen, zowel primair als subsidiair, hebben uitsluitend betrekking op (de rioolleidingen in) perceel [kadasternummer] . In verband met deze vorderingen bestaat niet het probleem zoals behandeld in de vorige rechtsoverweging. [eiser] is immers eigenaar van perceel [kadasternummer] . Ook deze vorderingen kunnen evenwel niet worden toegewezen, bij gebreke aan een deugdelijke grondslag. De rechtbank overweegt in verband hiermee als volgt.
4.3.1.
[eiser] heeft zich allereerst beroepen op het bepaalde in artikel 5:20 BW, dat betrekking heeft op de eigendom van de grond en van hetgeen zich daarin bevindt en daarmee verbonden is (zie prod. 3 e.v. dv.). [eiser] stelt zich op het standpunt dat de eigenaar van de rioolleiding is belast met het beheer ervan en dat deze daardoor ook dient op te komen voor de kosten van noodzakelijke reparaties en vervangingen.
4.3.2.
Het beroep op artikel 5:20
lid 2BW, dat betrekking heeft op de eigendom van netwerken, faalt. Een geheel van rioolleidingen kan een netwerk zijn, dat toebehoort aan een andere eigenaar dan de eigenaar van de grond waarin de rioolleidingen zich bevinden. In dit geval wordt echter niet voldaan aan het vereiste dat de rioolleidingen door de
‘bevoegde aanlegger’zijn aangelegd in de grond van
‘anderen’. Toen de rioolleidingen in wat nu perceel [kadasternummer] is werden aangelegd, was de eigendom van de grond namelijk in handen van Vascomij, die toen ook eigenaar was van de grond onder en rondom de andere woningen in woonblok 1 en de woningen in woonblok 2 en die toen eveneens eigenaar was van de ondergrond van de [straatnaam] (zie rov. 2.2.).
In 1969 is de Gemeente eigenaar geworden van de openbare wegen, voetpaden en groenvoorzieningen rondom de bouwblokken 1 en 2, daaronder de [straatnaam] . Gesteld noch gebleken is dat toen, of daarna, een (rechts)handeling is verricht waardoor verandering is gebracht in de goederenrechtelijke status van de rioolleidingen in de ondergrond van perceel [kadasternummer] .
De ten tijde van de verkoop en de levering van de afzonderlijke woningen in de bouwblokken 1 en 2 aan derden gevestigde erfdienstbaarheid (zie rov. 2.4.) is op dit punt niet relevant. De erfdienstbaarheid is mede door toedoen van Vascomij als
‘verkoper’gevestigd
‘ten behoeve en ten laste van het verkochte als heersend en dienend erf en ten laste en ten behoeve van de woningen welke met het verkochte één bouwblok uitmaken en thans nog eigendom zijn van de verkoper, als dienende en heersende erven’.De erfdienstbaarheid staat los van de eigendom van de [straatnaam] en de zich daaronder bevindende rioolleidingen. Die eigendom was ten tijde van de genoemde verkoop en levering van de woningen al meer dan twintig jaren in handen van de Gemeente.
4.3.3.
Het voorgaande betekent dat de door [eiser] centraal gestelde eigendomsvraag dient te worden beantwoord aan de hand van het bepaalde in artikel 5:20
lid 1BW. Relevant is met name het bepaalde sub e., inzake duurzaam met de grond verenigde werken. Deze werken behoren, in elk geval in uitgangspunt, toe aan de eigenaar van de grond waarin zij zich bevinden.
Uit deze bepaling volgt dat [eiser] eigenaar is van: (a) de blinde put in perceel [kadasternummer] , (b) de uiteinden van de twee in die put uitmondende rioolafvoerbuizen ten behoeve van de andere woningen in woonblok 1 en de woningen van woonblok 2, (c) de afvoerbuis waarmee de woning van [eiser] is aangesloten op de blinde punt en (d) de rioolafvoerbuis vanuit de blinde put naar rioolstelsel van de Gemeente in de ondergrond van de [straatnaam] , voor zover deze laatste zich bevindt in de ondergrond van perceel [kadasternummer] .
Voor het geval [eiser] heeft willen betogen dat het onder (a)-(d) genoemde eigendom is van de Gemeente, omdat het bestanddeel is van het riool van de Gemeente in de ondergrond van de [straatnaam] : dat betoog faalt. Het onder (a)-(d) genoemde stelt [eiser] in staat om zijn woning op perceel [kadasternummer] te bewonen en maakt, naar verkeersopvattingen, deel uit van die woning met ondergrond. De genoemde leidingen en de blinde put in perceel [kadasternummer] hebben geen nut voor de Gemeente en kunnen niet worden gezien als bestanddeel in civiele zin van het openbare riool.
Nu [eiser] eigenaar is van het onder (a)-(d) genoemde is hij, conform zijn eigen standpunt (zie rov. 4.3.1.) belast met het beheer ervan en dient hij - en in elk geval niet de Gemeente - op te komen voor de kosten van eventueel noodzakelijke reparaties en vervangingen.
4.3.4.
Het beroep op de relevante gemeentelijke regelgeving, waaronder met name de Aansluitverordening Riolering Gemeente Heerlen 2011, kan [eiser] evenmin baten. Daarin wordt, gelet op de erin opgenomen definitiebepaling, een duidelijk onderscheid gemaakt tussen:
- enerzijds het
‘particulier riool’(zijnde
‘de binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen, buiten- of terreinrioolleidingen tot aan het aansluitpunt’) en het
‘aansluitpunt’(dat is gelegen
‘op of binnen 0,5 meter afstand van de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel, waar het particulier riool op de perceelaansluitleiding wordt aangesloten’) en
- anderzijds de
‘perceelaansluitleiding’(
‘tussen het openbaar riool en het aansluitpunt, in beheer bij de gemeente’).
Uit de verordening volgt niet dat de Gemeente verantwoordelijk is voor het beheer van het geheel van particulier riool en aansluitpunt ten behoeve van de woning van [eiser] , dat bestaat uit het eerder onder (a)-(d) genoemde. [eiser] heeft zijn andersluidende standpunt, in licht van het desbetreffende verweer van de Gemeente (cva nrs. 23 e.v.), in elk geval onvoldoende onderbouwd.
4.3.5.
Voor de duidelijkheid overweegt de rechtbank nog dat dit laatste niet alleen geldt als uitsluitend wordt gelet, zoals in het voorgaande is gebeurd, op de rioolafvoerleidingen met blinde put in perceel [kadasternummer] , maar ook als wordt gelet op het geheel van rioolafvoerleidingen in de voortuinen van de woningen [straatnaam] . De oorspronkelijke eigenaar Vascomij heeft er, om hem moverende redenen, voor gekozen om de rioolafvoerleidingen van al deze de woningen samen te laten komen in de blinde put in de voortuin van [adres] en om alleen van daaruit een aansluiting op het openbare riool in de ondergrond van de [straatnaam] te realiseren. Daardoor is sprake van een ‘gezamenlijk’ riool, ten behoeve van de woningen [straatnaam] , dat daardoor echter niet onderdeel van het openbare riool wordt.
[eiser] zou kunnen overwegen om te onderzoeken precies welke rechten en verplichtingen voor hem, als eigenaar van perceel [kadasternummer] , voortvloeien uit de in de jaren negentig van de vorige eeuw gevestigde erfdienstbaarheid of erfdienstbaarheden en of een beroep op het bepaalde in artikel 5:75 BW uitkomst kan bieden om de kennelijk zeer wenselijke vervanging van de rioolleidingen in de voortuinen van de woningen [straatnaam] te realiseren.
Ten slotte
4.4.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op € 2.171,-,
zijnde € 676,- aan griffierecht en € 1.495,- aan salaris advocaat (2,5 punten à € 598,-,
tarief II).
4.5.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 2.171,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op
30 augustus 2023.