ECLI:NL:RBLIM:2023:5222

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
ROE 23 / 1987
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een herhaald verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het tweede verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening afgewezen. De zaak betreft een woningsluiting op basis van de Opiumwet, waarbij de burgemeester van Maastricht de woning van de verzoeker heeft gesloten voor de duur van drie maanden vanwege het aantreffen van 1,5 kilogram softdrugs. De verzoeker had eerder een voorlopige voorziening aangevraagd, die was toegewezen, maar de burgemeester heeft het besluit om de woning te sluiten gehandhaafd. De verzoeker heeft aangevoerd dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die een herhaald verzoek rechtvaardigen, waaronder financiële schade, een Wmo-indicatie en zijn kwetsbaarheid. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die een herhaald verzoek rechtvaardigen. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenredig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, waardoor de sluiting van de woning op 5 september 2023 kan plaatsvinden. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1987

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 september 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: [Naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het tweede verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 18 juli 2023 (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
1.1.
De burgemeester heeft met het besluit van 31 maart 2023 (het primaire besluit) de woning van verzoeker gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) gesloten voor de duur van drie maanden vanaf 6 april 2023. Verzoeker heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 2 mei 2023, zaaknummer 23/767, het verzoek toegewezen en het primaire besluit geschorst tot twee weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar.
1.2.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester de sluiting gehandhaafd en bepaald dat de woning dient te worden gesloten per 2 augustus 2023 voor de duur van drie maanden.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld (zaaknummer 23/1707) en heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van
17 augustus 2023 het verzoek afgewezen en bepaald dat de burgemeester bij het sluiten van de woning rekening houdt met een termijn van twee weken na de dag van de uitspraak (zaaknummer 23/1706). De burgemeester heeft bij brief van 22 augustus 2023 verzoeker bericht dat de sluiting voor drie maanden zal worden geëffectueerd op dinsdag 5 september 2023.
1.3.
Verzoeker heeft op 24 augustus 2023 de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
De burgemeester heeft de rechtbank bericht niet te zullen wachten met sluiten.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, mr. Stassen als waarnemer van verzoekers gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft omdat de burgemeester op korte termijn, op 5 september 2023, zal overgaan tot sluiting van de woning.
4. Bij de onder 1.2. vermelde uitspraak van 17 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft hierbij, kort samengevat, geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was de woning van verzoeker te sluiten, dat de sluiting noodzakelijk was en dat de sluiting evenredig is. De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van de evenredigheid overwogen dat de burgemeester in de bezwaarfase voldoende heeft onderzocht wat de gevolgen voor de sluiting op de psychische gesteldheid van verzoeker zijn; uit de contacten met de maatschappelijk werker van Traject, het onderzoek van de ingeschakelde gedragsdeskundige en een multidisciplinair overleg tussen Traject en de huisarts met terugkoppeling naar de gedragsdeskundige blijkt dat er geen suïcidedreiging is en dat verzoeker professionele hulp krijgt.
5. Verzoeker heeft wederom een verzoek ingediend en heeft aangevoerd dat sinds de uitspraak van 17 augustus 2023 sprake is van gewijzigde omstandigheden, dan wel nieuwe inzichten, namelijk de financiële schade als gevolg van de kosten van vervangende woonruimte (1), de indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) (2) en zijn kwetsbaarheid (3).
6. De burgemeester heeft bij brief van 28 augustus 2023 een reactie gegeven op het verzoek en geconcludeerd dat verzoeker geen nieuwe omstandigheden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel leiden.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening in beginsel is bedoeld om te gelden tot de uitspraak in de bodemprocedure. Volgens vaste rechtspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een herhaald verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening slechts voor toewijzing in aanmerking komen, indien sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die een dergelijk herhaald verzoek rechtvaardigen. Verder kan volgens vaste rechtspraak [2] van de Centrale Raad van Beroep een herhaald verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening slechts voor toewijzing in aanmerking komen, indien sprake is van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter dan wel dat sprake is van een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden.
8. Dat er sprake is van ernstige onvolkomenheden in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2023 is door verzoeker niet gesteld en dit is de voorzieningenrechter ook niet gebleken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is evenmin sprake van belangrijke wijzigingen van relevante feiten of omstandigheden. De voorzieningenrechter zal dat hierna, per door verzoeker aangevoerde omstandigheid, toelichten.

1 financiële schade

9.Verzoeker heeft aangevoerd dat hij onder beschermingsbewind staat. Hij heeft een schriftelijke verklaring van zijn bewindvoerder overgelegd. Volgens verzoeker blijkt daaruit dat een woningsluiting met de noodzaak om kosten te maken voor vervangende woonruimte financiële schade oplevert. Hij beschikt slechts over een AOW-pensioen. Het inkomen gaat geheel op aan vaste lasten, inclusief leefgeld. Verzoeker beschikt niet over verdere financiële middelen om de kosten voor vervangende woonruimte te dekken. Verzoeker zal voor vervangende woonruimte genoodzaakt zijn te zoeken in de particuliere huursector. De woningstichtingen kunnen of willen hem niet behulpzaam zijn. Hij huurt thans van Woningstichting St. Servatius. De huurovereenkomst zal ook na de feitelijke woningsluiting voorlopig doorlopen. Indien verzoeker vervangende woonruimte heeft gevonden zal dit dubbele woonlasten tot gevolg hebben.
9.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker in de vorige voorlopige voorzieningenprocedure niets heeft aangevoerd over zijn financiële situatie. Verzoeker heeft met de verklaring van de bewindvoerder, waarbij een budgetplan-maandoverzicht van augustus 2023 is gevoegd, een onderbouwing gegeven van zijn financiële situatie. Verzoeker had die onderbouwing ook al eerder kunnen geven. Uit wat verzoeker over zijn financiële situatie naar voren heeft gebracht blijkt niet dat sprake is van een gewijzigde (financiële) situatie. Het was ook reeds bekend dat verzoeker onder beschermingsbewind staat.
2 Wmo-indicatie
10. Verzoeker heeft aangevoerd dat in de laatste uitspraak is vermeld dat verzoeker geen indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) heeft overgelegd, maar dat er wel degelijk een indicatie is. Verzoeker heeft op
28 augustus 2023 een besluit van 25 oktober 2022 overgelegd waarin verzoeker huishoudelijke hulp voor de duur van 2 uur en 20 minuten per week is toegekend op grond van de Wmo 2015. Volgens verzoeker kan uit dit besluit worden afgeleid dat hij een bijzondere binding heeft met de woning. Het besluit is destijds naar zijn bewindvoerder gestuurd en verzoeker is door zijn bewindvoerder van het besluit op de hoogte gesteld, maar verzoeker heeft daar in het licht van alle stressvolle feiten en omstandigheden niet meer bij stilgestaan. Deze indicatie is in ieder geval in de vorige procedure niet aan de orde geweest.
10.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Wmo-indicatie weliswaar een nieuw stuk is, maar dat geen sprake is van een nieuw feit of nieuwe omstandigheid. Uit de stukken uit de vorige procedure blijkt al dat verzoeker een indicatie voor huishoudelijke hulp heeft aangevraagd (verslag gespecialiseerd thuisbegeleider [Naam thuisbegeleider] van februari 2023) en dat verzoeker twee uur per week huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo ontvangt (verslag van 27 juni 2023 van de gedragsdeskundige). De Wmo-indicatie voor huishoudelijke hulp die verzoeker in de onderhavige procedure in het geding heeft gebracht, toont gelet op het voorgaande aan wat reeds bekend was en is daarom geen relevant nieuw feit of nieuwe omstandigheid.
3 kwetsbaarheid
11. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij op 29 augustus 2023 bij Mondriaan een persoonlijk intake gesprek met een GZ-psycholoog heeft. Hij gaat er van uit, dat hij zeer binnenkort een rapportage zal ontvangen. Verzoeker blijft erbij dat er een risico op suïcide is bij woningsluiting. Verzoeker heeft aanvullend een kopie van de brief inzake de uitnodiging voor de afspraak op 29 augustus 2023 bij Mondriaan verstrekt. Ter zitting heeft verzoeker een brief getoond waarin is vermeld dat op 31 augustus 2023 bij Mondriaan een vervolgafspraak voor een verlengde intake zal plaatsvinden in verband met psychische problematiek en psychosociale factoren. Verzoeker heeft ter zitting verder medegedeeld dat hij op 29 augustus 2023 een afspraak voor een hartecho zou hebben gehad, maar dat hij deze afspraak vanwege de zitting bij de voorzieningenrechter heeft verplaatst naar een andere datum.
11.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de geplande afspraak voor een hartecho op
29 augustus 2023 al bekend was ten tijde van de vorige beoordeling en daarom geen nieuw feit is. De door verzoeker overgelegde uitnodiging voor een intakegesprek bij Mondriaan op 29 augustus 2023 en voor een verlengde intake op 31 augustus 2023 geven evenmin blijk van relevante nieuwe feiten of omstandigheden. De gedragsdeskundige heeft in een aanvullende reactie van 27 augustus 2023 naar voren gebracht dat een nieuwe afspraak met Mondriaan kan betekenen dat verzoeker nu wel openstaat voor ondersteuning ten aanzien van zijn life events. In de onderhavige procedure is niet aannemelijk gemaakt dat het suïciderisico in de vorige procedure onjuist is ingeschat. Dat blijkt namelijk niet uit wat verzoeker ter zitting heeft verteld over het verloop van het intakegesprek van 29 augustus 2023 of uit de brief waarin staat dat verzoeker op 31 augustus 2023 een verlengde intake heeft bij Mondriaan. Van relevante nieuwe feiten of omstandigheden is derhalve ook ten aanzien van de kwetsbaarheid van verzoeker geen sprake.
12. De voorzieningenrechter concludeert dat wat verzoeker naar voren heeft gebracht geen nieuwe feiten of omstandigheden of een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden zijn die een herhaald verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigen. Van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak is evenmin sprake.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten op 5 september 2023 om 10:00 uur voor de duur van drie maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 4 september 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3225) en 20 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2910).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 september 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:2141)