18.5Gelet hierop heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter de sluiting van het pand noodzakelijk kunnen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde en kon niet worden volstaan met een waarschuwing, zoals door verzoeker bepleit.
Is sluiting van de woning evenredig?
19. Als de sluiting van het pand noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling in een geval als dit de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
20. In de overzichtsuitspraak overweegt de Afdeling dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen sprake. Verzoeker is huurder en verhuurder van het pand. Van een verhuurder mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. Volgens vaste rechtspraak moeten verhuurders concreet toezicht houden op het gebruik van het pand (en moeten zij ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand).Niet gebleken is dat verzoeker concreet toezicht hield en/of controles uitvoerde die gericht waren op het gebruik van het pand. De meterkast, die ook bij verzoeker in gebruik was, was zichtbaar gemanipuleerd en had een concrete aanleiding moeten vormen voor verzoeker om een dergelijke controle uit te voeren. Verzoeker kon die controle feitelijk ook uitvoeren, want hij was in het bezit van alle sleutels die toegang gaven tot alle ruimtes in het pand, ook tot de ruimte waarin de toegang naar de verborgen (kweek)ruimtes was gelegen (ruimte 5). Verzoeker is daarom ten minste tekortgeschoten in de controle op het gebruik van het pand en kon redelijkerwijs op de hoogte zijn van de aanwezigheid van de hennepkwekerij.
21. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker van de overtreding daarom een verwijt valt te maken.
22. Dat eiser financieel nadeel zal hebben naar aanleiding van de sluiting van het pand is inherent aan de in artikel 13b van de Opiumwet ontleende sluitingsbevoegdheid. Dit is dan ook geen bijzondere omstandigheid om van de sluiting af te zien. De burgemeester heeft het algemeen belang, de bescherming van de openbare orde en veiligheid, van groter belang mogen achten dan de financiële belangen van verzoeker.
23. Bij het voorgaande betrekt de voorzieningenrechter dat aangenomen mag worden dat het besluit financiële gevolgen zal hebben voor de bedrijven van verzoeker. Het kan worden aangenomen dat verzoeker ( [naam 8] .) gedurende de sluiting geen huurinkomsten zal genereren. Daar staat tegenover dat die inkomsten reeds zijn teruggelopen naar (nagenoeg) nihil, zo heeft verzoeker ter zitting toegelicht. Dat door de sluiting de andere onderneming van verzoeker ( [naam 2] ) zijn bestaansrecht verliest en daarmee faillissement en zelfs werkloosheid dreigt is niet inzichtelijk gemaakt en/of onderbouwd met financiële stukken. Het is namelijk niet komen vast te staan dat verzoeker niet (een deel van) zijn werkzaamheden kan voortzetten bij sluiting van het pand. Ter zitting is bijvoorbeeld toegelicht dat verzoeker ook werkzaamheden bij mensen thuis uitvoert. Dat alle inkomsten uit de verkoop van computer(s)(onderdelen) in geval van een sluiting van het pand zullen wegvallen is niet inzichtelijk gemaakt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat de burgemeester ten aanzien van de opgeslagen computers en dergelijke van het bedrijf van verzoeker de begunstigingstermijn oprekt van 72 uren naar circa twee weken. Dat het bedrijf van verzoeker afstevent op een faillissement in geval van sluiting van het pand, is daarom niet aannemelijk gemaakt. Voor zover er sprake is van inkomensterugval heeft in ieder geval de partner van verzoeker een inkomen uit haar parttime werkzaamheden waarmee verzoeker stelde de vaste lasten (privé) net niet te kunnen betalen. Niet inzichtelijk is gemaakt of verzoeker de beschikking heeft over spaartegoeden, zodat ook niet is komen vast te staan dat de woonlasten niet meer voldaan zullen kunnen worden in geval van sluiting van het pand.
24. Daar tegenover staat het belang dat de burgemeester met de sluiting behartigt. De burgemeester wil met de sluiting een signaal afgeven dat wordt opgetreden tegen het gebruik van lokalen en erven zoals hier aan de orde. Dit belang weegt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan de gestelde belangen van verzoeker. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen omstandigheden naar voren zijn gekomen die maken dat sluiting van het pand onevenredig is.
25. Verzoeker verzoekt om een partiële sluiting waarbij alleen de ruimtes 19, 20, 21 en 22 van het pand, althans niet de ruimtes waarin de winkel en de werkplaats van [naam 2] gesitueerd zijn, worden gesloten.
26. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van de burgemeester dat het betreffende bedrijfspand met daarin gelegen de ruimtes waarin de verweten gedraging heeft plaatsgevonden zijn gelegen op één perceel. Het pand en de betreffende ruimtes zijn zowel via de centrale toegangsdeur als de garage te bereiken. Onbetwist is alle de ruimtes van binnen op enigerlei wijze in verbinding staan met elkaar en/of te bereiken zijn. De ruimtes 19, 20, 21 en 22 zijn onlosmakelijk verbonden met het gehele pand, dat geldt ook voor de winkel en de werkplaats. De burgemeester kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook overgaan tot sluiting van het gehele bedrijfspand. Met de sluiting van het pand wordt beoogd de bekendheid van het pand weg te nemen, het pand te onttrekken aan het criminele circuit en wordt een signaal afgegeven naar omwonenden en criminelen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet kan worden bereikt door enkel de ruimtes 19, 20, 21 en 22 of niet de winkel met werkplaats te sluiten.
27. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een sluitingsduur van zes maanden niet disproportioneel.Ook volgt de voorzieningenrechter de toelichting van de burgemeester dat bij een kortere sluiting, mede gelet op het financiële gewin dat gemoeid is met de handel in verdovende middelen, het aantrekkelijk is om de handel vanuit het pand voort te zetten na opheffen van de sluiting. Een sluitingsduur van zes maanden is voldoende om de handel vanuit het pand te beëindigen en beëindigd te houden. Niet gebleken is dat de sluiting van het pand voor de duur van zes maanden onevenredig is in verhouding met de met het beleid te dienen doelen.