ECLI:NL:RBLIM:2023:497

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
C/03/220888 / HA ZA 16-282
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende vragen van deskundige in bewijsbeslagprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 januari 2023 een vonnis in incident gewezen in een civiele procedure. De zaak betreft een bewijsbeslag en de vragen die door de benoemde deskundige aan de rechtbank zijn voorgelegd. De deskundige heeft drie vragen ingediend met betrekking tot de vrijgave van documenten en de onderliggende items die momenteel niet beschikbaar zijn gesteld aan de partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de descendents, die zijn gekoppeld aan de reeds beschikbare items, moeten worden vrijgegeven, maar alleen na controle door de gedaagden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de deskundige, na het uitvoeren van de controle, zijn werk kan afronden en een eindrapport kan indienen. Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de eisers om inzage in documenten van categorie III afgewezen, omdat zij niet voldoende hebben aangetoond welke documenten ontbreken en waarom inzage noodzakelijk is. De rechtbank heeft de andere verzoeken van de partijen afgewezen en de verdere beslissing in de hoofdzaak aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rolnummer: C/03/220888 / HA ZA 16-282
Vonnis in incident van 11 januari 2023 in de zaak van:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
[eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 1],
2.
[eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 2],
3.
[eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 3],
allen gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
en de naamloze vennootschap naar Belgisch recht
4.
[eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 4],
gevestigd te ( [vestigingsplaats 2] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna gezamenlijk aangeduid als: [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] en individueel als [eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 1] ,
[eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 2] , [eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 3] respectievelijk [eiseres in hoofdzaak, eiseres in incident sub 4] ,
advocaat mr. Ph.W. Schreurs te Eindhoven,
tegen:

1.[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 1] ,

3.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 3],
en de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
2.
BEHEERMAATSCHAPPIJ ARROS B.V.,
4.
[gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 4],
5.
ROXX INTERNATIONAL B.V.,
en de naamloze vennootschap
6.
NIMA N.V.,
allen wonende dan wel gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
hierna gezamenlijk aangeduid als: [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] en individueel als [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 1] , [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 3] , Arros, [gedaagde in hoofdzaak, verweerster in incident sub 4] , Roxx en Nima,
advocaat mr. R.H.G.M. Kerckhoffs te Maastricht.

1.De procedure

1.1.
Na het vonnis in het incident van 6 juli 2022 blijkt het verdere procesverloop onder meer uit:
  • de brief van de deskundige van 3 november 2022;
  • de akte reactie deskundigenbrief van [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] van 30 november 2022 met producties 1 tot en met 14;
  • de akte overlegging producties t.b.v. mondelinge behandeling van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] van 1 december 2022 met producties 144 tot en met 147;
  • de mondelinge behandeling op 9 december 2022;
  • de reactie van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] van 19 december 2022 op het proces-verbaal;
  • de reactie van [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] van 20 december 2022 op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Wat betreft de feiten in deze procedure verwijst de rechtbank naar de eerdere vonnissen (in incident), welke feiten bij partijen genoegzaam bekend zijn. Op dit moment is nog steeds het inzageproces op grond van het bewijsbeslag onder uitvoering van de deskundige aan de orde.

3.De vragen van de deskundige

3.1.
In de brief van 3 november 2022 heeft de deskundige drie vragen aan de rechtbank voorgelegd:
Kunnen wij, onder de aan ons verstrekte opdracht, de onderliggende items van momenteel beschikbaar gestelde items (‘descendents’), voor zover die momenteel thans geen deel uitmaken van de item set, vrijgeven aan beide partijen om zo een volledig mogelijk beeld te geven van de dataset?
Kunnen wij, onder de aan ons verstrekte opdracht, de documenten die door ons zijn gevonden na toepassing van de synoniemenlijst op de dataset vrijgeven aan beide partijen en hebben wij daarmee voldaan aan onze oorspronkelijke onderzoeksopdracht?
Kunt u aangeven, tevens in het licht van het antwoord op vraag 2, wat u van ons verwacht te rapporteren ten aanzien van de quickscan?
3.2.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op de vragen van de deskundige te reageren. Dat hebben zij gedaan in de onder 1.1. genoemde aktes. De rechtbank zal het commentaar van partijen op de vragen van de deskundige hierna, voor zover relevant, betrekken bij de beoordeling van de vragen van de deskundige.

4.De beoordeling

Vervanging deskundige

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat partijen noch de rechtbank bezwaar hebben tegen de vervanging van de benoemde deskundige K. Scholten (zie vonnis in het incident van
18 augustus 2021) door M. de Vroom, werkzaam bij BDO Investigations B.V., zodat
M. de Vroom inmiddels de in dit inzagegeschil benoemde deskundige is.
Vraag 1
4.2.
Als toelichting op vraag 1 heeft de deskundige aangegeven dat aan beide partijen 13.217 items beschikbaar zijn gesteld in een online reviewomgeving van BDO. Daarbij zijn evenwel niet in alle gevallen de bijbehorende onderliggende bestanden van een item, de zogenaamde ‘descendents’, toegevoegd aan de online reviewomgeving. Van deze 1.661 descendants leveren 556 items een hit op in relatie tot de gehanteerde zoektermen. Om partijen volledig inzage te kunnen geven in de dataset die thans beschikbaar is gesteld, is het voorstel van de deskundige om alle descendents, die momenteel niet worden aangeboden in de online reviewomgeving, alsnog beschikbaar te stellen aan partijen.
4.3.
[eisers in hoofdzaak, eisers in incident] hebben zich op het standpunt gesteld dat alle descendents moeten worden vrijgegeven, omdat deze elementair zijn om de onrechtmatige concurrentie te kunnen beoordelen. Een bijlage bij een e-mailbericht is reeds relevant, indien het
e-mailbericht onder de zoektermen valt.
4.4.
[gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] hebben aangevoerd dat er eerst duidelijkheid moet komen over de vraag of de descendents wel of niet zijn aangeleverd. Indien dit niet het geval is, moeten van de descendents alleen de 556 items worden vrijgegeven die een hit opleveren op de zoektermen. Alles wat geen hit oplevert en extra wordt vrijgegeven, is volgens [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] bijvangst. Indien alsnog wordt besloten descendents vrij te geven, wensen
een extra reviewperiode te krijgen.
4.5.
De rechtbank gaat ervan uit dat de descendents nog niet zijn vrijgegeven aan partijen, omdat de deskundige hier anders geen vraag over had gesteld en de rechtbank ook niet – aan de hand van de stukken – van het tegendeel is gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de 1.661 descendents conform het voorstel van de deskundige alsnog aan de dataset worden toegevoegd, maar niet nadat deze vooraf door [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] zijn gecontroleerd. In de rolbeslissing van 22 april 2020 heeft de rechtbank onder meer beslist dat zo gauw een (e-mail)bericht een datum heeft die valt binnen het zoekbereik, ook de berichten van na die datum, maar die vallen binnen die ketting van berichten, binnen het zoekbereik vallen. In lijn met deze beslissing is de rechtbank van oordeel dat ook de descendents onderdeel uitmaken van de dataset, omdat deze descendents immers gekoppeld zijn aan berichten/items die op grond van de zoektermen tot de dataset behoren. Bovendien hebben [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] als gezegd nog een controleperiode, voordat de descendents worden toegevoegd aan de dataset.
4.6.
Gelet op de omvang van de door [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] te controleren descendents gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] voldoende hebben aan de gebruikelijke termijn van veertien dagen (conform de instructie aan de deskundige zoals deze als bijlage 1 bij het deskundigenrapport van 17 juli 2020 is gevoegd) om de descendents te controleren op geprivilegieerde correspondentie en documenten die de persoonlijke levenssfeer van [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 1] , [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 3] of een of meer van hun familieleden betreffen. Indien deze termijn toch niet haalbaar voor [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] mocht blijken te zijn, ligt het op de weg van [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] om daarover in contact te treden met [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] , zodat zij in onderling overleg tot een nieuwe (langere) controleperiode kunnen komen (zoals ook aan de orde is geweest tijdens de mondelinge behandeling op 9 december 2022).
Vragen 2 en 3
4.7.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de deskundige aangegeven dat het zoeken naar synoniemen en vertalingen (slechts) vier items heeft opgeleverd. De rechtbank beantwoordt het eerste deel van vraag 2, namelijk of de documenten die door BDO zijn gevonden na toepassing van de synoniemenlijst op de dataset kunnen worden vrijgegeven aan beide partijen, bevestigend, met dien verstande dat eerst [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] een controleperiode als bedoeld onder 4.6. moet krijgen.
4.8.
Het restant van vraag 2, of BDO/de deskundige daarmee heeft voldaan aan de oorspronkelijke onderzoeksopdracht, en vraag 3, of de rechtbank – tevens in het licht van het antwoord op vraag 2 – kan aangeven wat de rechtbank van BDO/de deskundige verwacht te rapporteren ten aanzien van de quickscan, lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling en beantwoording.
4.9.
[eisers in hoofdzaak, eisers in incident] hebben in dit kader onder meer aangevoerd dat de deskundige alleen op zoektermen heeft gezocht binnen categorie II. Er is niet op de andere categorieën gezocht. Het gaat met name om uitgaande e-mails. Daarvan zitten slechts drie stuks in de dataset, terwijl volop handel is gedreven. Het voorstel van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] is om met de klanten en leveranciers uit producties 80 en 81 (zonder de zoektermen van categorie II) de dataset, die getroffen is door het bewijsbeslag, af te lopen op categorie IV en V. Dat zou in de vorm van een quickscan kunnen gebeuren, in welk kader [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] ook wensen te vernemen hoeveel uitgaande mails van een roxx-international.com-domein zijn beslagen. Ten behoeve van die quickscan achten [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] het bovendien niet bezwaarlijk dat de door hen aangedragen (extra) zoektermen worden gebruikt, omdat de deskundige minder goed kan beoordelen welke zoektermen kunnen duiden op relevantie voor de categorieën IV en V. De extra aangedragen zoektermen zijn geen verruiming of uitbreiding van de opdracht, maar een verduidelijking of een extra handvat om beter te kunnen zoeken. Daarnaast is sprake van voortschrijdend inzicht bij [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] Zo zijn klanten van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] (die volgens [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] door [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] zijn ‘afgepakt’) andere e-mailadressen gaan gebruiken. Uit de stukken die vrijgegeven zijn, komt overigens een beeld naar voren van veel ernstiger onrechtmatig handelen dan [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] bij aanvang van de dagvaarding wisten.
4.10.
Hiertegenover hebben [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] aangevoerd dat het aanvragen van de quickscan en de discussie over de vertalingen en synoniemen volgt uit de brief van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] van 22 juni 2020. Hierin wordt gesproken over beperkte zoekopdrachten ten aanzien van vertalingen en synoniemen uit categorie II en IV. De andere categorieën worden niet genoemd. Dat moet worden gekeken naar andere categorieën is dus niet aan de orde. Doordat gezocht is op categorie II op basis van producties 80 en 81 kunnen daar trouwens ook items onder vallen die behoren tot categorie IV en V. Het is een nieuwe vordering die [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] nu instelt. Indien dit voorstel wordt gevolgd, kan dat weer tot een enorme dataset leiden en een veelvoud aan items die helemaal niets te maken hebben met onrechtmatig handelen, maar wel een hit opleveren voor die relaties. Dat resulteert in een fishing expedition en dat is niet toegestaan. [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] willen dat extra zoektermen worden gehanteerd die zij aandragen, maar die vordering is eerder afgewezen in het vonnis van 6 juli 2022. Zoektermen moeten van tevoren, bij het verzoek tot inzage, kenbaar zijn (ECLI:NL:GHDHA:2018:3214), zodat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] nu niet uitgebreidere zoektermen kunnen formuleren. Overigens zijn de zoektermen opgenomen onder bijlage 3 bij het deskundigenrapport van 17 juli 2020. Daaruit blijkt dat bijvoorbeeld ook op categorie VII is gezocht.
4.11.
De rechtbank stelt voorop dat vaststaat dat de deskundige, hetgeen mede blijkt uit diens uitlatingen, op bestanden behorend tot categorie II heeft gezocht. Hoewel de deskundige zulks niet heeft benoemd, leidt de rechtbank uit bijlage 3, pagina 3, van het deskundigenrapport van 17 juli 2020 af dat er daarnaast ook op categorie VII is gezocht. In de voorlaatste kolom staan immers e-mailadressen opgesomd en de rechtbank gaat ervan uit dat op deze e-mailadressen is gezocht.
4.12.
Daarmee blijven de categorieën IV en V over. Tussen partijen en de deskundige staat vast dat nog niet met afzonderlijke zoektermen op deze categorieën in de dataset is gezocht. De rechtbank begrijpt dat dat ook lastig is, gelet op de omschrijving van deze categorieën. Zo wordt in categorie IV gesproken over “documenten waaruit blijkt dat klanten en relaties […] door […] [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] zijn benaderd of overgenomen” en wordt in categorie V gesproken over “andere offerte-, opdracht- en leverdocumenten en
(e-mail)correspondentie waaruit van het (voorbereiden van) onrechtmatig handelen […] in de vorm van het aftroggelen of overhevelen van normaliter aan [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] toekomende opdrachten of leveringen blijkt, dan wel onrechtmatig handelen zoals in het beslagrekest omschreven”.
4.13.
De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat indien er nú nog gezocht zou worden op uitgaande e-mails van een roxx-international.com-domein, dat zou neerkomen op een nieuwe zoekopdracht, zoals ook de deskundige tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven. Niet valt in te zien waarom [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] dit e-mailadres-domein niet eerder hadden kunnen aandragen, bijvoorbeeld in categorie VII. Op uitgaande e-mails is immers reeds gezocht onder deze categorie.
4.14.
Verder stelt de rechtbank vast dat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] niet hebben weersproken dat bestanden en documenten die reeds onder categorie II zijn gevonden, ook zouden kunnen vallen onder categorie IV en V. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] in ieder geval niet voldoende gemotiveerd welke documenten (in categorie IV) en welke andere offerte-, opdracht- en leverdocumenten (in categorie V) nog boven water zouden kunnen komen indien in de dataset zou worden gezocht op basis van de klanten en leveranciers uit producties 80 en 81, naast de bestanden en documenten die reeds onder categorie II zijn gevonden. Ook onder categorie II vallen immers onder meer offertes, betalingsopdrachten en afleveringsbonnen.
4.15.
De rechtbank overweegt verder dat het voorstel van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] inhoudt dat de complete dataset moet worden doorgezocht op basis van de klanten en leveranciers uit producties 80 en 81. Indien hiertoe alsnog wordt overgegaan, hadden de klanten en leveranciers uit producties 80 en 81 ook niet hoeven te worden gelabeld aan het zoeken in categorie II. Dat is echter wel hetgeen [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] hebben gevorderd en de rechtbank heeft toegewezen in het vonnis van 6 juni 2018. Een verruiming van de zoektocht naar bestanden in de volledige dataset op grond van de klanten en leveranciers uit producties 80 en 81, en naar andere e-mailadressen en met extra zoektermen, betekent daarmee dat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] buiten hun eigen toegewezen vordering treden, waarna ongebreideld zal worden gezocht. De zoektocht op grond van de inzagevordering wordt daarmee te ruim en zou dan kwalificeren als een fishing expedition, hetgeen op grond van de wet niet is toegestaan. Het voorstel van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] wordt daarom niet gehonoreerd.
4.16.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de deskundige – nadat hetgeen is uitgevoerd dat hiervoor onder 4.5. en 4.7. is opgenomen – daarmee heeft voldaan aan de oorspronkelijke onderzoeksopdracht.
4.17.
Een quickscan, die door [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] in de brief van 22 juni 2020 werd voorgesteld, acht de rechtbank met inachtneming van het voorgaande niet meer noodzakelijk. Zoals de deskundige in zijn brief van 3 november 2022 aangeeft, zijn alle documenten reeds vrijgegeven en is het de deskundige ook niet duidelijk waarop de quickscan (dan nog) uitgevoerd zou moeten worden. In zoverre is ook het antwoord op vraag 3 gegeven.
4.18.
De rechtbank gaat ervan uit dat de deskundige, nadat het werk omtrent de descendents en de vertalingen en synoniemen is uitgevoerd, zijn werk zal afmaken en een eindrapport bij de rechtbank zal indienen. Vervolgens zal door de rechtbank worden beoordeeld of de zaak kan worden voortgezet op de wijze zoals tijdens de mondelinge behandeling van 9 december 2022 is besproken (het nemen van een conclusie na deskundigenbericht door [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] en het vervolgens nemen van een antwoordconclusie na deskundigenbericht door [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] ).

5.Categorie III

5.1.
In de akte uitlaten van 30 november 2022 hebben [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] andermaal de kwestie rondom categorie III aan de orde gesteld. De rechtbank overwoog in het vonnis van 6 juli 2022 dat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] onvoldoende duidelijk hebben gemaakt welke administratie [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] ten onrechte niet hebben geretourneerd, waarna het verzoek tot openstelling van categorie III is afgewezen. Deze overweging is voor [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] slecht te begrijpen. [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] wensen door inzage in het bewijsbeslag – waaronder categorie III – te kunnen controleren welke (administratieve) documenten
[gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] onrechtmatig hebben meegenomen uit het bedrijf om [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] mee te beconcurreren. Inherent hieraan is dat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] niet exact weten welke documenten [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] hebben gebruikt en hoe. De inzagevordering heeft niet tot doel om te zorgen dat [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] de betreffende administratie niet langer heeft (daarvoor diende het retourneringsbevel), maar om te achterhalen op welke wijze
deze documenten heeft aangewend. Dat laatste is van belang om de onrechtmatigheid en de gevolgen daarvan te beoordelen. Daarom verzoeken [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] de rechtbank om inzage in de documenten behorende tot categorie III, zoals omschreven in de vonnissen van 14 maart 2018 en 6 juni 2018, toe te staan.
5.2.
[gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] hebben hiertegen verweer gevoerd. Uit de dagvaarding volgt dat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] er belang bij hadden om de administratie terug te krijgen, die [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 1] en Arros onder zich zouden hebben. Dat heeft de rechtbank ook zo begrepen. [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] wensen niet inzage in categorie III omdat ze deze afschriften nodig hebben voor hun administratie, maar zij willen het ook gebruiken om eventueel onrechtmatig handelen te kunnen vaststellen. Daarmee wijzigen [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] met terugwerkende kracht de rechtsgrond van een reeds afgewezen vordering, hetgeen niet mogelijk is. Bovendien geven [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] nog steeds niet duidelijk aan welke stukken ontbreken.
5.3.
In randnummer 143 van de dagvaarding hebben [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] ter toelichting op inzage in categorie III het volgende opgenomen:
[eisers in hoofdzaak, eisers in incident] heeft hiervoor uiteengezet, dat zij vele cruciale hiaten in met name haar offerte-, project- en orderadministratie heeft aangetroffen, terwijl [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 1] daar als toenmalig bestuurder van Handelmaatschappij voor verantwoordelijk was. Vaststaat verder dat [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 1] wél over al deze informatie beschikte, nu hij en Roxx deze documenten aantoonbaar structureel ten bate van Roxx hebbenaangewend(onderstreping rechtbank)
, door nog lopende projecten over te nemen, leveranciers af te troggelen en klanten van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] te gaan beleveren. Buiten kijf staat dat Roxx, [gedaagde in hoofdzaak, verweerder in incident sub 1] en Arros beschikken over documentatie die tot de administratie van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] behoort […] en zich niet bij haar bevindt, zodat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] een rechtmatig belang heeft bij inzage in, en afschriften van deze documenten.[…]
5.4.
De rechtbank volgt [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] niet in hun betoog dat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] de grondslag van hun vordering met betrekking tot categorie III gewijzigd hebben. Zoals uit het hiervoor opgenomen citaat van randnummer 143 van de dagvaarding blijkt, was de aanwending van de documenten reeds als reden voor inzage door [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] aangedragen.
5.5.
In overweging 3.6. van het vonnis van 14 maart 2018 overweegt de rechtbank dat [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] geen belang meer heeft bij de veroordeling van [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] om haar inzage te verschaffen, omdat [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] worden veroordeeld om de in hun bezit zijnde stukken, die tot de administratie van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] behoren, aan [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] te retourneren. Deze vordering strekkende tot retournering is vervolgens toegewezen in het vonnis van 6 juni 2018. De inzagevordering met betrekking tot categorie III is in dit vonnis in het dictum afgewezen.
5.6.
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 20 september 2022 een arrest gewezen, waarbij het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank over het retourneringsbevel is bekrachtigd.
5.7.
[eisers in hoofdzaak, eisers in incident] weten kennelijk welke administratie er nog mist, omdat zij stellen dat niet alles is geretourneerd. Overeind blijft daarom overweging 3.20. in het vonnis van 6 juli 2022, waarin onder meer is overwogen dat het op de weg van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] ligt toe te lichten welke stukken (nog meer) uit de administratie ontbreken, die op grond van het bevel geretourneerd hadden moeten worden. Die toelichting is nog steeds niet gegeven. Gelet op het voorgaande is niet deugdelijk gemotiveerd waarom [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] daartoe niet in staat zou zijn. Al met al ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te beslissen dan in eerdere vonnissen is gedaan en zal het verzoek van [eisers in hoofdzaak, eisers in incident] wederom worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
6.1.
bepaalt dat de deskundige:
de 1.661 descendents, en
de 4 items aan synoniemen en vertalingen
aan de dataset kan toevoegen, maar niet nadat deze vooraf door [gedaagden in hoofdzaak, verweerders in incident] zijn gecontroleerd met een controleperiode van veertien dagen (conform de instructie aan de deskundige zoals deze als bijlage 1 bij het deskundigenrapport van 17 juli 2020 is gevoegd);
6.2.
bepaalt dat de deskundige, indien het bepaalde onder 6.1. is afgerond, heeft voldaan aan de oorspronkelijke onderzoeksopdracht, zijn werk kan afmaken en een eindrapport kan uitbrengen;
6.3.
wijst de andere verzoeken af;
in de hoofdzaak
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: JPW