ECLI:NL:RBLIM:2023:4827

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
03.269773.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake onderzoekwensen in strafzaak met betrekking tot cryptocommunicatiediensten

Op 16 augustus 2023 heeft de Rechtbank Limburg een tussenbeschikking genomen in de strafzaak tegen een verdachte, bijgestaan door mr. B.G. Janssen. De zaak betreft onderzoek naar cryptocommunicatiediensten zoals Encrochat, SkyECC en Anom. Tijdens een regiezitting op 7 juli 2022 heeft de verdediging haar onderzoekwensen kenbaar gemaakt, maar de officier van justitie had kort voor die zitting nieuwe stukken verstrekt. De rechtbank heeft besloten schriftelijk te beslissen op de onderzoekwensen. In deze tussenbeschikking zijn de verzoeken van de verdediging om aanvullende onderzoeken en getuigenverhoren besproken. De rechtbank heeft enkele verzoeken toegewezen, zoals het voegen van de JIT-overeenkomst, maar heeft andere verzoeken afgewezen, onder andere omdat deze onvoldoende onderbouwd waren of niet relevant voor de zaak. De rechtbank heeft ook het juridisch kader uiteengezet met betrekking tot de rechtmatigheid van het verkregen bewijs en de rol van buitenlandse autoriteiten in het onderzoek. De rechtbank benadrukt dat de rechtmatigheid van het onderzoek onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten niet aan de Nederlandse rechter kan worden getoetst, tenzij er concrete aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden. De beslissing van de rechtbank is schriftelijk verstrekt aan de officier van justitie en de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.269773.21
Tussenbeslissing van de meervoudige kamer d.d. 16 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1974.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.G. Janssen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

Op 7 juli 2022 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Voorafgaand aan die zitting heeft de verdediging haar onderzoekwensen kenbaar gemaakt. Evenwel had de officier van justitie kort voor die regiezitting vele nieuwe stukken verstrekt, onder meer verband houdende met de cryptocommunicatiediensten SkyECC en Anom. Reden waarom de rechtbank bij gelegenheid van de regiezitting een schriftelijke ronde heeft gelast ter indiening/aanvulling van onderzoekwensen. Daarbij heeft de rechtbank met instemming van de officier van justitie en de verdediging bepaald dat zij schriftelijk zal beslissen op de onderzoekwensen.

2.De processtukken

Voorafgaand aan de regiezitting had de rechtbank de beschikking over:
het eindproces-verbaal onderzoek LBRAA20214 / TOL 84 van de politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche, team ondermijning Limburg, BVH-nummer PL2300-2020186955, d.d. 19 april 2022, doorgenummerd (in 10 delen) van pg. 1 tot en met 3579;
een verzameling documenten getiteld “aanvullingen op procesdossier” van in totaal 368 bladzijden, inhoudende onder meer:
diverse NFI-rapportages;
meerdere aanvragen voor vorderingen, vorderingen en machtigingen tot de inzet van BOB-middelen inzake 26Argus;
meerdere aanvragen voor vorderingen, vorderingen en machtigingen tot de inzet van BOB-middelen inzake 26Lemont;
een proces-verbaal “Kaders gebruik dataset 26Lemont” voorzien van proces-verbaalnummer LERDB20001-3485 (ongedateerd);
meerdere brieven van het Landelijk Parket, te weten:
- van 28 september 2020 met als onderwerp “Nader aangekondigde toelichting” (n.a.v. de “kaders gebruik dataset 26Lemont), met bijlagen;
- van 24 maart 2021 met als onderwerp “Uitspraak GB waarnaar wordt verwezen in toelichting van verzoeken” in het onderzoek 26Lemont;
- van 30 april 2021 en 13 september 2021 met als onderwerp “Juridisch kader gebruik geïntercepteerde data” in het onderzoek Argus;
diverse processen-verbaal m.b.t. onder meer procedure geheimhouders (26Lemont en 26Argus), algemene functionaliteiten Encrochat telefoons, veiligstellen Encrochat-data;
3. een proces-verbaal van bevindingen “correctie huisnummeraanduiding woning verdachte [medeverdachte 1] ” d.d. 16 juni 2022, proces-verbaalnummer LBRAA20214-460;
4. een verzameling documenten getiteld “Sky Cryptostukken” bestaande uit drie delen met in totaal 506 bladzijden, inhoudende:
de brief van het Landelijk Parket van 2 juni 2022 (Argus);
de daarbij gevoegde 41 bijlagen, te weten (vertaalde) Franse en Belgische processtukken alsmede door de Nederlandse autoriteiten opgemaakte stukken;
een daarbij gevoegd proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2022 inhoudende een nadere toelichting op de verwerking van de IP-tap data, de controle van de hash-waardes en het technische verloop in onderzoek Werl;
5. een proces-verbaal “uitleg over koppeling Sky-ID aan IMEI” d.d. 20 oktober 2021;
6. een proces-verbaal “uitleg werking SkyECC telefoon” d.d. 26 oktober 2021 met bijlagen;
7. een proces-verbaal “uitleg/toelichting encryptie” (inzake SkyECC) d.d. 22 september 2021;
8. een proces-verbaal “uitleg APN-data” d.d. 28 september 2021;
9. een verzameling documenten getiteld “Brieven 26 Eagles + bijlagen operatie Trojan Shield technische details” van in totaal 202 pagina’s, inhoudende:
de brief van het Landelijk Parket van 11 juni 2021 inzake 26Eagles met als onderwerp “Juridisch kader gebruik geïntercepteerde data”;
de brief van het Landelijk Parket van 18 februari 2022 met als onderwerp “Nadere toelichting juridisch kader gebruik data 26Eagles”
een proces-verbaal van bevindingen “Nederlandse betrokkenheid bij operatie Trojan Shield” d.d. 17 december 2021;
een start proces-verbaal titel V onderzoek 26Eagles d.d. 30 maart 2021;
en proces-verbaal “internationale informatie” van het DLIO d.d. 26 maart 2021;
een brief van het Landelijk Parket van 20 juni 2022 met als onderwerp “Nederland is
niethet derde land”;
een (vertaald) document genaamd “Operatie Trojan Shield, technische details, addendum 1” laatst bijgewerkt 14 april 2022, alsmede de Engelse versie hiervan;
een (vertaald) document genaamd “Operatie Trojan Shield, technische details” laatst bijgewerkt 31 augustus 2021, alsmede de Engelse versie hiervan.
Sinds de regiezitting zijn daaraan toegevoegd:
10. een verzameling documenten getiteld “PV verstrekking politiegegevens” van in totaal 5 pagina’s, inhoudende:
een proces-verbaal “verstrekking politiegegevens art. 9 Wpg” d.d. 15 juli 2020;
een proces-verbaal “locatie [adres 1] ” d.d. 15 juli 2020;
toestemming ex art. 126dd Sv van 7 augustus 2020 om de gegevens uit onderzoek Lemont te gebruiken in het onderzoek TOL 81;
11. een NFI-rapport “volledigheid en correctheid van decodering van SkyECC berichten met Toolbox methode” d.d. 22 juni 2022, met bijlagen;
11. een verzoek van 11 juli 2022 – inclusief ondertekend voor toestemming – ex art. 126dd Sv om de gegevens uit onderzoek 26Keyser te gebruiken in het onderzoek TOL 84;
11. een verzameling documenten getiteld “Uitvoeringsstukken + vertaling” van in totaal 15 pagina’s, inhoudende:
het internationaal rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten aan de Verenigde Staten, met bijlage van 3 juni 2021;
een schrijven van de Amerikaanse autoriteiten van 7 juli 2021;
een schrijven van de Amerikaanse autoriteiten van 2 juli 2021;
14. een “application for a warrant by telephone or other reliable electronic means” betreffende google account [e-mailadres 1] van het “United States District Court for the Southern District of California” van 17 mei 2021, met als bijlage een “Affidavit in support of application for search warrant”;
14. een proces-verbaal “inbeslagname Sky infrastructuur [naam 2] Roubaix” d.d. 15 november 2022, met als bijlage een (vertaald) “verzoek om technische bijstand” d.d. 12 maart 2021;
14. toestemming ex art. 126dd Sv van 22 december 2022 om de gegevens uit onderzoek Argus te gebruiken in het onderzoek TOL 84;
14. een proces-verbaal “correctie eerdere pv’s” d.d. 9 maart 2023;
14. een verzameling van 11 NFI-rapporten “NFiDent” van 13 december 2019;
14. een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met betrekking tot de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] d.d. 17 april 2023, met bijlagen;
14. een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met betrekking tot de verdachte [verdachte] d.d. 20 april 2023, met bijlagen;
14. een NFI-rapport “drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 13 oktober 2021 op de locatie [adres 2] te Weert” d.d. 19 april 2023.
Voorts heeft de officier van justitie bij zijn schrijven in eerste termijn als bijlagen gevoegd:
22. een brief van het Landelijk Parket van 1 december 2022 met als onderzoek “Van de autoriteiten in de Verenigde Staten ontvangen brief” met als bijlagen een brief van het V.S. Departement van Justitie van 27 mei 2022;
22. een kluisproces-verbaal inzake “cryptocommunicatie onderzoek 26Eagles; tabletteer-lablocatie [adres 3] Sittard” d.d. 2 juni 2021;
22. een (ongedateerd) verzoek aanvullende toestemming onderzoek Argus (metadata), verzonden op 25 februari 2021;
22. de bijbehorende toestemming van de rechter-commissaris van dezelfde datum;
22. een (eveneens ongedateerd) verzoek uitbreiding aanvullende toestemming onderzoek Argus, verzonden op 4 mei 2021;
22. de bijbehorende toestemming van de rechter-commissaris van dezelfde datum.

3.De onderzoekwensen en reactie(s)

De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen in relatie tot onderzoekwensen:
  • (op 5 juli 2022) de aanvankelijke onderzoekwensen van de verdediging;
  • (op 10 oktober 2022) de aanvullende onderzoekwensen van de verdediging;
  • (op 5 december 2022) de reactie van de officier van justitie;
  • (op 6 januari 2023) de reactie in tweede termijn van de verdediging;
  • (op 5 februari 2023): de reactie in tweede termijn van de officier van justitie.
Deze stukken zijn gevoegd in het (digitale) dossier.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de op 5 oktober 2022 ontvangen (aanvullende) onderzoekwensen deels een herhaling en deels een aanvulling zijn van de aanvankelijk ingediende onderzoekwensen op 5 juli 2022. Daarom zal de rechtbank de op 5 oktober 2022 ingediende onderzoekwensen als uitgangspunt hanteren. Dat zijn ook de onderzoekwensen waarop de officier van justitie gereageerd heeft.
Gelet op de omvang van de onderzoekwensen heeft de rechtbank die ten behoeve van de leesbaarheid in de bijlagen bij deze tussenbeslissing opgenomen. De (op 5 oktober 2022 ontvangen) onderzoekwensen van de verdediging zijn weergegeven in bijlage I. In bijlage II zijn weergegeven de aanvullende onderzoekwensen van de verdediging, zoals ontvangen in tweede termijn. De zaaksinhoudelijke verzoeken om het horen van getuigen, zijn wel in het vervolg van deze beslissing opgenomen.
De officier van justitie heeft zich voor het overgrote deel verzet tegen toewijzing van de onderzoekwensen en heeft – deels met verstrekking (of toezegging) van nadere stukken – uitleg gegeven over diverse gevolgde procedures. Waar nodig komt de rechtbank daarop in het navolgende terug.

4.Het juridisch kader

De onderzoekwensen van de verdediging zien grotendeels op de interceptie, verkrijging en verwerking van cryptocommunicatie gevoerd via Encrochat, SkyECC en Anom. Daarbij neemt de rechtbank als uitgangspunt dat het bewijs aangaande Encrochat en SkyECC is verzameld in een gemeenschappelijk onderzoeksteam, oftewel Joint Investigation Team (JIT), waaraan onder meer Nederland en Frankrijk deelnemen en dat het bewijs aangaande Anom is verkregen nadat de Verenigde Staten dat spontaan hadden gedeeld met Nederland.
In zijn arrest van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) heeft de Hoge Raad ter beantwoording van diverse prejudiciële vragen onder meer de volgende juridische kaders geschetst die relevant zijn voor de beoordeling van (een deel van) de onderzoekwensen in deze zaak. Uit dat arrest leidt de rechtbank onder meer het volgende af.
De Hoge Raad maakt in voornoemd arrest in de paragrafen 6.3 - 6.16 onder de noemer ‘Opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten' onderscheid in het delen van informatie tussen staten op basis van de klassieke rechtshulp, het optreden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de uitvaardiging van een Europees Onderzoeksbevel (EOB). De onderzoekshandelingen vinden dan telkens plaats onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten, namelijk van de staat die de klassieke rechtshulp verleent, waar het gemeenschappelijk onderzoeksteam actief is of waar het EOB wordt uitgevoerd. Daarnaast besteedt de Hoge Raad onder 6.17 - 6.19 aandacht aan opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten (artikel 539a lid 1 Sv). Of die mogelijkheid in een concreet geval kan worden gebruikt, wordt mede bepaald door verdragsrecht en Unierecht. De Hoge Raad bespreekt in het arrest eveneens wanneer er een machtiging door een Nederlandse rechter-commissaris is vereist (6.20 – 6.24), de invloed van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM), de invloed van het Unierecht, meer in het bijzonder de Richtlijn 2002/58/EG en de Richtlijn (EU) 2016/680 (6.26 – 6.27). Tenslotte gaat de Hoge Raad nog in op het voegen van stukken, dan wel inzage in stukken in het kader van het “equality of arms” beginsel.
De belangrijkste conclusies luiden:
1. dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ertoe leidt dat:
de beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het in het buitenland verrichte onderzoek ten grondslag liggen, door de rechter in de Nederlandse strafzaak moeten worden gerespecteerd, dat ervan wordt uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht, en dat dit uitsluitend anders is als in het betreffende land onherroepelijk is komen vast te staan dat het betreffende onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht (het interstatelijk vertrouwensbeginsel);
de rechter alleen aandacht besteedt aan de wijze waarop de resultaten van het in het buitenland verrichte onderzoek zijn verkregen, als die wijze van verkrijging van belang is voor de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van die resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM;
de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt neemt dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de resultaten daarvan betrouwbaar zijn, en dat hij alleen is gehouden de betrouwbaarheid van de resultaten te onderzoeken als – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan;
2. dat Richtlijn 2002/58/EG niet aan de orde is, gelet op (a.) de aard van de dienstverlening van Encrochat, SkyECC (en de rechtbank begrijpt ook Anom), te weten het aanbieden van een versleutelde berichtendienst, alsmede (b.) de wijze van verkrijging van de onderzoeksresultaten, te weten zonder dat aan die bedrijven verwerkingsverplichtingen zijn opgelegd;
3. dat de Richtlijn (EU) 2016/680 in Nederland is geïmplementeerd in de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) alsmede de bijbehoren Besluiten. Deze regelgeving is van belang als (persoons)gegevens die onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten zijn verkregen en vervolgens aan de Nederlandse autoriteiten ter beschikking zijn gesteld, in Nederland worden verwerkt ten behoeve van de opsporing of vervolging;
4. dat bij de beoordeling van zowel verzoeken tot het voegen van stukken bij de processtukken als verzoeken tot het verkrijgen van inzage in specifiek omschreven stukken, onder meer van belang is in hoeverre die stukken relevant (kunnen) zijn voor de door de rechter te nemen beslissingen. Voor zover dergelijke verzoeken verband houden met de wijze waarop het onderzoek is verlopen dat is uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten, kan de rechter acht slaan op wat is overwogen over de toetsing van de rechtmatigheid van de verkrijging van de onderzoeksresultaten en van de betrouwbaarheid van die resultaten, en de beoordelingsruimte die de Nederlandse strafrechter daarbij heeft;
5. dat als een verzoek tot het voegen van stukken bij de processtukken dan wel tot het verkrijgen van inzage verband houdt met (de onderbouwing van) een verweer op een punt waarover de Nederlandse strafrechter geen oordeel toekomt, zal er in de regel geen grond voor toewijzing van dat verzoek bestaan. Daarnaast vloeit uit het vorenstaande voort dat zo’n verzoek moet worden onderbouwd, waarbij die onderbouwing moet zien op het belang van de voeging dan wel de inzage in het licht van de beslissingen die in de strafzaak kunnen en moeten worden genomen.
Verkrijging bewijsmateriaal SkyECC en Encrochat
De rechtbank is van oordeel dat zowel bij de Encrochat-hack als de SkyECC-tap sprake is geweest van opsporing in Frankrijk onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Van opsporing onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten zoals bedoeld onder 6.17 tot en met 6.19 in de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad is geen sprake geweest. Dat Nederland technische assistentie heeft verleend aan Frankrijk en dat Nederland de informatie van Frankrijk heeft verkregen door de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam of door een door Nederland uitgevaardigd EOB, maakt niet dat opsporingsbevoegdheden onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten hebben plaatsgehad.
De rechtbank acht daarom bij de beoordeling van de onderzoekswensen in relatie tot SkyECC en Encrochat het juridisch kader van toepassing dat geldt voor opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten zoals weergegeven in 6.3 – 6.16 van de prejudiciële beslissing.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
Onderzoekwensen Encrochat (1-5)
Onderzoekwens 1:Het verzoek tot het voegen van de JIT-overeenkomst wordt – met inachtneming van de artikelen 149a en 149b Sv – toegewezen, met dien verstande dat (persoons)gegevens in deze overeenkomst die in verband met opsporings- en/of veiligheidsbelangen in het kader van enig (ander) strafrechtelijk onderzoek dan wel enig staatsgeheim niet kunnen worden bekendgemaakt, onleesbaar dienen te worden gemaakt en dat zulks binnen twee maanden na heden geschied. De JIT-overeenkomst strekt er blijkens de wetgeschiedenis immers mede toe “de interne en externe transparantie te bevorderen. Intern door de afspraken tussen de deelnemende lidstaten helder vast te leggen en extern door de overeenkomst te voegen in het strafdossier om inzicht te geven in de wijze waarop het strafrechtelijke onderzoek is uitgevoerd”. [1] De rechtbank leidt hieruit af dat de wetgever voor ogen heeft gehad dat toetsing van de inhoud van de overeenkomst ook van belang kan zijn zonder dat er concrete aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden.
De JIT-overeenkomst waarvan de voeging wordt gevraagd, is opgesteld in een ander (voorbereidend) onderzoek dan in het onderzoek TOL 84. Dat laat onverlet dat toetsing van de afspraken in de JIT-overeenkomst ook van belang kan zijn voor het onderzoek TOL 84 omdat onder omstandigheden een rechtsgevolg kan worden verbonden aan eventuele vormverzuimen buiten het voorbereidend onderzoek. Als algemene maatstaf geldt dat een rechtsgevolg op zijn plaats kan zijn indien het betreffende vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op de aanvang van en het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte. [2] Gelet op de omstandigheid dat een aanmerkelijk deel van de onderzoeksbevindingen in deze zaak is verkregen door gebruikmaking van opsporingsbevoegdheden in onderzoek 26Lemont, heeft de verdediging naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs een belang bij voeging van de JIT-overeenkomst zodat ook in deze zaak getoetst kan worden of er afspraken zijn gemaakt die een verplichte toets van een Nederlandse rechter met zich brengen en tot vormverzuimen kunnen hebben geleid die van bepalende invloed kunnen zijn op de aanvang en het onderzoek in TOL 84 en derhalve ook van belang kunnen zijn voor een door de rechtbank in rechte te nemen eindbeslissing als bedoeld in de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering.
Onderzoekwens 2: De verdediging wenst informatie over diverse afspraken binnen het JIT. Omdat de JIT-overeenkomst aan het dossier dient te worden toegevoegd, ziet de rechtbank vooralsnog geen belang meer voor de verdediging bij beantwoording van deze vragen.
Onderzoekwens 3:De verdediging heeft verzocht om de machtigende rechter-commissaris als getuige te horen. De rechtbank ziet in de toelichting van de verdediging onvoldoende welk belang, in het licht van de in deze zaak TOL 84 te beantwoorden vragen, de verdachte heeft bij beantwoording van die vragen. De rechtbank wijst het verzoek dus af.
Onderzoekwens 4:De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd welk belang deze individuele verdachte, in het onderzoek TOL 84, heeft bij de verzochte informatie over de Nederlandse juridische voorbereiding richting [provider] . De rechtbank wijst dit verzoek af.
Onderzoekwens 5:Datzelfde geldt voor het horen van de medewerkers van [bedrijf] over – kort gezegd – de ontwikkeling van de interceptietechniek. Uit de onderbouwing van dit verzoek, leidt de rechtbank af dat de verdediging onderzoek wenst te doen naar de rechtmatigheid van het in het buitenland uitgevoerde onderzoek. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel, is de beoordeling van de rechtmatigheid van in het buitenland verrichte onderzoekshandelingen, niet aan de Nederlandse rechter. De rechtbank wijst dit verzoek af.
Onderzoekwensen SkyECC (1-14)
Onderzoekwens 6:Vragen over het onderzoek aan de servers waarop de SkyECC-data zijn veiliggesteld zien kennelijk op de rechtmatigheid van het onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten uitgevoerde opsporingsonderzoek. Onder verwijzing naar hetgeen hierboven is overwogen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel, is de beoordeling van de rechtmatigheid van onder de verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten verricht onderzoek, niet aan de Nederlandse rechter. De rechtbank wijst dit verzoek af.
Onderzoekwens 7: Vragen over gemaakte afspraken over het vergaren en delen van informatie en bewijs, binnen en buiten het JIT, kunnen mogelijk deels beantwoord worden door de JIT-overeenkomst zelf, waarvan de rechtbank reeds heeft bepaald dat die aan het dossier moet worden toegevoegd. Voor het overige heeft de verdediging niet onderbouwd welk belang zij heeft bij de beantwoording van deze vragen. Immers, dit soort afspraken zien op de soevereiniteit en verhouding van staten onderling. Dit is geen belang van een individuele verdachte. Bovendien zien de vragen op een ander onderzoek dan dit onderzoek TOL 84. De rechtbank wijst het verzoek dus af.
Onderzoekwens 8: De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd welk belang deze verdachte in dit onderzoek TOL 84 heeft bij het horen van de rechercheur van het Team High Tech Crime over zijn contacten met medewerkers van de Franse hostingprovider waar de servers van SkyECC stonden. De rechtbank wijst ook dit verzoek af.
Onderzoekwens 9:De regelingen omtrent de kennisgevingen van buitenlandse autoriteiten van het voornemen tot interceptie van communicatie op Nederlands grondgebied houden verband met het onderling door de staten respecteren van de soevereiniteit van de betrokken staten. Daarbij is van belang dat een eventuele inbreuk op de soevereiniteit van de staat binnen wiens grenzen is opgetreden, geen belang van de verdachte betreft maar alleen van de staat op het grondgebied waarvan is opgetreden. Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek om informatie hieromtrent af. [3]
Onderzoekwensen 10, 11, 12: De verdediging heeft verzocht om het voegen van diverse stukken die zien op (het onderzoek aan) de serverdata in het onderzoek Yucca, dat de voorloper was van het onderzoek Argus. Voor zover de verdediging hiermee de rechtmatigheid van een en ander wenst te onderzoeken, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beoordeling van de rechtmatigheid van onder de verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten verricht onderzoek, is niet aan de Nederlandse rechter. Het verzoek tot het voegen van stukken komt daarmee in beginsel ook niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd waarom dit thans anders zou zijn, temeer gelet op de omstandigheid dat het onderzoek Yucca in de tijd ver vooruit liep op het onderzoek TOL 84 en dat onderzoek Yucca zich bovendien afspeelde ver voor de ten laste gelegde feiten in deze zaak. De rechtbank wijst het verzoek af.
Onderzoekwens 13: Onder verwijzing naar de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot onderzoekswensen 10. 11 en 12, wordt ook het verzoek tot het voegen van een aanvraag APN-data in het onderzoek 13Werl afgewezen. Voor zover de verdediging bedoeld heeft aan te voeren dat sprake is van zulke grove vormfouten in de eerdere onderzoeken, die doorwerken in het onderzoek TOL 84, acht de rechtbank dat onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek dus af.
Onderzoekwens 14: Ook het verzoek om voeging van een proces-verbaal c.q. het schrijven waaruit de argumentatie van het Nederlandse verzoek om verlenging van de IP-tap blijkt, wijst de rechtbank om die redenen af (zie hiervoor de overwegingen met betrekking tot onderzoekswensen 10, 11 en 12).
Onderzoekwens Algemeen (15)
Onderzoekwens 15: De verdediging wenst een afschrift van alle datasets die toegeschreven zijn aan de verdachte, alsmede inzage in alle chats van de personen waarmee de betreffende accounts op enig moment beweerdelijk contact hebben gehad. Nu de officier van justitie heeft toegezegd de volledige Encro-, Sky- en Anomdatasets ten aanzien van de verdachte te verstrekken aan de verdediging, is daarmee in zoverre tegemoet gekomen aan de wens van de verdachte. De rechtbank wijst het verzoek om inzage in de overige datasets af, nu de verdediging onvoldoende onderbouwd heeft welk belang deze verdachte in deze zaak daarbij heeft.
Onderzoekwensen Anom (16-23)
Onderzoekwens 16, 17, 18 en 19: Onder verwijzing naar hetgeen de officier van justitie (pg. 46-47 van de reactie in 1e termijn) naar voren heeft gebracht, in combinatie met de daarin genoemde stukken die zich al in het dossier bevinden, is duidelijk op basis van welke feiten en omstandigheden de verbalisanten komen tot de identificatie van de verdachte als gebruiker van het account “ [accountnaam 1] ”. Ditzelfde geldt ook met betrekking tot de gang van zaken rond het afschermtraject en de diverse andere onderzoeken, te weten Lelie, TOL 96 en 26Eagles. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd hoe dit anders is in het licht van de door de rechtbank te beantwoorden vragen. De rechtbank wijst deze verzoeken dus af.
Onderzoekwens 20: De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd welk belang deze individuele verdachte in het onderzoek TOL 84 heeft bij verstrekking van álle processtukken van een ander onderzoek, te weten 26Eagles. Dat, naar gemoede mag worden aangenomen, een klein deel van de onderzoeksresultaten uit het onderzoek 26Eagles als startinformatie is gebruikt in het onderzoek TOL 84 maakt dat niet anders. De rechtbank wijst dit verzoek af.
Onderzoekwens 21:is bij nadere schriftelijke reactie ingetrokken.
Onderzoekwens 22: De verdediging wenst de vermeende criminele burgerinfiltrant alsmede zijn begeleiders als getuige te horen. De rechtbank stelt voorop dat het enkele verkopen/verstrekken van telefoons in beginsel geen uitlokking oplevert van strafbare feiten als die in deze zaak ten laste zijn gelegd, zoals de verdediging suggereert. Daarbij ziet de rechtbank niet in welk belang deze verdachte heeft bij het horen van de genoemde personen in het licht van de door deze rechtbank in dit onderzoek TOL 84 te beantwoorden vragen. De rechtbank wijst het verzoek dus af.
Onderzoekwens 23: De verdediging wenst antwoord op vragen over de inschakeling van een derde land, gebruikte bevoegdheden, goedkeuring en – kort gezegd – de integriteit van de data. Voor zover het betreft de eerste drie onderwerpen ziet dit op de rechtmatigheid van het onder verantwoordelijkheid van de Verenigde Staten uitgevoerde onderzoek, welke rechtmatigheid – onder verwijzing naar het vertrouwensbeginsel – in beginsel niet is onderworpen aan het oordeel van deze rechtbank. Voor zover het betreft de betrouwbaarheid van de ontvangen data geldt hetzelfde, tenzij sprake is van concrete aanwijzingen van het tegendeel. Daarvan is echter geen sprake. De rechtbank overweegt dienaangaande nog ten overvloede dat Frankrijk en andere EU landen onderworpen zijn aan het Europese Verdrag inzake de bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM) en het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) en gehouden zijn om hun gedragingen te toetsen aan het EVRM en het IVBPR. Voor de Verenigde Staten geldt dat die zijn gehouden om de bepalingen uit het IVBPR na te leven zodat daarin ook al een waarborg is gelegen voor de rechtmatigheid en integriteit van het handelen van die afzonderlijke Staten. De rechtbank wijst dus ook dit verzoek af.
Aanvullende onderzoekwensen / vragen Encrochat (a. t/m f.)
De reactie in tweede termijn bevat vooral vragen van de verdediging aan de officier van justitie om uitleg over onder meer de JIT-overeenkomst formuleringen daarin, de gebruikte onderzoekstechnieken en veiliggestelde data. Omdat de vragen aan de officier van justitie gericht zijn, ziet de rechtbank in beginsel geen wensen die een beslissing vergen. Mocht dat toch de bedoeling zijn geweest, dan constateert de rechtbank dat de gestelde vragen kennelijk gericht zijn op onderzoek naar de rechtmatigheid van het binnen het JIT uitgevoerde onderzoek. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor al is overwogen over het vertrouwensbeginsel is een beslissing hierover niet aan de Nederlandse rechter. De rechtbank wijst zulks – als dat al de bedoeling was van de verdediging – dus af.
Verzoek om het horen van getuigen
De rechtbank zal het verzoek tot het horen van de getuige [naam 1] in het belang van de verdediging toewijzen en daartoe de zaak naar de rechter-commissaris verwijzen.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de TCI-informant af. Dergelijke anonieme informatie is op grond van art. 344a Sv in beginsel niet bruikbaar als bewijs en de rechtbank is van oordeel dat op dit moment het algemeen belang van een effectieve opsporing, zwaarder weegt dan het individuele belang van verdachte bij het horen van deze getuige.
De rechtbank wijst ook het verzoek tot het horen van de overige personen af. Hoewel deels medeverdachten en personen die in het dossier voorkomen, hebben ze geen – de verdachte belastende – verklaring afgelegd en acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom het desondanks in het belang van de verdediging is deze personen als getuige te horen.
Completering
De rechtbank heeft in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 2] (03.269702.21) het verzoek tot het voegen van de JIT-overeenkomst aangaande het onderzoek SkyECC toegewezen. De rechtbank zal dat ook in deze zaak bepalen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- geeft opdracht aan de officier van justitie om binnen twee maanden na heden aan het dossier toe te voegen:
de
JIT-overeenkomst aangaande het onderzoek Encrochat, met dien verstande dat (persoons)gegevens in deze overeenkomst die in verband met opsporings- en/of veiligheidsbelangen in het kader van enig (ander) strafrechtelijk onderzoek dan wel enig staatsgeheim niet kunnen worden bekendgemaakt, onleesbaar dienen te worden gemaakt;
de
JIT-overeenkomst aangaande het onderzoek SkyECC, met dien verstande dat (persoons)gegevens in deze overeenkomst die in verband met opsporings- en/of veiligheidsbelangen in het kader van enig (ander) strafrechtelijk onderzoek dan wel enig staatsgeheim niet kunnen worden bekendgemaakt, onleesbaar dienen te worden gemaakt;
  • stelt de stukken in handen van de
  • [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 1960(pg. [paginanummer 1] ), destijds domicilie gekozen aan het politiebureau te Maastricht, kennelijk zakelijk adres te [postcode] Sint Anthonis, [adres 4] (pg. [paginanummer 2] );
- wijst de overige onderzoekwensen, voor zover daaraan vanwege het OM nog niet voldoende aan is tegemoet gekomen, af;
- beveelt de
oproeping van de verdachtetegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat en verstaat dat de
raadsliedenafschrift van de oproeping van de verdachte zal ontvangen.
Deze tussenbeslissing is op 16 augustus 2023 genomen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en schriftelijke verstrekt aan de officier van justitie en de verdediging.
Buiten staat
Mr. H.E.G Peters en mr. L. Feuth zijn niet in de gelegenheid deze tussenbeslissing mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De onderzoekwensen (1e termijn)
Encrochat
1. Toevoeging van de JIT-overeenkomst inzake 26Lemont, zoals deze al werd ingezien door de raadsman, als processtuk in dit dossier.
2. De verdediging wenst antwoord op de vragen over de gemaakte afspraken ter zake het vergaren en delen van informatie en bewijs, binnen en buiten het JIT, te weten:
a. Antwoord op de vraag of er binnen het gemeenschappelijk onderzoeksteam inzake EncroChat "specifieke procedures" zijn overeengekomen voor het vergaren van informatie en bewijsmateriaal, zoals werd afgesproken in de JIT-overeenkomst.
b. En, zo ja, dan uiteraard antwoord op de vraag welke "specifieke procedures" dat zijn geweest en op welke wijze Nederland daar (telkens) aan heeft voldaan.
c. Een overzicht ( en uitleg) van de door de leiders van het JIT vermeldde processen en procedures met betrekking tot het onderling delen van verkregen informatie/ bewijs. Daarbij wil de verdediging ook graag uitleg over de wijze waarop daar door de Nederlandse deelnemers uitvoering aan is gegeven binnen het JIT.
3. het horen van de rechter-commissaris als getuige over (onder meer) welke informatie hem bekend was toen bij besliste om te machtigen, alsmede op welke wijze die informatie met hem was gedeeld en over de wijze waarop hij tot het formuleren van (met name de eerste twee van de) voorwaarden is gekomen en wat daarvan de achterliggende bedoeling was.
4. Informatie over Nederlandse juridische voorbereiding richting [provider] , te weten:
a. Het antwoord op de vraag op welke gegevens de Nederlandse delegatie tijdens het overleg op 22 januari 2020 doelde met de opmerking: " [provider] user data requested”?
b. Het antwoord op de vraag welke instantie op basis van welke bevoegdheid die data heeft gevorderd c.q. verzocht?
5. Getuigenverhoren inzak de ontwikkeling van de techniek, te weten:
a. de medewerker(s) van [bedrijf] horen over hun werkzaamheden in het kader van dit onderzoek. Wanneer begonnen zij aan dat technische (voor)onderzoek, wat was de aanleiding daarvoor, wat hebben zijn gedaan, welke bevoegdheden hebben ze daarbij ingezet, met wie hebben ze samengewerkt en met wie hebben zij hun bevindingen (wellicht over en weer) gedeeld.
SkyECC
6. Vragen over het Nederlands onderzoek aan de servers waarop de data zijn veiliggesteld, te weten:
a. Een opdracht aan het OM tot het (laten) opmaken van een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt wie de servers in Nederland heeft onderzocht, of daar Franse opsporingsambtenaren aanwezig waren, welke werkzaamheden daarbij zijn uitgevoerd, wat de resultaten daarvan waren en wat er vervolgens met die resultaten is gebeurd.
7. Antwoord op vragen van de gemaakte afspraken terzake het vergaren en delen van informatie en bewijs, binnen en buiten het JIT, te weten:
b. Antwoord op de vraag of er binnen het Sky-JIT "specifieke procedures" zijn overeengekomen voor het vergaren van informatie en bewijsmateriaal, zoals werd afgesproken.
c. En, zo ja, dan uiteraard antwoord op de vraag welke "specifieke procedures" dat zijn geweest en op welke wijze Nederland daar (telkens) aan heeft voldaan.
d. Een overzicht ( en uitleg) van de door de OOT-leiders vermeldde processen en procedures met betrekking tot het onderling delen van verkregen informatie / bewijs, alsmede uitleg op welke wijze daar door de Nederlandse deelnemers uitvoering aan is gegeven.
8. Het horen van THTC-rechercheur [nummer 1] , over de aanleiding voor een gesprek met mensen die bij de hostingprovider [naam 2] werken, het doel ervan, waar dat werd gehouden, hoe hij daarbij betrokken is geraakt en in het kader van welk onderzoek hij daar deelnam.
9. Toevoegen van het Franse meldingsformulier conform Richtlijn 2014/41/EU, in het bijzonder: Antwoord op de vraag of Frankrijk het binnendringen op de toestellen op Nederlands grondgebied en het intercepteren van hun communicatie heeft gemeld overeenkomstig Richtlijn 2014/41/EU. Dus niet of het is medegedeeld in besprekingen, maar of Frankrijk formeel het betreffende formulier heeft ingediend. Zo ja, dan ontvangt de verdediging daarvan graag een afschrift ter controle van de rechtmatigheid. Een en ander in het kader van het inhoudelijke verweer dat gevoerd zal gaan worden.
10. Toevoegen BOB-stukken rondom het onderzoek serverdata, in het bijzonder:
a. Toevoeging van het bevel 126ug lid 2 Sv zoals door de officier van justitie moet zijn opgemaakt naar aanleiding van de machtiging, alsmede diens aanvraag machtiging aan de rechter-commissaris ( en eventuele schriftelijke toelichting).
11. Toevoegen van alle processen-verbaal die (direct dan wel indirect) zijn opgemaakt naar aanleiding van het onderzoek aan de serverdata.
12. Toevoegen aanvraagstukken en bevel vordering toekomstige gegevens, in het bijzonder:
a. Een proces-verbaal met uitleg wat er met de eerste kopie (ex 126ug lid 2 Sv) is gedaan, welke data daarop zijn aangetroffen en wat men daarmee heeft gedaan in het verdere onderzoek; voorts uitleg over welke gegevens er middels de (telkens) vierwekelijks ontvangen kopieën van de server werden verkregen en wat daarmee verder is gedaan.
13. Toevoeging van het proces-verbaal van aanvraag 126u Sv (APN-data) inzake 13Werl, alsmede het daarop afgegeven bevel.
14. Toevoeging van het proces-verbaal c.q. het schrijven waaruit de argumentatie van het Nederlandse verzoek om verlenging van de IP-tap blijkt, dan wel het alsnog laten opmaken van een proces-verbaal met uitleg daarover.
Algemeen
15. Verstrekking van de complete datasets van de drie diensten, in het bijzonder: het OM opdraagt om de volledige datasets zoals die ten aanzien van cliënt zijn onderschept met betrekking tot EncroChat ( [e-mailadres 2] ), SkyECC ( [accountnaam 2] en [accountnaam 3] ) en Anom ( [accountnaam 1] ) aan de verdediging te verstrekken, alsmede om de volledige datasets van de personen waarmee de betreffende accounts op enig moment beweerdelijk contact hebben gehad ter inzage beschikbaar te geven.

Anom

16. Horen van de verbalisanten die cliënt identificeerden als ‘ [accountnaam 1] ’, te weten: [naam 3] , hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Limburg, [naam 4] , [cijfer] hoofdagent werkzaam bij de Eenheid Limburg en [naam 5] , brigadier werkzaam bij de Eenheid Limburg.
17. Voegen van bronstukken van onderzoek Lelie / TOL96, te weten:
Toevoeging van het onderliggende kluisproces-verbaal uit onderzoek 26Eagles, nu dat het enige document is op grond waarvan men cliënt is gaan verdenken. Het afschermbelang ter zake bestaat niet meer, nu het onderzoek landelijk bekend is.
De verdediging wenst voorts alle stukken omtrent dat betreffende onderzoek TOL96, inclusief het onderzoek in de woning en de aanvraag ervan, verstrekt te krijgen.
18. Horen van de verbalisanten die direct betrokken waren bij het afschermtraject op 31 mei 2021, te weten:
de politieambtenaar uit onderzoek 26Eagles die op 31 mei 2021 informatie heeft gedeeld zonder deze in een kluisprocesverbaal vast te leggen;
de opsteller van het afschermproces-verbaal over de reden van verstrekking van het proces-verbaal zonder dat het daarvoor noodzakelijke controledocument voorhanden was.
19. Horen van de verbalisant die PV opstelt om data ‘famoushbusch’ te mogen analyseren, te weten verbalisant [nummer 2] van de Landelijke Eenheid, om hem te kunnen bevragen over de reden waarom die gebruikersnaam is gevoegd terwijl daarvoor geen enkel concreet stuk informatie is opgevoerd
20. Verstrekking van alle processtukken uit het onderzoek 26Eagles. Het is duidelijk dat cliënt in het kader van dat onderzoek verdachte is geworden. Dat men dit dan uitzet onder allerhande andere naambordjes (TOL96, Lelie, TOL84) betekent niet dat daardoor alle onderzoek op basis waarvan hij verdachte werd, niet meer relevant zou zijn. Nu de rechtmatigheid van de bewijsverkrijging nadrukkelijk wordt betwist, dient het procesdossier aangevuld te worden met de processtukken uit dat onderzoek 26Eagles.
21.
Voegen van bewijsstukken van de toestemming van de RC ter zake het gebruik van data uit onderzoek 26Eagles jegens cliënt in de genoemde onderzoek, in het bijzonder de processen-verbaal (dan wel e-mails) die aan de RC zijn voorgelegd, alsmede de daarop verleende goedkeuring ter zake respectievelijk TOL96, onderzoek Lelie en TOL84. Voor zover een en ander niet reeds op schriftelijk is vastgelegd, verzoek de verdediging om het OM op te dragen deze vraagpunten in een daartoe op te maken proces-verbaal te beantwoorden.
22. Het horen van de criminele burgerinfiltrant als getuige over de wijze waarop hij 'zijn' toestellen aan de man bracht, met wie hij daarover contact had, wat daarbij werd besproken enzovoorts. De toestellen zijn tenslotte ook in Nederland aangetroffen. Hoe ze hier zijn gekomen, weten we niet. We weten echter wel zeker dat het gaat om toestellen die de FBI heeft laten uitgeven. Het kan dus niet anders dan dat er een rol voor de criminele burgerinfiltrant was weggelegd. In dat verband ook het horen van diens begeleider(s) om van hen te vernemen wat de FBI heeft ondernomen om te voorkomen dat sprake zou gaan zijn van uitlokking onder de verkopers van de toestellen en in welke landen zijn actief zijn geweest in dat kader en op welke wijze.
23. Antwoord op de vragen: Waarom heeft Amerika een derde land ingeschakeld? Wie heeft de bevoegdheid ingezet? Met goedkeuring van wie? Welke bewerkingen hebben de data ondergaan, welke verplaatsingen van data zijn er geweest en waaruit blijkt dat de integriteit, betrouwbaarheid en volledigheid daarna (telkens) nog intact was?

Getuigen

24. De medeverdachten:
[medeverdachte 2] (p. 160),
[medeverdachte 4] (p. 291),
[medeverdachte 3] (p. 229),
[naam 6] ,
[medeverdachte 1] ,
[medeverdachte 7] (p. 389),
[naam 7] ,
[medeverdachte 6] (p. 359),
[naam 8] (p. 452) en,
[naam 9] (p. 670),
25. alsmede:
de (nog) niet aangehouden verdachten;
de getuige [naam 1] (pg. [paginanummer 2] );
de persoon met de naam [naam 10] (pg. [paginanummer 2] );
[naam 11] (pg. 2392);
de informant (pg. 2392);
[naam 12] .
BIJLAGE II: De aanvullende onderzoekwensen (2e termijn;
nummering door rechtbank)
De verdediging wenst antwoord van het OM op de volgende vragen:
a. Wat wordt in de JIT-overeenkomst bedoeld met het overgaan tot technische exploitatie en wat hebben beide landen in dat kader gedaan?
Welke speciale onderzoekstechnieken zijn er door het JIT ingezet? Wanneer, door wie en onder wiens gezag c.q. op wiens bevel?
Wat moest er nog ontcijferd worden binnen het JIT? En wie heeft dat op welke wijze gedaan?
Waarom is in de JIT-overeenkomst als te onderzoeken strafbaar feit artikel 10.1 Telecommunicatiewet opgenomen en waarom is artikel 140 Sr niet als te onderzoeken strafbaar feit opgevoerd in de JIT-overeenkomst?
Welke data is er op de toestellen veiliggesteld?
In hoeverre was die data nodig om de inhoudelijke berichten te kunnen lezen?

Voetnoten

1.Kamerstukken 2001/02, 28351, nr. 3, p. 8.
2.vgl. HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.2.2.
3.vgl. HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.19 en 6.23.1-6.23.4.