ECLI:NL:RBLIM:2023:4811

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
03.269702.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake onderzoekwensen in strafzaak met betrekking tot cryptocommunicatiediensten

Op 16 augustus 2023 heeft de Rechtbank Limburg een tussenbeschikking genomen in de strafzaak tegen een verdachte, bijgestaan door mr. M. van Stratum en mr. R.B.M. Poppelaars. De zaak betreft onderzoek naar cryptocommunicatiediensten zoals Encrochat, SkyECC en Anom. De rechtbank heeft op verzoek van de verdediging onderzoekwensen behandeld die betrekking hebben op de interceptie, verkrijging en verwerking van cryptocommunicatie. De rechtbank heeft een aantal onderzoekwensen toegewezen, waaronder de voeging van de Joint Investigation Team (JIT)-overeenkomst inzake SkyECC, maar heeft andere verzoeken afgewezen, onder andere omdat deze onvoldoende onderbouwd waren of niet relevant voor de zaak. De rechtbank heeft ook het juridisch kader uiteengezet dat van toepassing is op de verkrijging van bewijs uit het buitenland, met verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023. De rechtbank concludeert dat de Nederlandse autoriteiten de rechtmatigheid van het onderzoek in het buitenland moeten respecteren, tenzij er concrete aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om binnen twee maanden de JIT-overeenkomst toe te voegen aan het dossier en heeft de overige onderzoekwensen afgewezen, voor zover daar nog niet voldoende aan tegemoet was gekomen. De beslissing is schriftelijk aan de partijen verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.269702.21
Tussenbeslissing van de meervoudige kamer d.d. 16 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1983.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M. van Stratum en mr. R.B.M. Poppelaars, advocaten kantoorhoudende te Breda respectievelijk 's-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

Op 7 juli 2022 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Voorafgaand aan die zitting heeft de verdediging haar onderzoekwensen kenbaar gemaakt. Evenwel had de officier van justitie kort voor die regiezitting vele nieuwe stukken verstrekt, onder meer verband houdende met de cryptocommunicatiediensten SkyECC en Anom. Reden waarom de rechtbank bij gelegenheid van de regiezitting een schriftelijke ronde heeft gelast ter indiening/aanvulling van onderzoekwensen. Daarbij heeft de rechtbank met instemming van de officier van justitie en de verdediging bepaald dat zij schriftelijk zal beslissen op de onderzoekwensen.

2.De processtukken

Voorafgaand aan de regiezitting had de rechtbank de beschikking over:
het eindproces-verbaal onderzoek LBRAA20214 / TOL 84 van de politie eenheid Limburg, dienst regionale recherche, team ondermijning Limburg, BVH-nummer PL2300-2020186955, d.d. 19 april 2022, doorgenummerd (in 10 delen) van pg. 1 tot en met 3579;
een verzameling documenten getiteld “aanvullingen op procesdossier” van in totaal 368 bladzijden, inhoudende onder meer:
diverse NFI-rapportages;
meerdere aanvragen voor vorderingen, vorderingen en machtigingen tot de inzet van BOB-middelen inzake 26Argus;
meerdere aanvragen voor vorderingen, vorderingen en machtigingen tot de inzet van BOB-middelen inzake 26Lemont;
een proces-verbaal “Kaders gebruik dataset 26Lemont” voorzien van proces-verbaalnummer LERDB20001-3485 (ongedateerd);
meerdere brieven van het Landelijk Parket, te weten:
- van 28 september 2020 met als onderwerp “Nader aangekondigde toelichting” (n.a.v. de “kaders gebruik dataset 26Lemont), met bijlagen;
- van 24 maart 2021 met als onderwerp “Uitspraak GB waarnaar wordt verwezen in toelichting van verzoeken” in het onderzoek 26Lemont;
- van 30 april 2021 en 13 september 2021 met als onderwerp “Juridisch kader gebruik geïntercepteerde data” in het onderzoek Argus;
diverse processen-verbaal m.b.t. onder meer procedure geheimhouders (26Lemont en 26Argus), algemene functionaliteiten Encrochat telefoons, veiligstellen Encrochat-data;
3. een proces-verbaal van bevindingen “correctie huisnummeraanduiding woning verdachte [naam 1] ” d.d. 16 juni 2022, proces-verbaalnummer LBRAA20214-460;
4. een verzameling documenten getiteld “Sky Cryptostukken” bestaande uit drie delen met in totaal 506 bladzijden, inhoudende:
de brief van het Landelijk Parket van 2 juni 2022 (Argus);
de daarbij gevoegde 41 bijlagen, te weten (vertaalde) Franse en Belgische processtukken alsmede door de Nederlandse autoriteiten opgemaakte stukken;
een daarbij gevoegd proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2022 inhoudende een nadere toelichting op de verwerking van de IP-tap data, de controle van de hash-waardes en het technische verloop in onderzoek Werl;
5. een proces-verbaal “uitleg over koppeling Sky-ID aan IMEI” d.d. 20 oktober 2021;
6. een proces-verbaal “uitleg werking SkyECC telefoon” d.d. 26 oktober 2021 met bijlagen;
7. een proces-verbaal “uitleg/toelichting encryptie” (inzake SkyECC) d.d. 22 september 2021;
8. een proces-verbaal “uitleg APN-data” d.d. 28 september 2021;
9. een verzameling documenten getiteld “Brieven 26 Eagles + bijlagen operatie Trojan Shield technische details” van in totaal 202 pagina’s, inhoudende:
de brief van het Landelijk Parket van 11 juni 2021 inzake 26Eagles met als onderwerp “Juridisch kader gebruik geïntercepteerde data”;
de brief van het Landelijk Parket van 18 februari 2022 met als onderwerp “Nadere toelichting juridisch kader gebruik data 26Eagles”
een proces-verbaal van bevindingen “Nederlandse betrokkenheid bij operatie Trojan Shield” d.d. 17 december 2021;
een start proces-verbaal titel V onderzoek 26Eagles d.d. 30 maart 2021;
en proces-verbaal “internationale informatie” van het DLIO d.d. 26 maart 2021;
een brief van het Landelijk Parket van 20 juni 2022 met als onderwerp “Nederland is
niethet derde land”;
een (vertaald) document genaamd “Operatie Trojan Shield, technische details, addendum 1” laatst bijgewerkt 14 april 2022, alsmede de Engelse versie hiervan;
een (vertaald) document genaamd “Operatie Trojan Shield, technische details” laatst bijgewerkt 31 augustus 2021, alsmede de Engelse versie hiervan.
Sinds de regiezitting zijn daaraan toegevoegd:
10. een verzameling documenten getiteld “PV verstrekking politiegegevens” van in totaal 5 pagina’s, inhoudende:
een proces-verbaal “verstrekking politiegegevens art. 9 Wpg” d.d. 15 juli 2020;
een proces-verbaal “locatie [adres 1] ” d.d. 15 juli 2020;
toestemming ex art. 126dd Sv van 7 augustus 2020 om de gegevens uit onderzoek Lemont te gebruiken in het onderzoek TOL 81;
11. een NFI-rapport “volledigheid en correctheid van decodering van SkyECC berichten met Toolbox methode” d.d. 22 juni 2022, met bijlagen;
11. een verzoek van 11 juli 2022 – inclusief ondertekend voor toestemming – ex art. 126dd Sv om de gegevens uit onderzoek 26Keyser te gebruiken in het onderzoek TOL 84;
11. een verzameling documenten getiteld “Uitvoeringsstukken + vertaling” van in totaal 15 pagina’s, inhoudende:
het internationaal rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten aan de Verenigde Staten, met bijlage van 3 juni 2021;
een schrijven van de Amerikaanse autoriteiten van 7 juli 2021;
een schrijven van de Amerikaanse autoriteiten van 2 juli 2021;
14. een “application for a warrant by telephone or other reliable electronic means” betreffende google account [e-mailadres 1] van het “United States District Court for the Southern District of California” van 17 mei 2021, met als bijlage een “Affidavit in support of application for search warrant”;
14. een proces-verbaal “inbeslagname Sky infrastructuur OVH Roubaix” d.d. 15 november 2022, met als bijlage een (vertaald) “verzoek om technische bijstand” d.d. 12 maart 2021;
14. toestemming ex art. 126dd Sv van 22 december 2022 om de gegevens uit onderzoek Argus te gebruiken in het onderzoek TOL 84;
14. een proces-verbaal “correctie eerdere pv’s” d.d. 9 maart 2023;
14. een verzameling van 11 NFI-rapporten “NFiDent” van 13 december 2019;
14. een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met betrekking tot de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] d.d. 17 april 2023, met bijlagen;
14. een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met betrekking tot de verdachte [medeverdachte 6] d.d. 20 april 2023, met bijlagen;
14. een NFI-rapport “drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 13 oktober 2021 op de locatie [adres 2] te Weert” d.d. 19 april 2023.
Voorts heeft de officier van justitie bij zijn schrijven in eerste termijn als bijlagen gevoegd:
22. een brief van het Landelijk Parket van 1 december 2022 met als onderzoek “Van de autoriteiten in de Verenigde Staten ontvangen brief” met als bijlagen een brief van het V.S. Departement van Justitie van 27 mei 2022;
22. een kluisproces-verbaal inzake “cryptocommunicatie onderzoek 26Eagles; tabletteer-lablocatie [adres 3] Sittard” d.d. 2 juni 2021;
22. een (ongedateerd) verzoek aanvullende toestemming onderzoek Argus (metadata), verzonden op 25 februari 2021;
22. de bijbehorende toestemming van de rechter-commissaris van dezelfde datum;
22. een (eveneens ongedateerd) verzoek uitbreiding aanvullende toestemming onderzoek Argus, verzonden op 4 mei 2021;
22. de bijbehorende toestemming van de rechter-commissaris van dezelfde datum.

3.De onderzoekwensen en reactie(s)

De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen in relatie tot onderzoekwensen:
  • (op 4 juli 2022) de onderzoekwensen van mr. Poppelaars (m.b.t. cryptocommunicatie);
  • (op 4 en 5 juli 2022) de onderzoekwensen van mr. Van Stratum (zaaksinhoudelijk);
  • (op 5 oktober 2022) de aanvullende onderzoekwensen van de verdediging;
  • (op 5 december 2022) de reactie van de officier van justitie;
  • (op 29 december 2022) de reactie in tweede termijn van de verdediging;
  • (op 5 februari 2023): de reactie in tweede termijn van de officier van justitie.
Deze stukken zijn gevoegd in het (digitale) dossier.
Gelet op de omvang van de onderzoekwensen heeft de rechtbank deze ten behoeve van de leesbaarheid in de bijlagen bij deze tussenbeslissing opgenomen. De (aanvankelijke) onderzoekwensen van mr. Poppelaars zijn weergegeven in bijlage I. In bijlage II zijn weergegeven de aanvullende onderzoekwensen van de verdediging. In tweede termijn heeft de verdediging nog diverse aanvullende onderzoekwensen ingediend. Deze zijn weergegeven in bijlage III. De zaaksinhoudelijke verzoeken, om het horen van getuigen, zijn wel in deze beslissing zelf opgenomen.
De officier van justitie heeft zich voor het overgrote deel verzet tegen toewijzing van de onderzoekwensen en heeft – deels met verstrekking (of toezegging) van nadere stukken – uitleg gegeven over diverse gevolgde procedures. Waar nodig komt de rechtbank daarop in het navolgende terug.

4.Het juridisch kader

De onderzoekwensen van de verdediging zien grotendeels op de interceptie, verkrijging en verwerking van cryptocommunicatie gevoerd via Encrochat, SkyECC en Anom. Daarbij neemt de rechtbank als uitgangspunt dat het bewijs aangaande Encrochat en SkyECC is verzameld in een gemeenschappelijk onderzoeksteam, oftewel Joint Investigation Team (JIT), waaraan onder meer Nederland en Frankrijk deelnemen en dat het bewijs aangaande Anom is verkregen nadat de Verenigde Staten dat spontaan hadden gedeeld met Nederland.
In zijn arrest van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913) heeft de Hoge Raad ter beantwoording van diverse prejudiciële vragen onder meer de volgende juridische kaders geschetst die relevant zijn voor de beoordeling van (een deel van) de onderzoekwensen in deze zaak. Uit dat arrest leidt de rechtbank onder meer het volgende af.
De Hoge Raad maakt in voornoemd arrest in de paragrafen 6.3 - 6.16 onder de noemer ‘Opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten' onderscheid in het delen van informatie tussen staten op basis van de klassieke rechtshulp, het optreden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam en de uitvaardiging van een Europees Onderzoeksbevel (EOB). De onderzoekshandelingen vinden dan telkens plaats onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten, namelijk van de staat die de klassieke rechtshulp verleent, waar het gemeenschappelijk onderzoeksteam actief is of waar het EOB wordt uitgevoerd. Daarnaast besteedt de Hoge Raad onder 6.17 - 6.19 aandacht aan opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten (artikel 539a lid 1 Sv). Of die mogelijkheid in een concreet geval kan worden gebruikt, wordt mede bepaald door verdragsrecht en Unierecht. De Hoge Raad bespreekt in het arrest eveneens wanneer er een machtiging door een Nederlandse rechter-commissaris is vereist (6.20 – 6.24), de invloed van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM), de invloed van het Unierecht, meer in het bijzonder de Richtlijn 2002/58/EG en de Richtlijn (EU) 2016/680 (6.26 – 6.27). Tenslotte gaat de Hoge Raad nog in op het voegen van stukken, dan wel inzage in stukken in het kader van het “equality of arms” beginsel.
De belangrijkste conclusies luiden:
1. dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ertoe leidt dat:
de beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het in het buitenland verrichte onderzoek ten grondslag liggen, door de rechter in de Nederlandse strafzaak moeten worden gerespecteerd, dat ervan wordt uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht, en dat dit uitsluitend anders is als in het betreffende land onherroepelijk is komen vast te staan dat het betreffende onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende rechtsregels is verricht (het interstatelijk vertrouwensbeginsel);
de rechter alleen aandacht besteedt aan de wijze waarop de resultaten van het in het buitenland verrichte onderzoek zijn verkregen, als die wijze van verkrijging van belang is voor de beoordeling of het gebruik voor het bewijs van die resultaten in overeenstemming is met het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM;
de rechter in de strafzaak tot uitgangspunt neemt dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de resultaten daarvan betrouwbaar zijn, en dat hij alleen is gehouden de betrouwbaarheid van de resultaten te onderzoeken als – al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verweer – concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan;
2. dat Richtlijn 2002/58/EG niet aan de orde is, gelet op (a.) de aard van de dienstverlening van Encrochat, SkyECC (en de rechtbank begrijpt ook Anom), te weten het aanbieden van een versleutelde berichtendienst, alsmede (b.) de wijze van verkrijging van de onderzoeksresultaten, te weten zonder dat aan die bedrijven verwerkingsverplichtingen zijn opgelegd;
3. dat de Richtlijn (EU) 2016/680 in Nederland is geïmplementeerd in de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) alsmede de bijbehoren Besluiten. Deze regelgeving is van belang als (persoons)gegevens die onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten zijn verkregen en vervolgens aan de Nederlandse autoriteiten ter beschikking zijn gesteld, in Nederland worden verwerkt ten behoeve van de opsporing of vervolging;
4. dat bij de beoordeling van zowel verzoeken tot het voegen van stukken bij de processtukken als verzoeken tot het verkrijgen van inzage in specifiek omschreven stukken, onder meer van belang is in hoeverre die stukken relevant (kunnen) zijn voor de door de rechter te nemen beslissingen. Voor zover dergelijke verzoeken verband houden met de wijze waarop het onderzoek is verlopen dat is uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten, kan de rechter acht slaan op wat is overwogen over de toetsing van de rechtmatigheid van de verkrijging van de onderzoeksresultaten en van de betrouwbaarheid van die resultaten, en de beoordelingsruimte die de Nederlandse strafrechter daarbij heeft;
5. dat als een verzoek tot het voegen van stukken bij de processtukken dan wel tot het verkrijgen van inzage verband houdt met (de onderbouwing van) een verweer op een punt waarover de Nederlandse strafrechter geen oordeel toekomt, zal er in de regel geen grond voor toewijzing van dat verzoek bestaan. Daarnaast vloeit uit het vorenstaande voort dat zo’n verzoek moet worden onderbouwd, waarbij die onderbouwing moet zien op het belang van de voeging dan wel de inzage in het licht van de beslissingen die in de strafzaak kunnen en moeten worden genomen.
Verkrijging bewijsmateriaal SkyECC en Encrochat
De rechtbank is van oordeel dat zowel bij de Encrochat-hack als de SkyECC-tap sprake is geweest van opsporing in Frankrijk onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Van opsporing onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten zoals bedoeld onder 6.17 tot en met 6.19 in de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad is geen sprake geweest. Dat Nederland technische assistentie heeft verleend aan Frankrijk en dat Nederland de informatie van Frankrijk heeft verkregen door de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam of door een door Nederland uitgevaardigd EOB, maakt niet dat opsporingsbevoegdheden onder verantwoordelijkheid van Nederlandse autoriteiten hebben plaatsgehad.
De rechtbank acht daarom bij de beoordeling van de onderzoekswensen in relatie tot SkyECC en Encrochat het juridisch kader van toepassing dat geldt voor opsporing in het buitenland onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten zoals weergegeven in 6.3 – 6.16 van de prejudiciële beslissing.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
Onderzoekwensen Encrochat (1-18)
Onderzoekwens 1: De regelingen omtrent de kennisgevingen van buitenlandse autoriteiten van het voornemen tot interceptie van communicatie op Nederlands grondgebied houden verband met het onderling door de staten respecteren van de soevereiniteit van de betrokken staten. Daarbij is van belang dat een eventuele inbreuk op de soevereiniteit van de staat binnen wiens grenzen is opgetreden, geen belang van de verdachte betreft maar alleen van de staat op het grondgebied waarvan is opgetreden. Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek om informatie hieromtrent af. [1]
Onderzoekwens 2: Het verzoek tot het voegen van de JIT-overeenkomst wordt – met inachtneming van de artikelen 149a en 149b Sv – toegewezen, met dien verstande dat (persoons)gegevens in deze overeenkomst die in verband met opsporings- en/of veiligheidsbelangen in het kader van enig (ander) strafrechtelijk onderzoek dan wel enig staatsgeheim niet kunnen worden bekendgemaakt, onleesbaar dienen te worden gemaakt en dat zulks binnen twee maanden na heden geschied. De JIT-overeenkomst strekt er blijkens de wetgeschiedenis immers mede toe “de interne en externe transparantie te bevorderen. Intern door de afspraken tussen de deelnemende lidstaten helder vast te leggen en extern door de overeenkomst te voegen in het strafdossier om inzicht te geven in de wijze waarop het strafrechtelijke onderzoek is uitgevoerd”. [2] De rechtbank leidt hieruit af dat de wetgever voor ogen heeft gehad dat toetsing van de inhoud van de overeenkomst ook van belang kan zijn zonder dat er concrete aanwijzingen zijn voor onrechtmatigheden.
De JIT-overeenkomst waarvan de voeging wordt gevraagd, is opgesteld in een ander (voorbereidend) onderzoek dan in het onderzoek TOL 84. Dat laat onverlet dat toetsing van de afspraken in de JIT-overeenkomst ook van belang kan zijn voor het onderzoek TOL 84 omdat onder omstandigheden een rechtsgevolg kan worden verbonden aan eventuele vormverzuimen buiten het voorbereidend onderzoek. Als algemene maatstaf geldt dat een rechtsgevolg op zijn plaats kan zijn indien het betreffende vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op de aanvang van en het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte. [3] Gelet op de omstandigheid dat een aanmerkelijk deel van de onderzoeksbevindingen in deze zaak is verkregen door gebruikmaking van opsporingsbevoegdheden in onderzoek 26Lemont, heeft de verdediging naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs een belang bij voeging van de JIT-overeenkomst zodat ook in deze zaak getoetst kan worden of er afspraken zijn gemaakt die een verplichte toets van een Nederlandse rechter met zich brengen en tot vormverzuimen kunnen hebben geleid die van bepalende invloed kunnen zijn op de aanvang en het onderzoek in TOL 84 en derhalve ook van belang kunnen zijn voor een door de rechtbank in rechte te nemen eindbeslissing als bedoeld in de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering.
Onderzoekwensen 3, 4 en 5: deze zien op de vraag of het onderscheppen van de communicatie van
allegebruikers en de daarbij behorende metadata en die vervolgens te bewaren mogelijk in strijd is met het Unierecht, waarbij de verdediging tevens inzage wenst in de – voorafgaande aan de onderschepping van communicatie – gemaakte images van de serverdata.
Voor zover het betreft de interceptie van communicatie wenst de verdediging aldus onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van in het buitenland uitgevoerd onderzoek, hetgeen -zoals hiervoor reeds is overwogen- niet ter beoordeling van de Nederlandse rechter is.
Voor zover het betreft de opmerkingen over het Unierecht overweegt de rechtbank dat Richtlijn 2002/58 met name gericht is op het in het belang van de privacy beperken van private partijen (zoals internet-providers) in het verzamelen en bewaren van gebruikersgegevens. Deze Richtlijn is niet van toepassing in een strafvorderlijke context. [4]
Voor het overige vermag de rechtbank niet in te zien welk belang deze individuele verdachte heeft bij onderzoek naar de noodzaak van het bewaren van die gegevens en inzage in de serverdata, mede gelet op de omstandigheden dat zulks plaatsvond in een ander onderzoek dan TOL 84 en er in gemoede vanuit kan worden gegaan dat de gegevens betrekking hebbende op deze zaak, slechts een miniem onderdeel van het totaal vormen.
Aldus wijst de rechtbank deze onderzoekwensen af.
Onderzoekwensen 6, 7 en 8: [5] Voor wat betreft de informatie omtrent resellers acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd wat het belang is van voeging van dan wel inzage in die informatie in het licht van de beslissingen die in deze zaak kunnen en moeten worden genomen. Zulks mede onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen bij de onderzoekwensen 3, 4 en 5 over zowel de rechtmatigheid van het onderzoek alsmede het belang van deze individuele verdachte. De rechtbank wijst deze verzoeken af.
Onderzoekwens 9: De verdediging wenst geïnformeerd te worden over de toepassing van de Wet politiegegevens (Wpg). Voor zover in dezen van belang vormen de Wpg en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) het wettelijk kader voor de verwerking van persoonsgegevens in een strafvorderlijk of justitieel kader en de bewaartermijn van deze gegevens. Voor zover de verdediging daar vragen over heeft, staan haar de mogelijkheden tot beschikking zoals beschreven in die wetten (o.a het inzagerecht). De gegevens waar het in deze zaak over gaat, zijn verkregen van buitenlandse autoriteiten en vervolgens betrokken in een lopend onderzoek. Artikel 126cc Sv regelt de bewaartermijn van deze gegevens (te weten: de gegevens worden bewaard gedurende het lopende onderzoek). Krachtens artikel 126dd Sv kan de officier van justitie toestemming geven voor het gebruik van deze gegevens in een ander onderzoek. De bewaartermijn van de gegevens worden daarmee verlengd voor de duur van dat andere onderzoek. Uit het dossier volgt dat de door het buitenland verstrekte gegevens zijn onderzocht volgens de voorwaarden verbonden aan de het bevel van de rechter-commissaris ex artikel 126uba Sv van 1 april 2020. Vervolgens zijn de verkregen gegevens door middel van een machtiging ex artikel 126dd verstrekt aan het onderhavige onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat vanwege de bevoegdheid van de officier van justitie krachtens artikel 126dd Sv en de machtiging ex artikel 126uba Sv van 1 april 2020 van de rechter-commissaris en het onderzoek aan de verstrekte gegevens conform de voorwaarden in die machtiging, de gevraagde informatie in de zaak van de verdachte niet van belang is voor een door de rechtbank in deze zaak te nemen eindbeslissing. Gelet op vorenstaande wijst de rechtbank het verzoek van de verdediging af.
Onderzoekwens 10: De verdediging heeft verzocht om een totaaloverzicht van de categorieën en zoekwoorden die gebruikt zijn om de Encrochatdata te onderzoeken. Voor zover dit verzoek ziet op meer gegevens dan verstrekt aan het onderzoek TOL 84, wijst de rechtbank dit verzoek af, nu niet is gebleken wat het belang van de verdediging is in relatie tot de vragen die de rechtbank dient te beantwoorden. Voor zover dit verzoek ziet op de zoektermen gebruikt in relatie tot het onderzoek TOL 84 verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal “PV verstrekking politiegegevens art. 9 Wpg” (pg. 172). Hierin is gerelateerd dat de gegevens verkregen in onderzoek 26Lemont en verstrekt aan het Team Ondermijning Limburg van de Eenheid Limburg onder andere zijn onderzocht op termen die verband houden met de productie van synthetische drugs. De rechtbank is van oordeel dat hiermee de onderzoekwens van de verdediging genoegzaam is beantwoord. De rechtbank wijst de onderzoekwens dan ook af.
Onderzoekwensen 11 en 12: Deze wensen zien op de ontwikkeling en betrouwbaarheid van de interceptietool en daarmee deels op de betrouwbaarheid van de, in het buitenland verkregen, onderzoeksresultaten. Hoewel uit onderzoek inmiddels is gebleken dat die resultaten niet 100% volledig en soms inaccuraat zijn voor wat betreft de vraag of de berichten verzonden dan wel ontvangen zijn, ziet de rechtbank vooralsnog geen concrete aanwijzingen die nopen tot het horen van verbalisanten over de ontwikkeling van de interceptietool. Voor wat betreft de informatie over de keuring van de interceptietool merkt de rechtbank op dat dit een Franse aangelegenheid is alvorens de interceptietool te gebruiken, dat die interceptietool vervolgens met instemming van de Franse rechter is ingezet en dat er daarom op grond van het interstatelijke vertrouwensbeginsel geen ruimte is voor toetsing door de rechtbank. De rechtbank gaat ervan uit dat dit door de Franse autoriteiten is beoordeeld. Bovendien heeft de verdediging ook niet onderbouwd of er iets in technische zin niet deugt aan de interceptietool, of waarom er aan de verkregen en in dit onderzoek gebruikte resultaten verkregen met die interceptietool gebreken kleven die aan de betrouwbaarheid van de verkregen gegevens afbreuk doen.
Daarbij komt ook nog dat de verdediging de volledige datasets ten aanzien van de verdachte heeft of zal ontvangen, waarmee zij de betrouwbaarheid daarvan zelf vooralsnog voldoende kan onderzoeken. De rechtbank wijst aldus deze wensen af.
Onderzoekwensen 13 en 15: De verdediging heeft verzocht om voeging van diverse stukken waaruit de grondslag zou blijken van het onderzoek aan data en delen daarvan vanuit het onderzoek 26Lemont aan de onderzoeksteams TOL 81 en TOL 84. De officier van justitie heeft toegezegd het dossier aan te vullen met de betreffende stukken, dan wel aanvullende processen-verbaal daaromtrent. Daarmee acht de rechtbank aan deze voldoende tegemoet gekomen.
De rechtbank heeft overigens geconstateerd dat die stukken inmiddels toegevoegd zijn aan het dossier, te weten de hiervoor onder 10a, 10b en 10c genoemde stukken.
Onderzoekwens 14 en 16: Met de officier van justitie in deze zaak, is de rechtbank van oordeel dat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom het in het licht van de in deze zaak te beantwoorden vragen van belang is om te weten wat de betrokkenheid van de officieren van justitie [nummer 1] en [nummer 2] bij het onderzoek 26Lemont was en waarop hun bevoegdheden gebaseerd zijn om onderzoeksresultaten te delen. De rechtbank wijst deze wensen dus af.
Onderzoekwens 17: De verdediging wenst de betrouwbaarheid van de koppeling tussen twee accounts en communicatie te onderzoeken omdat zij wil kunnen vaststellen dat deze accounts telkens door een en dezelfde persoon zijn gebruikt. De rechtbank merkt in dit kader op dat voorshands van een mogelijke roulatie in het gebruik van accounts, zoals door de verdediging is gesuggereerd, geen aanwijzingen zijn, te meer daar verdachten daar zelf niet over verklaren. Of deze koppeling een terechte koppeling is zal de rechtbank ten tijde van de inhoudelijke behandeling beoordelen. De rechtbank wijst deze onderzoekswens af.
Onderzoekwens 18: Voorts wenst de verdediging in algemene zin een counterpart message analysis met betrekking tot deze accounts: zijn de berichten die door de verzender zijn verstuurd ook door de beoogd ontvanger ontvangen? De verdediging heeft niet aan de hand van het procesdossier onderbouwd op grond waarvan zij daaraan twijfelt. Vanwege dit gebrek aan onderbouwing wijst de rechtbank deze onderzoekwens af.
Onderzoekwensen SkyECC (1-27) [6]
De onderzoekwensen 1, 18, 19 en 20 zijn bij nadere schriftelijke reactie ingetrokken.
Onderzoekwens 2: Overeenkomstig onderzoekwens 1 inzake Encrochat wijst de rechtbank deze wens af.
Onderzoekwens 3: Overeenkomstig onderzoek 2 inzake Encrochat wijst de rechtbank deze wens toe en zal zij de officier van justitie opdracht geven om binnen twee maanden na heden de JIT-overeenkomst inzake het onderzoek SkyECC toe te voegen aan het dossier.
Onderzoekwens 4: De verdediging wenst geïnformeerd te worden over de verkrijging, opslag en gebruik van gegevens afkomstig van de Franse autoriteiten voorafgaand aan de oprichting van het JIT. Onder verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel zoals hiervoor weergegeven, wijst de rechtbank dit verzoek af.
Onderzoekwens 5: De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd op welke wijze de verdediging belang heeft bij een antwoord op de vraag waarom het onderzoek Werl in plaats van het onderzoek Yucca in het JIT is ingebracht. De rechtbank wijst dit verzoek af.
Onderzoekwens 6: Het kunnen toetsen van de stelling dat SkyECC zich voornamelijk richt op de criminele markt, door inzicht te verkrijgen in de website van SkyECC, ziet op de verdenking richting het bedrijf SkyECC en de daaraan gelieerde personen; niet op de gebruikers. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd welk belang deze individuele verdachte hierbij heeft in het licht van de te beantwoorden vragen in deze zaak. De rechtbank wijst dit af.
Onderzoekwens 7: De rechtbank ziet evenmin het belang van deze individuele verdachte bij informatie over het onderzoek waaruit blijkt dat Ennetcom, PGPSafe en Ironchat nagenoeg geen legitieme gebruikers kent. Die bedrijven spelen immers geen rol in het onderzoek TOL 84. Voor wat betreft Encrochat zijn dat gegevens die wellicht de onderzoeken tegen Encrochat en de daaraan gelieerde personen regarderen, maar niet de onderzoeken jegens de gebruikers daarvan. Verdere informatie dienaangaande is dan ook niet van belang voor enige te nemen beslissing. De rechtbank wijst deze onderzoekwens dan ook af.
Onderzoekwens 8: De rechtbank vermag niet in te zien in hoeverre het horen van de bestuurders van SkyECC relevant kan zijn voor enige in deze zaak te beantwoorden vraag. De rechtbank wijst dit dan ook af.
Onderzoekwens 9: Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank bij onderzoekwens 6 heeft overwogen, wijst zij dit verzoek eveneens af.
Onderzoekwens 10: Zoals blijkt uit de reactie van de officier van justitie en de machtiging van de rechter-commissaris, heeft de rechter-commissaris het zwart gelakte deel van de aanvraag gezien en blijkt het uitsluitend te gaan om technische aspecten. [7] Daarmee ziet de rechtbank geen belang meer voor deze verdachte bij deze wens en wijst zij deze af.
Onderzoekwens 11, 12 en 13: [8] De rechtbank kan op basis van de gegeven onderbouwing niet herleiden wat het belang van de beantwoording van de opgeworpen vragen zou kunnen zijn in deze zaak. De rechtbank wijst deze onderzoekwensen dan ook af.
Onderzoekwens 14: Onder verwijzing naar hetgeen de Hoge Raad over de toepassing van artikel 126dd Sv heeft overwogen, alsmede de reactie van de officier van justitie in deze zaak waaruit blijkt hoe de SkyECC-data in het onderzoek Argus zijn gekomen, ziet de rechtbank geen belang meer voor deze verdachte. De rechtbank wijst dit verzoek dus af.
Onderzoekwens 15: Overeenkomstig onderzoekwens 9 inzake Encrochat wijst de rechtbank deze wens af.
Onderzoekwens 16 en 17: Overeenkomstig onderzoekwensen 11 en 12 inzake Encrochat wijst de rechtbank deze wens af.
Onderzoekwens 21: Deze wensen zien op de betrouwbaarheid van de, in het buitenland verkregen, SkyECC-data. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht, vooralsnog geen concrete aanwijzingen die nopen tot nadere informatie hieromtrent. De rechtbank wijst zulks dus af.
Onderzoekwens 22: Overeenkomstig onderzoekwens 17 inzake Encrochat wijst de rechtbank deze wens af.
Onderzoekwens 23: Overeenkomstig onderzoekwens 18 inzake Encrochat wijst de rechtbank deze wens af.
Onderzoekwens 24: De verdediging wenst de beschikking te krijgen over de toestemming van de rechter-commissaris voor het doorzoeken van de SkyECC-data ten behoeve van het onderzoek TOL 84. Aan deze wens is voldaan nu de officier van justitie de navolgende stukken heeft overgelegd:
  • een (ongedateerd) verzoek aanvullende toestemming onderzoek Argus (metadata), verzonden op 25 februari 2021;
  • de bijbehorende toestemming van de rechter-commissaris van dezelfde datum;
  • een (eveneens ongedateerd) verzoek uitbreiding aanvullende toestemming onderzoek Argus, verzonden op 4 mei 2021;
  • de bijbehorende toestemming van de rechter-commissaris van dezelfde datum.
Onderzoekwens 25: De rechtbank ziet niet in welk belang de verdediging heeft bij beantwoording van de vragen over de reikwijdte van de toestemming die de rechter-commissaris voor wat betreft onderzoekteams. De rechtbank wijst dit verzoek af.
Onderzoekwens 26: Datzelfde geldt voor de informatie die de verdediging wenst over de samenstelling/verhouding van de verschillende onderzoekteams Argus. Ook dit verzoek wijst de rechtbank af.
Onderzoekwens 27: De verdediging verzoekt om verstrekking van
allevorderingen en [provider] aangaande APN-data. De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd welk belang deze individuele verdachte, in het onderzoek TOL 84, heeft bij de verstrekking van al die vorderingen en daaraan ten grondslag liggende stukken. De rechtbank wijst dit verzoek af.
Onderzoekwensen Anom (1-4)
De verdediging heeft, bij de stand van zaken destijds, vier onderzoekwensen ingediend aangaande Anom, betrekkende hebbende op al dan niet verleende machtigingen, afgegeven bevelen, de (toen nog) vermeende JIT-overeenkomst en rechtshulpverzoeken.
Nadien heeft de officier van justitie meerdere documenten toegevoegd aan het dossier, waaronder de brieven van het Landelijk Parket van 11 juni 2021 en 18 februari 2022, alsmede het internationaal rechtshulpverzoek van 3 juni 2021 en de uitvoeringsstukken van de Verenigde Staten van 7 juli 2021. Voorts heeft de officier van justitie in een schriftelijke reactie nadere uitleg gegeven en nog een document gevoegd, te weten:
- een brief van het Landelijk Parket d.d. 1 december 2022 betreffende (bijgevoegd) een van de autoriteiten van de Verenigde Staten ontvangen brief van 27 mei 2022.
De rechtbank gaat er vanuit dat hiermee voldoende tegemoet is gekomen aan de wensen van de verdediging.
Aanvullende onderzoekwensen Encrochat (1e schriftelijke termijn)
De verdediging heeft de officier van justitie in deze zaak verzocht verantwoordelijkheid af te leggen door het beantwoorden van diverse vragen. In de schriftelijke reactie in eerste termijn heeft de officier van justitie deze vragen beantwoord, waarmee tegemoet is gekomen aan deze wens van de verdediging.
Aanvullende onderzoekwensen Anom (1e schriftelijke termijn)
In vijf onderdelen, al dan niet voorzien van meerdere subvragen, heeft de verdediging
vragen gesteld aan de officier van justitieover de samenwerking van Nederland met andere landen/instellingen, een gemeenschappelijk onderzoeksteam (JIT), de betrokkenheid van Nederland daarin, eventueel onderzoek van het OM naar de rechtstatelijkheid van het door de Verenigde Staten uitgevoerde onderzoek, eventuele kennisgeving ex art. 5.4.18 Sv, eventuele geheimhouding van stukken en de juridische grondslag voor het bewaren en gebruiken van de Anom-data.
Inmiddels is, uit de reactie in eerste termijn van de officier van justitie (pg. 43 en verder) alsmede de tussentijds gevoegde stukken aangaande Anom, bekend dat geen sprake is geweest van een JIT en dat de door de Verenigde Staten verkregen onderzoeksresultaten spontaan zijn gedeeld met Nederland. In dat licht bezien heeft een deel van de vragen van de verdediging betrekking op (mogelijk onderzoek naar) de rechtmatigheid van de interceptie van de communicatie en de verkrijging daarvan. Daarover komt de rechtbank geen oordeel toe onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat naar het oordeel van de rechtbank ook onverminderd geldt en van toepassing is in de verhouding Nederland en de Verenigde Staten. De Verenigde Staten zijn weliswaar niet toegetreden tot het EVRM maar wel verdragspartij bij het IVBPR. Het vertrouwen komt verder onder andere tot uitdrukking in verdragen tussen Nederland en de Verenigde Staten (bijvoorbeeld het Verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken) en bilaterale verdragen tussen de EU en de Verenigde Staten op het gebied van rechtshulp. In elk geval acht de rechtbank de beantwoording van die vragen door de officier van justitie afdoende.
Voor zover het subsidiaire verzoek tot het
horen van de zaaksofficieren in het onderzoek 26Eaglesnog bespreking behoeft, merkt de rechtbank op dat haar onvoldoende het belang is gebleken wat deze individuele verdachte daarbij heeft in het licht van de in het onderzoek TOL 84 te beantwoorden vragen. De rechtbank wijst daarmee ook het subsidiaire verzoek af.
Voorts heeft de verdediging
verzocht om toevoeging van diverse stukkenaan het dossier, te weten het proces-verbaal van de DLIO, alle EOB’s en rechtshulpverzoeken in dit kader, een eventuele JIT-overeenkomst, eventuele beoordeling en toestemming om onderzoek te mogen doen aan de Anom-data, een eventuele aanvraag vanuit het onderzoek TOL 84 voor die data en de beslissing om die data vanuit het onderzoek 26Eagles te delen met het onderzoek TOL 84.
Laatstgenoemde is inmiddels toegevoegd aan het dossier en behoeft daarmee geen bespreking meer. Ook het verzoek om de JIT-overeenkomst behoeft geen bespreking meer, nu inmiddels is gebleken dat die niet bestaat. Voorts is het een en ander afdoende toegelicht door de officier van justitie of vanwege het OM. Tot slot ziet de rechtbank, mede indachtig de juridische kaders omtrent vormverzuimen, onvoldoende onderbouwing van enig belang van deze verdachte in het onderzoek TOL 84 tot voeging van de overige stukken.
Tot slot heeft de verdediging verzocht om toevoeging aan het dossier van de
rechterlijke machtiging (en onderliggende stukken) die is afgegeven in het derde land, waarin de Anom-servers stonden, tot de interceptie. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor al is opgemerkt over de toepasselijkheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wijst de rechtbank dit verzoek af.
Aanvullende onderzoekwensen Encrochat (2e schriftelijke termijn)
De verdediging heeft verzocht om de rechter-commissaris mr. J.J.J. Schols als (rechtmatigheids)getuige te horen, dan wel om een aanvullend proces-verbaal van hem ter beantwoorden van diverse vragen.
De rechtbank ziet in de toelichting van de verdediging onvoldoende welk belang, in het licht van de in deze zaak TOL 84 te beantwoorden vragen, deze verdachte heeft bij beantwoording van die vragen. De rechtbank wijst dus, zowel het primaire als subsidiaire verzoek af.
Aanvullende onderzoekwensen SkyECC (2e schriftelijke termijn)
De verdediging heeft verzocht om toevoeging aan het dossier van het proces-verbaal van verdenking tegen het bedrijf SkyECC.
De rechtbank ziet ook hier in de toelichting van de verdediging onvoldoende welk belang, in het licht van de in deze zaak TOL 84 te beantwoorden vragen, deze verdachte heeft bij voeging van dat proces-verbaal. De rechtbank wijst het verzoek dus af.
Aanvullende onderzoekwensen Anom (2e schriftelijke termijn)
De verdediging heeft verzocht om niet te beslissen voorafgaand aan de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad. Hoewel de rechtbank dit niet voornemens was, heeft deze beslissing op de door de verdediging verzochte onderzoekswensen lange tijd op zich laten wachten, waardoor deze toch is genomen na het arrest van de Hoge Raad. De rechtbank ziet overigens geen reden om de verdediging alsnog een nadere termijn te geven teneinde de gevolgen van het arrest voor de onderzoekwensen te beargumenteren. De rechtbank acht zich, gelet op hetgeen hiervoor al is overwogen, voldoende ingelicht.
De rechtbank overweegt (en realiseert zich) dienaangaande bovendien dat de Hoge Raad in het arrest van 13 juni 2023 enkel ingaat op het verkrijgen, opslaan en delen van informatie uit de Encrochat en SKY-ECC informatie verkregen van de server in Roubaix in een JIT-verband, maar zich niet uitspreekt (en ook niet kon uitspreken) over de verkrijging, opslaan en spontaan delen van de informatie (buiten een JIT-verband) uit de door de Verenigde Staten in ANOM verkregen informatie. Naar het oordeel van de rechtbank is – zoals eerder al vermeld – het interstatelijke vertrouwensbeginsel onverminderd van toepassing op de verhouding Verenigde Staten en Nederland, waardoor wordt uitgegaan van de rechtmatigheid van de verkrijging van bewijsmateriaal. Dit lijdt alleen uitzondering als de betreffende staat – de Verenigde Staten – onherroepelijk is komen vast te staan dat het onderzoek niet in overeenstemming met de geldende rechtsregels is gebeurd. Dat daarvoor sprake zou zijn is niet gebleken. De rechtbank neemt verder tot uitgangspunt dat he onderzoek in de Verenigde Saten zo is uitgevoerd dat de resultaten betrouwbaar zijn en ziet ook geen aanwijzingen voor het tegendeel.
Voorts heeft de verdediging de rechtbank verzocht om
prejudiciële vragenaan de Hoge Raad te stellen in verband met Anom. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank zich op grond van het dossier, de informatie ontvangen vanwege het OM en het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2023 voldoende voorgelicht en ziet zij geen aanleiding om alsnog (aanvullende) prejudiciële vragen te stellen. De rechtbank wijst dit verzoek dus af.
Verzoeken om het horen van getuigen
De verdediging (mr. Van Stratum) heeft voorts verzocht om het horen van de navolgende getuigen.
[medeverdachte 1] ;
[medeverdachte 2] ;
[medeverdachte 6] ;
[medeverdachte 3] ;
[naam 3] ;
[naam 4] ;
[naam 5] ;
[naam 1] ;
[naam 6] ;
[naam 7] ;
[medeverdachte 5] ;
[naam 8] ;
[naam 9] ;
de aan de TCI-pv’s ten grondslag liggende informanten (gelet op art. 344a lid 3 Sv);
[naam 10] .
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de TCI-informant af. Dergelijke anonieme informatie is op grond van art. 344a Sv in beginsel niet bruikbaar als bewijs en de rechtbank is van oordeel dat op dit moment het belang van effectieve opsporing, zwaarder weegt dan het belang bij het horen van deze getuige.
De rechtbank wijst ook het verzoek tot het horen van de overige personen af. Hoewel deels medeverdachten en personen die in het dossier voorkomen, hebben ze geen – de verdachte belastende – verklaring afgelegd en acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom het desondanks in het belang van de verdediging is deze personen als getuige te horen.
Completering
De rechtbank heeft in de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 6] (03.269773.21) het verzoek tot het horen van [naam 11] als getuige toegewezen en de zaak daartoe verwezen naar de rechter-commissaris. In het kader van de proceseconomie acht de rechtbank het aangewezen dat de inhoudelijke behandeling van de (mede-)verdachten in de zaak TOL 84 gelijktijdig plaats zal vinden.

6.De (tussen)beslissing

De rechtbank:
- geeft opdracht aan de officier van justitie om binnen twee maanden na heden aan het dossier toe te voegen:
de
JIT-overeenkomst aangaande het onderzoek Encrochat, met dien verstande dat (persoons)gegevens in deze overeenkomst die in verband met opsporings- en/of veiligheidsbelangen in het kader van enig (ander) strafrechtelijk onderzoek dan wel enig staatsgeheim niet kunnen worden bekendgemaakt, onleesbaar dienen te worden gemaakt;
de
JIT-overeenkomst aangaande het onderzoek SkyECC, met dien verstande dat (persoons)gegevens in deze overeenkomst die in verband met opsporings- en/of veiligheidsbelangen in het kader van enig (ander) strafrechtelijk onderzoek dan wel enig staatsgeheim niet kunnen worden bekendgemaakt, onleesbaar dienen te worden gemaakt;
- wijst de overige onderzoekwensen, voor zover daaraan vanwege het OM nog niet voldoende aan is tegemoet gekomen, af;
- beveelt de
oproeping van de verdachtetegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat en verstaat dat de
raadsliedenafschrift van de oproeping van de verdachte zal ontvangen.
Deze tussenbeslissing is op 16 augustus 2023 genomen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. L. Feuth, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.A.G. Corten, griffier, en schriftelijke verstrekt aan de officier van justitie en de verdediging.
Buiten staat
Mr. H.E.G Peters en mr. L. Feuth zijn niet in de gelegenheid deze tussenbeslissing mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De aanvankelijk onderzoekwensen
EncroChat
De verdediging wenst te worden geïnformeerd over de vraag of er een of meerdere kennisgevingen door de Franse autoriteiten zijn verstuurd over de interceptie van de EncroChatdata en zo ja, dan wenst de verdediging dat die kennisgevingen aan het dossier worden toegevoegd. Voorts wenst de verdediging te worden geïnformeerd of op enigerlei wijze op de kennisgeving is gereageerd en zo ja, dan wordt verzocht die reactie aan het dossier toe te voegen.
Verzocht wordt om toevoeging aan het dossier van de JIT-overeenkomst, in verband met de interceptie van de EncroChatdata.
Verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal waarin wordt toegelicht waarom het bewaren en gebruiken van alle metadata en communicatie van alle gebruikers van EncroChat over de betreffende periode, strikt noodzakelijk was voor het onderzoek naar het bedrijf EncroChat en de daaraan gelieerde personen.
Verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal waarin wordt gerelateerd, waarom het na het verkrijgen van de images van de server van EncroChat, met daarmee de informatie als genoemd in de tabel hierboven, noodzakelijk was voor het onderzoek naar het bedrijf EncroChat en de daaraan gelieerde personen, om alle communicatie van alle gebruikers te onderscheppen.
Verzocht wordt om inzage in de serverdata zoals deze in voornoemde tabel is opgenomen.
Verzocht wordt om inzage in de dossiers betreffende de informatie-inwinningstrajecten naar resellers, zoals deze direct voor de inzet van de interceptietool bestonden.
Verzocht wordt om inzage in de dossiers betreffende de informatie-inwinningstrajecten naar resellers, zoals deze direct voor de inzet van de interceptietool bestonden.
Verzocht wordt om een proces-verbaal waaruit blijkt hoeveel resellers, in Nederland actief, zijn afgeleid uit de images van de server, als benoemd in bovenstaande tabel.
Verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal, waarin wordt uiteengezet hoe de Wpg is toegepast op het bewaren en gebruiken van de EncroChatdata, meer specifiek de artikelen 3, 4, 4a, 4c, 6, 9 en/of 10, 13, 31d, 33b, 35 t/m 35d.
Verzocht wordt om een totaal overzicht van de categorieën en de daarbij behorende zoekwoorden, die zijn gebruikt om de EncroChatdata te onderzoeken.
Verzocht wordt om verbalisanten van het Team High Tech Crime te horen, die hebben deelgenomen aan het JIT, over de ontwikkeling van de gebruikte interceptietool.
Verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal over de vraag of er een voorafgaande keuring van de interceptietool is geweest en zo ja, wat de resultaten zijn geweest, in verband met de eisen als genoemd in de artikelen 10 t/m 14 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering.
Verzocht wordt om de voeging van de navolgende stukken:
  • Verzoek in 26lemont aan de rechter-commissaris, om onderzoek te doen aan alle data van het ‘ [accountnaam] ’-account, als ook het verzoek dat tot de bevoegdheid heeft geleid, al die data te delen met het onderzoek Tol81, vergezeld van alle daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • De beslissing van de rechter-commissaris op dit verzoek.
14. Verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal waarin is opgenomen wat de grondslag is voor de bevoegdheid van officier van justitie [nummer 2] , om informatie uit onderzoek Lemont met andere onderzoeken te delen.
14. Verzocht wordt om toevoeging aan het dossier van de navolgende stukken:
  • Verzoek in 26Lemont aan de rechter-commissaris, om onderzoek te doen aan alle data die later is gevoegd aan Tol84, als ook het verzoek dat tot de bevoegdheid heeft geleid, al die data te delen met het onderzoek Tol84, vergezeld van alle daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • De beslissing van de rechter-commissaris op dit verzoek.
16. Verzocht wordt dan ook om een aanvullend PV, waarin wordt beschreven of [nummer 1] één van de zaaksofficieren van justitie in onderzoek Lemont is en zo nee, waar de bevoegdheid dan vandaan komt om te besluiten informatie uit dat onderzoek te delen met andere onderzoeken.
16. Verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal waarin wordt gerelateerd over de vraag of de communicatie in het dossier, dat wordt gerelateerd aan de accounts [e-mailadres 2] en [e-mailadres 3] , daaraan wordt gerelateerd omdat de communicatie in de data reeds aan het account was gekoppeld, of dat die koppeling plaatsvindt aan de hand van een IMEI-nummer, waarvan wordt vermoed dat het wordt gebruikt door het betreffende account. Daarbij wordt verzocht ook te relateren over het aantal IMEI-nummers die aan voornoemd account worden gerelateerd en welke perioden dit betreft.
16. verzocht wordt om een deskundigenonderzoek waarin een ‘counterpart message analysis’ wordt verricht over de communicatie die zou zijn gevoerd door [e-mailadres 2] en [e-mailadres 3] en in onderhavig dossier is gevoegd.
SkyECC
Verzocht wordt te worden geïnformeerd over welke soort data (waarbij ook wordt gevraagd naar de onderscheidenlijke metadata) in welke periode(n) door de Franse autoriteiten is onderschept en of dit afkomstig van de server(s) of de telefoons?
de verdediging wenst te worden geïnformeerd over de vraag of er een of meerdere kennisgevingen door de Franse autoriteiten zijn verstuurd over de interceptie en zo ja, dan wenst de verdediging dat die kennisgevingen aan het dossier worden toegevoegd. Voorts wenst de verdediging te worden geïnformeerd of op enigerlei wijze op de kennisgeving is gereageerd en zo ja, dan wordt verzocht die reactie aan het dossier toe te voegen.
Verzocht wordt dan ook om toevoeging aan het dossier van de JIT-overeenkomst, in verband met de Skydata.
Gelet op het voorgaande wenst de verdediging te worden geïnformeerd over het navolgende:
Wat was de grondslag voor, en de doelstelling van het bewaren en gebruiken van de Skydata die op grond van art. 26 van het Cybercrimeverdrag van de Franse autoriteiten is verkregen, voorafgaand aan de oprichting van het JIT?
Wat was de grondslag voor, en de doelstelling van het bewaren en gebruiken van de Skydata die op grond van art. 26 van het Cybercrimeverdrag van de Franse autoriteiten is verkregen, voorafgaand aan de oprichting van het JIT, en de Skydata die binnen het JIT is verkregen?
Was het voor de doelstellingen in antwoord op vragen 1 en 2 noodzakelijk om de inhoudelijke communicatie te verkrijgen en zo ja, waar bestond die noodzaak uit? a. Waarom volstond de verkregen metadata niet?
5. Verzocht wordt om te worden geïnformeerd over de reden dat niet met het onderzoek Yucca, maar met het onderzoek Werl aan het JIT is deelgenomen.
6. De verdediging wenst de juistheid te kunnen toetsen van de stelling dat Sky ECC zich voornamelijk richt op de criminele markt, waardoor wordt verzocht om een bestand of proces-verbaal waarin de website van Sky ECC (zowel de website www.skyecc.com als www.skyecconline.com) volledig inzichtelijk is.
7. De verdediging wenst te worden geïnformeerd over het onderzoek waaruit blijkt dat Ennetcom, PGPSafe, Ironchat en EncroChat nagenoeg geen legitieme gebruikers kent.
8. Verzocht wordt om als getuigen te mogen horen, de bestuurders van het bedrijf Sky ECC, die verdachte zijn in het onderzoek Werl, waarvan naam, geboortedatum en de vaste woon- of verblijfplaats bij justitie bekend wordt verondersteld.
9. aldus wordt verzocht om een aanvullend proces-verbaal, waarin wordt gerelateerd wat de verhouding is tussen het aantal Sky-gebruikers in Nederland en het aantal Sky-gebruikers waarop zicht was in verband met strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit, in de periode rond het schrijven van het begeleidend schrijven bij de vordering machtiging, d.d. 11 december 2020.
10. Aldus wordt verzocht om het zwart gelakte deel op pagina 3 van het proces-verbaal aanvraag vordering opnemen telecommunicatie en medewerking ontsleutelen van gegevens leesbaar te maken, althans te informeren over de reden waarom dit niet mogelijk is en alsnog zoveel mogelijk inzicht te geven in de informatie die de betreffende metadata geeft.
11. Verzocht wordt om een proces-verbaal waarin uiteen wordt gezet dat is gewaarborgd dat aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan, op het moment dat de onderhavige vordering is gedaan.
12. aldus wordt verzocht om een proces-verbaal waarin wordt gerelateerd aan wie een vordering tot medewerking aan het ontsleutelen van Sky ECC-data is gericht.
13. Verzocht wordt om een proces-verbaal waarin wordt gerelateerd aan wie een vordering tot medewerking aan het ontsleutelen van Sky ECC-data is gericht.
14. Verzocht wordt om toevoeging aan het dossier van de beslissing op basis waarvan de Skydata vanuit Werl is gedeeld met het onderzoek Argus.
15. aldus wordt verzocht om een aanvullend proces-verbaal, waarin wordt uiteengezet hoe de Wpg is toegepast op het bewaren en gebruiken van de Skydata, meer specifiek de artikelen 3, 4, 4a, 4c, 6, 9 en/of 10, 13, 31d, 33b, 35 t/m 35d.
16. een aanvullend proces-verbaal over de keuring van het technisch hulpmiddel dat is ingezet voor de verkrijging van de Skydata van de servers in Frankrijk, in de periode van medio juni 2019 tot 15 februari 2021, waarbij de verdediging wenst te worden geïnformeerd over de gegevens, als benoemd in de artikelen 10 t/m 14 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering.
17. verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal over de keuring van het technisch hulpmiddel dat is ingezet voor de verkrijging van de Skydata van de toestellen, in de periode vanaf 15 februari 2021, tot het einde van de interceptie, waarbij de verdediging wenst te worden geïnformeerd over de gegevens als benoemd in de artikelen 10 t/m 14 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering.
18.
Deskundigenonderzoek waarbij de ontvangen Skydata wordt vergeleken met data die is verkregen uit gekraakte Skytoestellen.
19.
Deskundigenonderzoek naar de wijze waarop de data wordt opgeslagen, de wijze waarop de integriteit daarbij is gewaarborgd en de toegankelijkheid van de data.
20.
Verzocht wordt aldus om een proces-verbaal waaruit blijkt dat na ontvangst van de data in Nederland, de hashwaarden over de data zijn berekend en vergeleken met de hashwaarden van de data zoals deze in Frankrijk waren, waarbij de verdediging wenst te worden geïnformeerd over de frequentie en de omvang van de databestanden waarover de hashwaarden zijn berekend en of dit uiteindelijk heeft plaatsgevonden over alle data en of er hierin afwijkingen zijn geconstateerd en zo ja, welke afwijkingen dit zijn.
21. de verdediging wenst te worden geïnformeerd of er in het onderzoek Werl of Argus bevindingen zijn gedaan die erop wijzen dat de data die van de Fransen is ontvangen, niet juist kunnen zijn. Daarbij wenst de verdediging te worden geïnformeerd over de aard van de onjuistheid en – als bekend – de oorzaak daarvan. Als er dergelijke onjuistheden zijn, wenst de verdediging ook te worden geïnformeerd over de vraag of die onjuistheid aanleiding heeft gegeven voor onderzoek naar het vaker voorkomen van die onjuistheden en wat hiervan dan het resultaat is.
22. Verzocht wordt om een aanvullend proces-verbaal waarin wordt gerelateerd over de vraag of de communicatie in het dossier, dat wordt gerelateerd aan de accounts [account 1] en [account 2] , daaraan wordt gerelateerd omdat de communicatie in de data reeds aan het account was gekoppeld, of dat die koppeling plaatsvindt aan de hand van een IMEI-nummer, waarvan wordt vermoed dat het wordt gebruikt door het betreffende account. Daarbij wordt verzocht ook te relateren over het aantal IMEI-nummers die aan voornoemd account worden gerelateerd en welke perioden dit betreft.
23. verzocht wordt om een deskundigenonderzoek waarin een ‘counterpart message analysis’ wordt verricht over de communicatie die zou zijn gevoerd door [account 1] en [account 2] en in onderhavig dossier is gevoegd.
24. Gelet op het voorgaande, wenst de verdediging de navolgende stukken aan het dossier toegevoegd te zien:
25. Het verzoek aan de rechter-commissaris door het onderzoeksteam van Tol84, om onderzoek te mogen doen aan de SkyECC-data; (i.) de stukken die ten grondslag liggen aan dat verzoek; (1.) voor zover het niet uit het dossier blijkt: hoe men in onderzoek Tol84 aan die stukken is gekomen;
26. De reactie van de rechter-commissaris op dat verzoek;
27. Daarbij wenst de verdediging bij aanvullend proces-verbaal te worden geïnformeerd over de vraag of de rechter-commissaris slechts toestemming geeft aan het onderzoeksteam van het onderzoek Argus om onderzoek te doen aan de SkyECC-data, of dat ieder onderzoeksteam van iedere eenheid dit kan doen?
28. Ook wenst de verdediging te worden geïnformeerd over de vraag of binnen het onderzoeksteam van het onderzoek Argus alleen de Eenheid Amsterdam zit, of dat dit ook andere eenheden zijn. In het geval van het laatste, wenst de verdediging concreet te vernemen welke eenheden binnen dit onderzoek werkzaam zijn, hoeveel personen er zijn geautoriseerd voor onderzoek in die data en hoe dit zich verhoudt met de doelstelling van het onderzoek Argus.
29. Gelet op het voorgaande wordt verzocht om alle vorderingen aan [provider] voor het verstrekken van gegevens van telefoontoestellen die verbinding hebben gemaakt met de APN’s van Sky ECC, alsmede de stukken die daaraan ten grondslag liggen, waarbij van belang is dat deze stukken inzicht geven in de periode waarover de data is gevorderd, als ook welke data het exact betreft.
Anom
1. Deze informatie maakt dat in ieder geval de navolgende stukken als processtukken dienen te worden beschouwd, en wordt verzocht deze te voegen:
a. De vordering machtiging die in het onderzoek 26Eagles is gedaan; (i.) de daaraan ten grondslag liggende stukken;
b. De 126dd-toestemming.
2. Verzocht wordt om toevoeging aan het dossier van de JIT-overeenkomst, betreffende de samenwerking die heeft geleid tot de onderschepping van de ANOM-data.
3. (SUBSIDIAIR) Indien voorgaand verzoek niet wordt toegewezen, wordt verzocht om een aanvullend proces-verbaal, waarin wordt gerelateerd wat de samenstelling van het JIT is; of hiermee een overeenkomst is gesloten met de VS, ten behoeve van de samenwerking; wat de grondslag is van die overeenkomst; wat het doel van het JIT was; wat de bestaansperiode van het JIT is; wat de opsporingsbevoegdheden zijn die Nederlandse autoriteiten binnen of buiten Nederland hebben verricht; of en zo ja, welke buitenlandse opsporingsambtenaren in Nederland opsporingsbevoegdheden hebben ingezet en of hier rechtshulpverzoeken en/of kennisgevingen aan de Nederlandse autoriteiten voor zijn verricht.
4. Als er rechtshulpverzoeken en/of kennisgevingen zijn gericht aan de Nederlandse autoriteiten, stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze redelijkerwijs van belang zijn voor enige ter terechtzitting te nemen beslissing, waardoor deze als processtukken dienen te worden aangemerkt en aan het dossier moeten worden toegevoegd. Ook enige beslissing op (een) rechtsulpverzoek(en) en/of kennisgeving(en) dienen als zodanig te worden aangemerkt, waardoor ook wordt verzocht deze aan het dossier toe te voegen.
BIJLAGE II: De aanvullende onderzoekwensen (1e termijn)
Encrochat
Door het OM is een vordering ex art. 126uba Sv ingediend, waarna een machtiging op basis van die wet is verkregen. De verdediging betwist de juistheid van art. 126uba Sv als wettelijke grondslag voor de afgifte van een machtiging als hier aan de orde, maar stel dat dit wel juist zou zijn; dan doet de vraag zich op waarom een titel V bevoegdheid kon worden gevorderd, terwijl er sprake was van een titel IVa-onderzoek? Waarom heeft men geen 126nba- machtiging gevorderd? Dat betreft immers dezelfde bevoegdheid binnen een titel IVa- onderzoek. Als de processen-verbaal worden beschouwd die bij de vordering van de machtiging aan de RC zijn overlegd, als ook het begeleidend schrijven van het OM bij die vordering, wordt daarin zonder uitzondering het beeld geschetst dat het onderzoek Lemont een titel V-onderzoek is. Waarom is dat gedaan? Wist de rechter-commissaris dat het onderzoek Lemont eigenlijk een titel IVa-onderzoek was en zo ja, hoe wist hij dat dan?
De beantwoording van de vragen is relevant voor de vraag of de rechter-commissaris juist is ingelicht, of dat dit al dan niet doelbewust niet is gedaan, waarbij het dan relevant is waarom dat niet is gebeurd en hoe de rechter-commissaris op de vordering zou hebben geoordeeld als hij wel juist zou zijn geïnformeerd.
De verdediging verzoekt in dit verband niet zo zeer een aanvullend proces-verbaal. De zaaksofficier van justitie wordt allereerst verzocht verantwoording op dit punt af te leggen.
SkyECC
Waar het de verkrijging, het bewaren en gebruiken van de SkyECC-data betreft, is er wel de nodige nieuwe informatie verschaft, waarop de ingediende onderzoekswensen niet waren gebaseerd. Die aanvullende informatie maakt dat het eerste verzoek dat in dat schrijven in verband met Sky ECC werd gedaan, komt te vervallen. Ook de verzoeken 18-20 komen te vervallen. In de overige verzoeken wordt gepersisteerd. De aanvullende informatie, leidt de verdediging thans niet tot nieuwe verzoeken.
Anom
De vragen die de verdediging beantwoord wenst te zien, zijn de navolgende:
1. Heeft Nederland op enigerlei wijze samengewerkt met de VS en/of EU-lidstaten of - organen, in Operation Trojan Shield / Operation Greenlight, ten behoeve van het verkrijgen c.q. onderscheppen, bewaren en/of analyseren van de ANOM-data?
a. Wat hield die samenwerking in?
b. Vanaf wanneer vond die samenwerking plaats?
c. Hoe is die samenwerking ontstaan?
d. Wat was de juridische basis van die samenwerking?
e. Is er sprake geweest van een JIT?
i. Wat was de doelstelling van dit JIT?
ii. Welke landen namen aan dit JIT deel?
iii. Was het ‘derde land’ ook deelnemer van het JIT?; (1.) waarom mag niet bekend worden welk land het ‘derde land’ is?; (a.) is dit door een rechter beoordeeld?; (i.) Uit welk land en wat is de grondslag van zijn/haar conclusie?
iv. Wat is het derde land?
v. Is er een rechter of onafhankelijke autoriteit betrokken in het JIT, ter beoordeling van de rechtmatigheid van de operatie in het geheel, of onderdelen daarvan? (1.) Wat voor rechter en/of onafhankelijke autoriteit was dit, waar zag zijn beoordeling op, welke informatie was hem/haar verschaft ten behoeve van die beoordeling en wat was zijn beoordeling?
f. Wat hield de betrokkenheid van de Nederlandse autoriteiten binnen de samenwerking in?
i. Is een Nederlandse rechter betrokken ten behoeve van de uitvoering van enige handeling door de Nederlandse autoriteiten, binnen het verband van het JIT?; (1.) Hoe, volgens welke grondslag, voor welke handeling(en) en wat hield zijn beoordeling in?
ii. Is de Centrale Toetsingscommissie van het college van PG verzocht om een beoordeling van de operatie Trojan Shield / Greenlight in het geheel en/of de rol van de Nederlandse autoriteiten in dit geheel?; (1.) Wat hield in hun beoordeling in, wat was hun oordeel en zijn er beperkingen en/of voorwaarden gesteld?
2. Heeft het Nederlandse OM, al dan niet in het kader van de hierboven besproken samenwerking, op enigerlei wijze de rechtsstatelijkheid van operatie Trojan Shield / Greenlight onderzocht, of zich vergewist van onderzoek hiernaar door één of meer andere landen binnen deze operatie?
a. Wat waren de bevindingen in dit verband?
3. Hebben de autoriteiten van het land waarin de onderschepte data van ANOM- toestellen in Nederland werd verzameld een formele kennisgeving ex. art. 5.4.18 Sv aan de Nederlandse autoriteiten gelaten?
a. Zo nee, is hier in de eventuele, hiervoor besproken, samenwerking aandacht voor geweest?; (i.) Wat hield dat in?
b. Zo ja, wat is er met die kennisgeving gebeurd, door wie is deze beoordeeld en wat hield de beoordeling in?
4. Bestaan er binnen het Nederlandse OM afspraken over het geheimhouden van stukken c.q. informatie over het verkrijgen, het bewaren en/of gebruiken van de ANOM-data en/of de samenwerking die in dit verband heeft plaatsgevonden?
a. Zo ja, wat is de grondslag van dat geheimhouden?; (i.) Is dit door een rechter beoordeeld?
5. Wat is de juridische grondslag voor het bewaren en gebruiken van de ANOM-data?
a. Worden er kaders toegepast voor het gebruik van die data, zoals dat bijvoorbeeld ook gebeurt bij EncroChat en Sky ECO?
b. Wat is de juridische grondslag van die kaders?
c. Wat houden die kaders exact in?
d. Vindt er onafhankelijk toezicht op de toepassing van die kaders plaats?
e. Hoe verhouden die kaders, hun grondslag en de toepassing ervan zich met de Unierechtelijke kaders, als hiervoor besproken?
f. Hoe hebben die kaders geleid tot de verstrekking van de ANOM-data in onderhavig dossier?
Voorwaardelijk verzoek: als de zaaksofficier van justitie geen verantwoording kan afleggen over de vragen als hiervoor geformuleerd, wordt verzocht de officieren van justitie [naam 12] , [naam 13] en/of [naam 14] (degene met de langste betrokkenheid binnen Eagles) als getuige te mogen horen.
Tot slot geldt dat de nodige processtukken nog in het dossier ontbreken. Verzocht wordt om toevoeging aan het dossier van de navolgende stukken:
Het proces-verbaal van de DLIO, d.d. 26 maart 2021, dat de grondslag heeft geboden voor de brief vanuit onderzoek Eagles, d.d. 11 juni 2021, en aanleiding was voor de start van het onderzoek Eagles;
Alle EOB’s c.q. rechtshulpverzoeken verzonden door het Nederlandse OM of gericht aan het Nederlandse autoriteiten, in verband met de verkrijging, het bewaren en/of het gebruiken van de ANOM-data;
Een eventuele JIT-overeenkomst;
Een eventuele beoordeling van een verzoek om onderzoek te mogen doen in de ANOM-data binnen het onderzoek Eagles, dat heeft geleid tot de data die uiteindelijk is gevoegd in het onderzoek Tol84;
Een eventuele aanvraag vanuit het onderzoek Tol84 aan het onderzoek Eagles, om ANOM-data;
De beslissing, alsmede diens onderbouwing, om data vanuit het onderzoek Eagles te delen met het onderzoek Tol84.
Tot slot: Verzocht wordt om aan het dossier toe te voegen, de rechterlijke machtiging die is afgegeven in het derde land, waarin de ANOM-servers stonden, om alle data van toestellen van gebruikers, waaronder die in Nederland, te intercepteren, als ook de vorderingen hiertoe en hun onderbouwing.
BIJLAGE III: De aanvullende onderzoekwensen (2e termijn)
Encrochat
Verzocht wordt (primair) om de rechter-commissaris mr. J.J.J. Schols als (rechtmatigheids)getuige te horen, dan wel (subsidiair) om een aanvullend proces-verbaal ter beantwoorden van diverse vragen.
SkyECC
Verzocht wordt om toevoeging aan het dossier van het proces-verbaal van verdenking tegen het bedrijf SkyECC.
Anom
Verzocht wordt om niet te beslissen op de verzoeken, voorafgaand aan de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad. Afhankelijk van de beantwoording, zou de verdediging daarbij ook nog een termijn wensen om de gevolgen van de beantwoording voor de beoordeling van de verzoeken te beargumenteren.
Verzocht wordt om
prejudiciële vragente stellen aan de Hoge Raad, in verband met ANOM, in aanvulling op de vragen die door de rechtbank Noord-Nederland zijn geformuleerd.
De verdediging heeft daarbij de navolgende vragen voor ogen:
In aanvulling op de tweede vraag van de Rechtbank Noord-Nederland:
- Geldt het interstatelijke vertrouwensbeginsel (onverkort) als, zoals in de zaak TOL84, de gebruikers van de telecommunicatiedienst waarvan de gegevens worden onderschept zich (steeds) op Nederlands grondgebied bevinden, terwijl de interceptie en/of het veiligstellen van gegevens in/vanuit een andere onbekende EU-lidstaat plaatsvindt, deze lidstaat de data verstrekt aan de Verenigde Staten, die de data analyseert en vervolgens stuurt naar de Nederlandse autoriteiten?
o Maakt het voor de beantwoording van deze vraag uit of de Amerikaanse autoriteiten bij dit handelen al dan niet de grondrechten in hun constitutie in acht hebben genomen?
o Maakt het voor de beantwoording van deze vraag uit of de interceptie heeft plaatsgevonden binnen de werkingssfeer van het Unierecht, maar hiermee in strijd lijkt te zijn, waaronder in strijd met het Handvest?
 Hoe ver reikt de onderzoeksplicht van de rechter om onderzoek te doen naar de conformiteit met het Unierecht?
 Hoe ver reikt de informatieverplichting van het OM om inzicht te geven in de conformiteit met het Unierecht?
In aanvulling op de vierde vraag (als er een machtiging van de Nederlandse rechter is vereist voor de interceptie van telecomgegevens van gebruikers die zich op Nederlands grondgebied bevinden, wanneer die interceptie in/vanuit het buitenland plaatsvindt, kan dan artikel 126uba, 126nba Sv of enig ander wetsartikel als grondslag vooreen dergelijke machtiging dienen?):
  • Is hiervoor van belang dat de telecommunicatiedienst waarvan de telecomgegevens worden geïntercepteerd, heimelijk door buitenlandse autoriteiten is ontwikkeld met het doel de telecomgegevens, de metadata en de GPS-locaties in real time te onderscheppen?
  • Hoe verhoudt deze modus operandi zich met de artikelen 8 en 6 EVRM, alsmede artikel 7, 8, 11,47 en 48, jo, 52, lid 1 van het Handvest?

Voetnoten

1.vgl. HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.19 en 6.23.1-6.23.4.
2.Kamerstukken 2001/02, 28351, nr. 3, p. 8.
3.vgl. HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.2.2.
4.Artikel 15 lid 1 van de Richtlijn 2002/58 en punt 11 van de preambule.
5.Onderzoekwensen 6 en 7 zijn kennelijk abusievelijk dubbel opgenomen in het overzicht van de raadsman, want identiek. Teneinde de nummering juist te laten lopen, heeft de rechtbank dit overgenomen.
6.De onderzoekwensen 1, 18, 19 en 20 zijn bij nadere schriftelijke reactie ingetrokken. Die blijven aldus buiten beschouwing.
7.De machtiging ex art. 149b Sv van 6 januari 2022, alsmede het proces-verbaal aanvraag daartoe zijn opgenomen in de verzameling documenten getiteld “aanvullingen op procesdossier” (pg. 63-70).
8.Onderzoekwensen 12 en 13 zijn kennelijk abusievelijk dubbel opgenomen in het overzicht van de raadsman, want identiek. Teneinde de nummering juist te laten lopen, heeft de rechtbank dit overgenomen.